Gerrit Kouwenaar, A. den Doolaard en H. Marsman in ‘Over het beklimmmen van de Parnassus’. Jeanette E. Koch besteedt aandacht aan de beschrijving van het Zuiden in Couperus' Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan, en relateert deze aan andere romans over Italië in de negentiende en twintigste eeuw.
In Maatstaf (1996, 1) vraagt Gert Jan de Vries zich af hoe de populariteit van Jean Pierre Rawies poëzie te verklaren is (‘Lazarus in de canon’). Hans Olink draagt aan Maatstaf (1996, 2) bij met een biografisch essay over Theun de Vries en zijn Oost-Duitse vrienden.
In het electronisch tijdschrift voor de neerlandistiek, Neder-L (1996, 3), kondigt Mare van Oostendorp aan in de volgende nummers actuele overzichten te publiceren van electronische publikaties op het gebied van de neerlandistiek. Voorts in dit nummer een essay van Willem Kuiper over intertextualiteit in de Walewein, geschreven n.a.v. Bart Besamusca, Walewein, Moriaen en de ridder metter mouwen. Men abonneert zich (gratis) op Neder-L door mail te sturen naar listserv@nic.surfnet.nl met als boodschap SUB NEDER-L. Er is een www-toegang tot het archief van Neder-L: http://www.nic.surfnet.nl/nlmenu/tijdschriften/tijdschriften.html
Neerlandica extra muros (1996, 1) bevat o.m. een artikel van Frida Balk (‘De column en de columnist van Nederlandse bodem’) en een recensie van Musschoots opstellenbundel Op voet van gelijkheid (door Johan Snapper).
In De Negentiende Eeuw (1996, 1) staat het thema ‘de wereld van het boek in de negentiende eeuw’ centraal. Ludo Simons schrijft in ‘Sire, les Flamands se contentent de peu’ over uitgeven in Vlaanderen in de negentiende eeuw en in ‘Grote boeken voor de kleine man’ gaat Lisa Kuitert in op colportage in negentiende-eeuws Nederland.
In Ons Erfdeel (1996, 1) brengt Johan de Roey de romans van Paul Verhuyck in verband met de essays en wetenschappelijke publikaties van deze romanschrijver en mediëvist. Gillis Dorleijn schrijft in dit nummer over ‘het kleurloos classicisme’ van Jean Pierre Rawie. Afgezien van een evaluatieve conclusie bevat het artikel een antwoord op de vraag ‘hoe klassiek is Rawies poëzie’. A.L. Sötemann breekt in het tweede nummer van deze jaargang (1996, 2) een lans voor Jan van Nijlens poëzie (‘Dichters die nog maar namen lijken: Jan van Nijlen’) en Jane Fenoulhet bespreekt de nieuwe interesse voor de historische roman in het Nederlandse taalgebied (‘Het verleden in het heden’).
In Over Multatuli (35, 1995) gaat Dik van Meulen in enkele handschriften van Multatuli onder meer op zoek naar de werkwijze van de auteur. W. van den Berg vervolgt zijn documentaire bijdrage over ‘Multatuli en het rederijkersmilieu’ uit het vorige nummer. Daarnaast nam de redactie een weergave op van het vraaggesprek dat Olf Praamsma in maart 1995 naar aanleiding van de voltooiing van Multatuli's Volledige werken had met W.F. Hermans.
Hidde van der Veen interpreteert in Over Multatuli (36, 1996) het conflict tussen Douwes Dekker en Van Lennep rondom de uitgave van Max Havelaar