Nederlandse historische bronnen 10
(1992)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
ende grootste secretesse getracht te voldoen den last, die het Uwe Hoocheijt gelieft heeft, mij genadichlijck te geven; Uwe Hoocheijt versekerende dat ick daer inne gehandelt hebbe, siende alleenlijck op den dienst van Uwe Hoocheijt ende bij gevolch die van Uwe Hoocheijts stadtGa naar voetnoot41. Ick en twijffele niet off d'heer bailljouw CauwGa naar voetnoot42, sal Uwe Hoocheijt berichten in alle oprechticheijt, doch naer ick uijt sijn Edele hebbe verstaen, soo liepen sijne gedachten noch op eenige persoonen, die soo veel niet conde vertrouwt worden, als wel gewenst wierde. Ick moet oock bekennen dat de stoffe hier soo abondant niet en is, dat ick Uwe Hoocheijt soude connen voordragen personen die hooft voor hooft soodanige sijn souden, die Uwe Hoocheijts dienst naer mijn herten wensch souden betrachten; doch andere te nemen, voorgestelt uijt de gemeente, waere Uwe Hoocheijt wederom ondanck te procureren, die mijns oordeels, in dese conjuncture van tijt, allenthalven van Uwen Hoocheijt moet geschoven worden, op de schouders van die gene die Uwe Hoocheijt cracht ende vigeur heeft gelieven te geven, om selfs de saecken, al ist met ondanck, te connen stellen in soodanigen stant, dat Uwe Hoocheijt naermaels abondante stoffe hebbe van personen, gereet sijnde om haer leven te stellen voor den dienst van Uwe Hoocheijt. Ick soude (onder genadige correctie van Uwe Hoocheijt) oordelen, dat Uwe Hoocheijts stadt dit jaer wel soude wesen gedient, als Uwe Hoocheijt geliefde te eligeren d'heer Adriaen van HeckeGa naar voetnoot43 eerste, Johan GijselinghGa naar voetnoot44 tot tweede burgemeester. Tot schepenen mr. Jacob SchotGa naar voetnoot45, Nicolaes HonichGa naar voetnoot46, Jacob KienGa naar voetnoot47, Quirijn Willemss.Ga naar voetnoot48, Jacob SchoorGa naar voetnoot49, Cornelis LampsensGa naar voetnoot50, Joos de MoorGa naar voetnoot51, Joris BagnemanGa naar voetnoot52, en Anthonij CopalGa naar voetnoot53. Ick geloove dat bij den heer bailljouw Uwe Hoocheijt niet sullen worden gepresenteert mr. Jacob SchotGa naar voetnoot54, nochte Jacob Kien, door dien sij selfs beijde versoecken te mogen geworden gepreterieert, doch de | |
[pagina 52]
| |
personen die in hunne plaets Uwe Hoocheijt moeten worden voorgestelt, sijn van die slach niet, daer Uwe Hoocheijt soude vast op mogen gaen, sulx te sekerst sal sijn dese twee tot desen dienst te animeren, met belofte van hun het toecomende jaer te laeten rusten, als wanneer Uwe Hoocheijt meerder keur sal hebben; dit is Doorluchtige Furst, tgene Uwe Hoocheijt, volgens Uwe Hoocheijts goedertieren goetvinden hebbe connen seggen, Uwe Hoocheijt versekerende, hier in gegaen te hebben, siende alleen op den dienst van Uwe Hoocheijt, ende op den dienst van Uwe Hoocheijts stadt Vlissingen, die, gelijck die van der Vere, onder de hant van Uwe Hoocheijt gesteunt wordende, sal connen met meer vigeur uijtwercken den dienst van Uwe Hoocheijt ende consequentelijck van de provincie. Ick sal eijndigende Godt Almachtich bidden, dat het hem gelieve Uwe Hoocheijt te bewaren in langduijrige gesontheijt ende des selfs goede regeringe meer gewenste segen van den hemel becomen, ende in alle onderdanicheijt bidden dat Uwe Hoocheijt gelieve te gelooven dat ick waerlijck ben, ende altijts sal blijven, Doorluchtich Hoochgeboren Furst, Genadige Heere, Uwe Hoocheijts alderonderdanichste, oitmoedichste ende verplichtste dienaer Henrick Thibaut, 1649. |
|