Nederlandse Taalkunde. Jaargang 1
(1996)– [tijdschrift] Nederlandse taalkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* Berbice Nederlands
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brieven, vrome brieven die door slaven werden geschreven in het Negerhollands en naar Denemarken (!) gestuurd, vermoedelijk teneinde geld los te peuteren.Ga naar voetnoot1 Naast overeenkomsten vertoont het Negerhollands sterke afwijkingen ten opzichte van het BD, zowel in taalkundig opzicht als qua ontstaansgeschiedenis. Reden te meer om in de toekomst beide talen te vergelijken en te zien in hoeverre ze wellicht juist overeenkomen op de kenmerken die typisch geacht worden voor creolentalen. Het BD is lexikaal grotendeels van het Nederlands, de superstraattaal afgeleid, met daarnaast een aanzienlijke lexikale bijdrage vanuit de Westafrikaanse substraattaal IjoGa naar voetnoot2 en incidentele bijdragen vanuit de Indiaanse taal Arawak en ontleningen uit het Engelse Guyana Creole English. Grammatikaal zijn maar weinig invloeden te merken van het Nederlands, maar des te meer van het Ijo, naast vele grammatikale kenmerken die typisch zijn voor creolentalen in het algemeen. Het is de grote verdienste van Silvia Kouwenberg dat zij, na nauwgezet veldwerk, erin is geslaagd het BD uitvoerig te documenteren en aldus voor het nageslacht vast te leggen. We vinden in dit boek (voortaan afgekort als GBDC), naast enkele foto's van de belangrijkste informanten, en een al te beknopte algemene inleiding, een inleiding tot de grammatika van het BD, gevolgd door 15 hoofdstukken over onderdelen van de BD grammatika. Dan volgen twee hoofdstukken met teksten en ‘basic vocabulary’ (gebaseerd op de bekende Swadesh-lijst van 200 maatgevende woorden). Dan een alfabetische woordenlijst van het gebruikte corpus (niet in de dissertatie opgenomen) en de bibliografie. Het is een prachtig en monumentaal werk, dat ongetwijfeld van blijvende waarde zal blijken te zijn. Niettemin is er plaats voor een aantal kritische, of althans relativerende, opmerkingen, zowel van algemene als van bijzondere aard. Allereerst wordt in het boek een uiteenzetting over de ontstaansgeschiedenis van het BD en de relatie tot de superstraattaal Nederlands en vooral de substraattaal Ijo node gemist. In de korte inleiding op de alfabetische woordenlijst, op blz. 549, wordt slechts melding gemaakt van het Ijo als een van de talen die tot het lexicon hebben bijgedragen, met een verwijzing naar het werk van Kay Williamson. Hoewel het, op grond van Williamson (1965), evident is dat een groot deel van het BD lexicon inderdaad uit het Ijo stamt, en volgens Kouwenberg nog specifieker het oostelijke Ijo, ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schaft zij geen enkel commentaar op dit opmerkelijke feit. Opmerkelijk omdat het zelden mogelijk blijkt een creolentaal zo eenduidig op één substraattaal terug te voeren. Dit is des te pijnlijker omdat de invloed van het (oostelijk) Ijo ook in de grammatika van het BD duidelijk is waar te nemen (we komen daar nog op terug), hetgeen een fataal argument is tegen de positie verdedigd in Bickerton (1981), die o.m. inhoudt dat grammatikale substraatinvloeden in creolentalen uitgesloten zijn. De auteur heeft daardoor een prachtige kans gemist om op relevante wijze in te spelen op een actuele discussie. Een tweede algemeen punt, minder bedoeld als kritiek dan als punt van discussie, betreft de afwezigheid van elke vorm van formele regel voor hetzij de syntaxis hetzij de morfologie. Alleen in de fonologie worden enkele, spaarzame, regels gegeven. Wel treffen we een aantal taxonomische overzichtsschema's aan, maar geen expliciete regels. In dit opzicht valt een vergelijking met bv. Williamson (1965) uit in het nadeel van GBDC: Williamson geeft een zeer uitvoerig en volledig expliciet regelsysteem voor de feiten van het Kolokuma Ijo dialekt dat zij beschrijft. Weliswaar zijn de daar gebruikte regelsystemen inmiddels sterk verouderd (ze weerspiegelen de nog naïeve vormen van TG die toentertijd gangbaar waren), maar ze stellen de lezer in elk geval in staat de grammatikale vormen van dit dialekt precies te reconstrueren en te controleren. Kouwenberg verklaart (blz. 16) zich te schikken naar het theoretische kader van de Government & Binding theorie, maar in de praktijk valt daar alleen wat van te merken bij de behandeling van sententiële complementatie (hfdst. 11), en dan nog hoofdzakelijk in de gebruikte terminologie. In feite is GBDC een zo goed als a-theoretisch werk, en in hoge mate taxonomisch. Dit is enigszins te begrijpen tegen de achtergrond van de GB-theorie, die niet direkt uitnodigt tot het formuleren van expliciete regels en eerder gericht is op het formuleren van abstracties en algemeenheden. En misschien is dit, in dit geval, ook wel een voordeel. Er is niets mis met goed taxonomisch werk, zeker wanneer dit zo uitvoerig en goed onderbouwd is als dat wat wordt geboden in GBDC. En de meer theoretisch ingestelde linguïsten behouden daarmee de kans hun eigen regelsystemen op het BD los te laten wanneer zij daartoe de neiging gevoelen. Wat verspeeld wordt is slechts de kans om door middel van gekozen konstrukties de geldigheid van bepaalde regels of analyses te testen (iets wat Kouwenberg toch ook wel een enkele keer doet, met name in het genoemde hfdst. 11), en verder ook de mogelijkheid om het BD typologisch te karakteriseren aan de hand van de erin geldende regels (bv.: is het BD een subject raising of een predicate raising taal?). Een derde algemeen punt, nu weer wel kritisch bedoeld, heeft betrekking op de wijze van presentatie van de geattesteerde voorbeeldzinnen. Deze worden gepresenteerd in veelal variërende spelling en met weglating van woordgrenzen wanneer er sprake is van (veel voorkomende) fonologische contractie.Ga naar voetnoot3 Dit is ongetwijfeld gedaan met de bedoeling de authenticiteit van het materiaal zo goed mogelijk te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarborgen. Hoe prijzenswaardig dit echter ook moge zijn, het leidt wel tot veelvuldige verwarring bij de lezer die de moeite neemt de betrokken zinnen nauwkeuriger te bestuderen. Ook maakt deze gewoonte het vaak lastig een bepaald woord in de alfabetische woordenlijst, achter in het boek, op te zoeken (een activiteit die bovendien wordt bemoeilijkt doordat de alfabetische volgorde in nogal wat gevallen niet strikt is aangehouden). In een boek dat zich aanbiedt als een grammatika van het BD zou een fonologisch en morfologisch geregulariseerde weergave zeker de voorkeur verdiend hebben. Een enkel voorbeeld. Op blz. 426 staat zin (11): somtiti da di wɛndɛsa mjato fɛltə, een voorbeeld van een causatieve konstruktie, met de glos ‘perhaps BE the wind=FOC make-PF=3sg “fell”-PF’, en de vertaling ‘perhaps the wind has made it fall’. De alfabetische woordenlijst bevat geen item fɛl-, wel een item falu ‘vallen’. Het is verwarrend voor de lezer niet te weten of hier sprake is van een eenvoudige verspreking van de informant dan wel of hier wellicht iets anders gaande is. De onverklaarde glos ‘fell’ (met aanhalingstekens) verklaart niets. Hier ware een normalisering van de tekst op z'n plaats geweest. Ronduit wonderlijk is Kouwenbergs bespreking van zin (110) op blz. 87: eni wangs di tok mutɛ, met de glos ‘3pl=KNOW where=FOC the child go-PF’, en de vertaling ‘they didn't know where the child had gone’. In deze zin staat geen negatie, en de vertaling zou derhalve dienen te luiden: ‘they knew where the child had gone’. Kouwenberg vertaalt echter ‘they didn't know where the child had gone’, en geeft daarbij het commentaar dat ‘the BD negator ka(nɛ) has been “omitted”.’ Het kan best zo geweest zijn dat in de feitelijke spreeksituatie de negatie is ‘weggelaten’, of niet overgekomen, maar in een beschrijving van een taal horen zulke verontreinigingen van het materiaal niet thuis. Dan is er de kwestie van de incompatibiliteit van de negatie met het perfectum-suffix. Op blz. 69 vermeldt de auteur het feit dat de negatie (het zinsfinale, aan het Ijo ontleende, ka of, voluit, kanɛ) zich niet verdraagt met het perfectum-suffix -tɛ dat, in beginsel, aan het hoofdwerkwoord wordt gehecht: de aanwezigheid van het een sluit die van het ander uit. Zij tracht dit verschijnsel alsvolgt te verklaren (GBDC:69): PF (d.w.z. perfectum - PAMS) cannot appear within the scope of negation. PF qualifies the event/process described as having been completed, whereas negation qualifies it as a non-event. Therefore, PF and negation are semantically incompatible. Dit snijdt natuurlijk geen hout. Immers, volgens deze redenering zou elke zinsnegatie over een zin die een feit weergeeft semantisch onmogelijk zijn.Ga naar voetnoot4 In het bijzonder zou een zin als (1) (=(86) op blz. 409) eveneens onmogelijk moeten zijn, wat hij kennelijk niet is: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze zin duidt fama (letterlijk ‘beëindigd’), het aan het Ijo ontleende BD equivalent van Sranan kba (< Portugees acabāo ‘beëindigd’), en het Guyanees-Creoolse don (< Engels done)Ga naar voetnoot5 ondubbelzinnig op het perfectieve karakter van het hoofdwerkwoord furkop ‘verkopen’. Men mag zelfs vermoeden dat deze zin zonder negatie het ook zonder fama zou kunnen stellen, en dat fama in (1) is toegevoegd om het perfectieve karakter van furkop te benadrukken zonder het hier niet toegestane suffix -tɛ te hoeven gebruiken:
De incompatibiliteit van de negatie met het perfectumsuffix -tɛ lijkt typisch een verschijnsel dat zou moeten volgen uit de regels voor de samenstelling van het auxiliaire systeem in het BD. Hier wreekt zich de boven gesignaleerde afwezigheid van expliciete regels. Niet vermeld wordt dat zich in het Ijo hetzelfde voordoet (Williamson 1965:74): ook daar sluiten de equivalenten van beide morfemen elkaar uit. Bovendien kent het Ijo ook (Williamson 1965:74) de optionele negatiesplitsing, met de betekenisnuance van ‘nog niet’,Ga naar voetnoot6 zoals die bv. blijkt uit (1), met noko (< Ned. nog) als neg1-element, en ka als neg2-element (ongeveer als het Franse ne...pas). Dit is des te relevanter omdat een dergelijke substraatontlening uit geen andere creolentaal bekend is. Zo goed als alle creolentalen plaatsen de negatie in beginsel voor de persoonsvorm van het werkwoord.Ga naar voetnoot7 Interessant in deze kontekst is ook het feit dat het perfectieve suffix -tɛ (lexikaal ontleend aan het Nederlandse verleden-tijd-suffix -te en wellicht versterkt door Ijo -dou) als suffix optreedt. In de meeste creolentalen wordt het perfectumelement uitgedrukt door middel van een preverbaal partikel of werkwoord. Een morfologisch suffix is een zeldzaamheid. De normale verleden tijd wordt in het BD wel door een preverbaal partikel (werkwoord) weergegeven: wa (< Ned. was):
De kombinatie van wa en -tɛ geeft normaal gesproken een plusquamperfectum: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na wa kan een modaal hulpwerkwoord komen, al dan niet gevolgd door het perfectum:
Een vergelijking met het Nederlands levert een interessant verschil op. Waar het Nederlands de verleden tijd uitdrukt door een suffix en het perfectum door een voltooid hulpwerkwoord (hebben of zijn), meestal met de voltooid-deelwoord-vorm voor het hoofdwerkwoord, is het in het BD precies andersom. Daar wordt de verleden tijd uitgedrukt door een hulpwerkwoord (wa), en het perfectum door een suffix (-tɛ). In het Ijo zijn zowel de verleden tijd als het perfectum suffixen aan de werkwoordstam. Een aantal verschijnselen in het BD, met name het achterop plaatsen van de negatie en de talrijke postposities, doen vermoeden dat het Ijo een SOV-taal is. Naast 9 preposities (blz. 193) geeft Kouwenberg ook 9 postposities (blz. 204): angga (algemeen locatief), atrɛ ‘achter’, ben ‘binnenin’, bofu ‘boven’, foro ‘voor’, kandi ‘bij’, ofru ‘over’, ondro ‘onder’, tosn ‘tussen’.Ga naar voetnoot8 Van deze is alleen angga van Ijo oorsprong; de andere zijn Nederlands. Postposities zijn, zoals bekend, een typisch kenmerk van SOV-talen. En inderdaad, uit Williamson (1965) blijkt overduidelijk de SOV-status van het Ijo. Kennelijk werkt dus het SOV-karakter van het Ijo nog door in het BD. Opnieuw jammer dat Kouwenberg dit relevante feit nergens vermeldt. Een vraag die bij elke creolist opkomt is of de taal in kwestie seriële werkwoordkonstrukties (SW's) heeft. Het antwoord is ja: BD kent een hele reeks typische SW's. Zonder zich overigens aan een definitie van het verschijnsel van seriële werkwoorden te wagen, wijdt Kouwenberg hoofdstuk 13 aan SW's, en laat zien dat verschillende van de bekende typen voorkomen. Er zijn zg. ‘zeg’-SW's (het werkwoord voor ‘zeggen’, BD bi(fi), gebruikt als voegwoord dat): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ongewoon is dat bi(fi) ook gebruikt wordt voor ‘omdat’:Ga naar voetnoot9
Er zijn ‘geef’-SW's (het werkwoord voor ‘geven’, BD pi, gebruikt voor de dativus). Het BD heeft de ‘ruime’ variant van ‘geef’-SW's: ze worden gebruikt zowel voor aan-bepalingen als voor voor-bepalingen. In de regel wordt het perfectum-suffix van het hoofdwerkwoord gekopieerd, zoals te zien valt in (8b):
Er zijn ‘neem’-SW's (het werkwoord voor ‘nemen, BD deki, gebruikt als hoofdwerkwoord, gevolgd door een serieel werkwoord). Ook hier wordt kopiëring van -tɛ aangetroffen, zoals in in (9b):
Dan zijn er de ‘beëindigd’-SW's, van het type besproken n.a.v. (1) en (2) boven:
‘Gaan’-SW's worden eveneens aangetroffen (met kopiëring van -tɛ):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte zijn er de resultatieve SW's:
Komparatief-SW's, van het type ‘Jan is groot overtreffen Piet’, komen in het BD klaarblijkelijk niet voor. Zoals gezegd waagt Kouwenberg zich niet aan een definitie van SW's. Dit is enerzijds misschien verstandig, daar de kwestie van de juiste definitie van SW's in de algemeen-taalkundige literatuur nog verre van opgelost is. Anderzijds echter leidt het tot ongewenste vaagheden en onzekerheden (waaraan overigens een aparte paragraaf (13.4) wordt gewijd) en, wat veel erger is, tot het uitblijven van intellectuele spanning. Het hoofdstuk dat hierop volgt, hfdst. 14, behandelt focus-konstrukties, eveneens een ‘hot item’ in de creolistiek. Evenals in de andere Caraïbische creolentalen, met name het Sranan, zijn deze konstrukties zeer frekwent in het BD. Ook deelt het BD met deze talen het verschijnsel van ‘predicate clefting’, zij het dat het BD, in tegenstelling tot de andere Caraïbische creolentalen, verschillende types van predicate clefting kent, zoals gedemonstreerd in de volgende voorbeelden:
In alle gevallen wordt het predikaat (werkwoord) herhaald, iets wat bij focus-clefting van niet-predikaten niet voorkomt. (13a) is een voorbeeld van gewone focus-clefting, met het focuspredikaat da (‘het is’) en het focuspartikel sa. Dit heeft parallellen in andere Caraïbische creolentalen, zoals het Sranan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een variant hierop, met weglating van da en sa, is (13b). (13c) en (13d) hebben een genominaliseerde infinitief, met het bepaalde dan wel onbepaalde lidwoord. In het eerste geval heeft zich de betekenis ‘zodra ...’ uitgekristalliseerd. In het tweede geval is gewoon sprake van nadruk op het predikaat.Ga naar voetnoot10 Een punt dat toch wel speciale vermelding verdient is het curieuze ontbreken van een behandeling van adjectivale predikaten. Zinnen als ‘de nacht was donker’ worden eenvoudig niet behandeld. Op blz. 118, midden in het hoofdstuk over copula-zinnen, lezen we: Although I believe that a class of adjectives exists in BD, and that these appear as adjectives in predicative position (see 8.2), I will not assume that there is a need to postulate an abstract copula without phonetic content. Therefore, adjectival predicates will not be discussed here. Dat is het dan. Ook par. 8.2 biedt geen soelaas. Het woord ‘therefore’ blijft onverklaard. Het citaat speelt in op het debat tussen Sebba en Seuren over adjectivale predikaten in het Sranan (Sebba 1986; Seuren 1986, 1987), waarbij Seuren de stelling verdedigt dat, in tegenstelling tot de gangbare opvatting, het Sranan geen adjectivale werkwoorden kent en wel degelijk echte adjectieven heeft in predikatieve positie, maar dat onder bepaalde kondities de copula de wordt gedeleerd (met parallellen in andere creolentalen). Kouwenberg heeft kennelijk kennis genomen van dit debat en geeft er de voorkeur aan geen partij te kiezen, of althans haar standpunt niet toe te lichten. Het behoeft nauwelijks betoog dat dit geen bevredigende uitweg is. Opnieuw merkt men met spijt een ontwijken van intellectuele spanning. In een boek van 700 bladzijden kan het niet anders of er zijn tal van detailpunten waarop kommentaar dan wel kritiek te leveren valt. We kunnen uiteraard niet meer dan een kleine selectie maken. Enkele van zulke punten volgen nu. Op blz. 86 wordt gesproken over bijzondere vormen van negatie: There are two kinds of negative verbs in BD: there is a negative existential/locative copula, and there are negative auxiliary verbs which refer to incapability/impossibility. The latter type is illustrated in (106), ... en vervolgens komt de auteur niet meer terug op de negatieve existentiële of locatieve werkwoorden. Pas op blz. 94 merkt de lezer aan voorbeelzin (144) dat er een negatief-existentiële werkwoordsvorm furda bestaat, die bij nader onderzoek in de woordenlijst (blz. 602) blijkt te bestaan uit het werkwoord furi ‘er niet zijn’ (ook voorkomend als fori) en een verder onverklaard ‘dummy complement da’. Het lijkt alsof op blz. 86 of daaromtrent een bespreking van het negatieve existentiële werkwoord furi (fori) is weggevallen. De alfabetische woordenlijst is niet geheel kompleet. Bij het lezen trof mij het ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
breken van de woorden wari ‘huis’, skrewn ‘gierig’ en spɛn ‘uitgeven (van geld’). Het mysterieuze fɛl (‘vallen’ of ‘vellen’) in zin (11) op blz. 426, is boven reeds vermeld. Tenslotte een enkele opmerking van etymologische aard. Achter elk woord in de alfabetische woordenlijst staat door middel van een of twee hoofdletters de vermoede taal van oorsprong van het betrokken woord aangegeven, waarbij echter het etymon niet wordt gespecificeerd. Zo dient de lezer zelf te achterhalen dat, bij voorbeeld, tafn ‘namiddag’ zal zijn afgeleid van ‘te avond’ of iets dergelijks, iets wat van de meeste Engelstalige lezers toch wel te veel gevraagd is. Zelfs voor Nederlandstaligen is het Nederlandse etymon soms duister. Welke vorm steekt er bij voorbeeld achter s̆urum ‘vuil’, of achter kras̆i ‘gezond’, of tun ‘veld’? Voor zowel Nederlandstalige als Engelstalige lezers geldt dat de Ijo etyma volledig duister zullen blijven. De woorden ten ‘steen’ en kreu ‘schreeuwen’ worden beschouwd als afgeleid van het Nederlands, ongetwijfeld van respectievelijk steen en schreeuwen. Maar waarom wordt dan het woord tarki ‘sterk’ beschouwd als afgeleid van het Ijo, terwijl Ned. sterk/ stark veel meer voor de hand ligt?Ga naar voetnoot11 Zo kunnen we nog wel een tijdje doorgaan, maar we moeten ons beperken. Het bovenstaande zal een indruk hebben verschaft van dit indrukwekkende boek, dat, ondanks zijn theoretische zwakheid, de lezer kennis doet maken met een fascinerend en uiterst zeldzaam specimen van taalkontakt en taalontwikkeling waarbij het Nederlands een centrale rol gespeeld heeft. De Berlijnse uitgever, Mouton de Gruyter, verdient een kompliment voor de grote zorg die aan deze fraaie uitgave is besteed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|