Nederlandse historische bronnen 10
(1992)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd6
| |
[pagina 53]
| |
t'samen in ruste sijnde door de sorge van de magistraet, niet hadden begonnen te ontroeren tot nadeel van Uwe Hoocheijt ende de stadt de humeuren van de regeerders van de stadt, die waerlijck het geheele voorleden jaer niet hebben gedaen, als tgene Uwe Hoocheijt ende de provincie, mitsgaders de partije die het Uwe Hoocheijt gelieft heeft cracht te geven, nut ende oirbaer was. Het is seker dat het nootsakelijck is, dat Uwe Hoocheijt in de respective steden, ijemant van de regeerders het meeste credit ende macht toebrenge, om te connen versekert sijn, dat Uwe Hoocheijts loffelijcke maximes connen gesecondeert ende uijtgewrocht worden, twelck als warachtich geposeert sijnde, alles geconsidereert moet worden, off niet ten hoochsten dienstich is voor Uwe Hoocheijt dat het sulcke personen sijn, die geen support, cracht noch auctoriteijt en hebben, als die sij becoomen door Uwe Hoocheijts singuliere gunst ende faveur, ende die oock vast sijn aen soodanige persoonen, die beproefde dienaeren ende geaffectioneerde sijn van den dienst, ende credit van Uwe Hoocheijt. Binnen de stadt Tholen sijn nu in effecte twee personen, die soo verre considerabel sijn, dat het schijnt, dat Uwe Hoocheijt tussen die beijde sal dienen keuse te stellen: naementlijck den heer van Thienhoven met sijnen broeder ende den heer burgermeester VrijbergenGa naar voetnoot57. Ick sal (onder de genadige correctie van Uwe Hoocheijt ende alleene steunende opde goedertierene vrijheijt, die Uwe Hoocheijt gelieft heeft mij in dit werck te octroijeren) eenige weijnige redenen stellen waer door, soo ick geloove, Uwe Hoocheijt te sullen bewogen worden, den gemelten Vrijbergen Uwe Hoocheijts gunstich faveur te continueren. Voor eerst soo is seker dat den voorss. Vrijbergen ende alle de sijne geen support, geen macht, noch steunsel hebben, als op de gunst van Uwe Hoocheijt gebouwt; ten anderen is oock notoir dat sij sijn, ende haere beste vrunden, goede patriotten, vianden van papisten, van remonstranten, ende van die factieuse quanten, die ons lant ende mijn heere prince Maurits hooger ende saliger gedachtenisse, getroubleert ende te ondermijnen getracht hebben; ten derden is considerabel dat den voorss. Vrijbergen ende de sijne, voor haere diensten met weijnich te contenteren sijn, ende sulx Uwe Hoocheijt geimportuneertGa naar voetnoot58 wordende, deselve met cleenicheden sal connen contenteren; ten laesten (om Uwe Hoocheijt niet langh te importuneren) is considerabel, dat desen heer noijt ergens in getrampeert heeftGa naar voetnoot59, tgene ginck tegens den dienst ofte goetvinden van Uwe Hoocheijt ofte desselfs heeren predecesseurs. Aen d'ander sijde sal Uwe Hoocheijt sien, dat de heer van Thienhoven ende de | |
[pagina 54]
| |
sijnen steunen op haere extractieGa naar voetnoot60, machtige vrunden ende middelen, die sij onderwijlen al gebruijckt hebben om haere desseijnen voors te setten, meestendeel gestreckt hebbende om troublen te veroorsaecken, gelijck dan oock des selfs overleden vaderGa naar voetnoot61, welckers successeur desen heer is in charge, noijt als in krakeel ende onlust, ende wel meest met de representerende der Edele, geleeft heeft, meenende oock, ende imaginerende dese heeren haer selven, dat alle tgene hun soo van Uwe Hoocheijt als van de regieringe wort toegebracht maer en is tgene men aen haere extraxie schuldich is, ende derhalven noch altijts meer pretenderen connen. Ten anderen sijn sij vast geweest ende haere voorsaten, aen luijden die bittere, gespagjoliseerde papisten sijn geweest, aen welkers wille het niet ontbroken heeft, dat ons lant tot proije van de Spaengaerts geworden is, het maechschap verbint haer al noch aen sulcke; immers siet men deser heeren meest correspondentie met de heeren van der Goes, ende onder die met de heeren Van der Nisse, van welcke geen doen professie van de religieGa naar voetnoot62, als alleen die gecommitteert is ter vergaderinge van de heeren Staten-GeneraelGa naar voetnoot63, apparantelijck door dwangh van de gemaeckte instructie ofte per maxime d'estat, ende die in de vergaderinge van de Staten van Zeelant dapper Hollants sprekenGa naar voetnoot64. Ten derden can Uwe Hoocheijt oock sien, dat dese luijden niet licht te contenteren sijn, dewijle sij, niet tegenstaende den eenen Gecommitteerde Raet ende den anderen bailljouw is, echter om meer te obtineren de ruste getroubleert hebben in die stadt ende van nieuws getracht hebben Uwe Hoocheijt moeijte aldaer te veroorsaeken. Ten laesten is considerabel, dat deser heeren vader anno 1615 effen als de troublen ende facties sterck int groeijen waeren, met sijne vrinden, ende onder die oock de vader van Philibert van BorsselenGa naar voetnoot65, die sij nu neffens d'heer Vermuy- | |
[pagina 55]
| |
denGa naar voetnoot66 (tot des selfs grooste ombragie, soo door des selfs schrijven gesien hebbe) als borgermeester Uwe Hoocheijt voorstellen, getracht heeft mijne heere prince Maurits, Uwe Hoocheijts predecesseur uijt den stoel van de Edele te lichten, ende sijn selven daer inne te planten, ten minsten met den hooch gedachten prince dien staet te repartiëren, hebbende daer toe aen sijn sijde (requeste ten fijne voorss. aen de Staten van de provincie gepresenteert hebbende) gecregen de stadt Middelburg, Goes ende TholenGa naar voetnoot67; off nu dese heeren, tgene bij de vader niet is connen voltrocken worden, niet wederom in tijt ende wijlen souden trachten op de baen te brengen is onseker, immers weet ick, als voren aengeroert hebbe, dat sij van nu aen niemant soo carpesseren als de regenten van de stadt Goes, die haere regeringe op haer selven hebben, sonder dat Uwe Hoocheijt in de selve eenige dispositie heeft, ende derhalven alderlichts soude connen worden gebruijckt om haere desseinen te seconderen, gelijck dan deselve stadt, oock in die tijt haer vaders meeste steunsel is geweest, ende door des selfs secretaris mr. Boudewijn de WitteGa naar voetnoot68 den pentionaris BeaumontGa naar voetnoot69 ende den burgermeester VettGa naar voetnoot70 van Middelburg oock tot haer support getrocken is. Dese heeren hebben oock haer machtichste vrunden in Hollant, welcke provincie niet weijnich jalours sijnde, dat Uwe Hoocheijt in dese provincie alleene de Edele representeert, deselve vrunden altijts sal soecken te dienen van sulcke middelen, waer door dese heeren gesterckt, ende Uwe Hoocheijts recht verswackt soude worden, ten minsten om dese provincie (tot des selfs ondienst) oock in dat point met Hollant gelijck te stellen. Verscheijden andere redenenen sijnder, die ick | |
[pagina 56]
| |
soude connen voorstellen, indien ick niet en vreesde Uwe Hoocheijt noch langer te interpelleren, dienende om Uwe Hoocheijt te raden de heer Vrijbergen verre te prefereren in credijt boven den heer van Thienhoven; ick verclare voor Godt de Heere, dat het gene Uwe Hoocheijt in desen gesecht hebbe, niet hebbe gedaen door eenige passie tegens de voorss. heeren, maer omme te voldoen de begeerte van Uwe Hoocheijt. Ick meene dan (onder genadige correctie van Uwe Hoocheijt) soo om de voorss. redenen, als oock om de versekerheijt die ick hebbe, dat de voorss. Vrijbergen, (die mij soo vreemt is als de heere van Thienhoven) absolutelijck sal doen tgene sal strecken tot contentement van Uwe Hoocheijt en des selfs dienst, dat het best waere dat Uwe Hoocheijt geliefde te eligerenGa naar voetnoot71 tot burgermeester van buijten Johan Vermuyden; tot borgermeester van binnen doctor Adriaen BollGa naar voetnoot72; tot schepenen Voocht CornelissenGa naar voetnoot73, mr. Marinis van Vrijbergen, mr. Cornelis van VrijbergenGa naar voetnoot74, Jacques van der HeijdenGa naar voetnoot75, Willem van VrijbergenGa naar voetnoot76, Marinis van der VlietGa naar voetnoot77, Commer CornelissenGa naar voetnoot78, ende Pieter Manteau van DalemGa naar voetnoot79; de magistraet soo als voorss. is gestelt sijndeGa naar voetnoot80, can Uwe Hoocheijt versekert sijn van de selve stadt ende met eenen dat dese jonckers onmachtich sullen sijn ijets te machineren tot ondienst van Uwe Hoocheijt. Ick can Uwe Hoocheijt versekeren, dat geen dingh in de geheele werelt mij soude connen persuaderen, soo liberlijck mijne gedachten opt papier te stellen, doch den dienst ende de promotie van Uwe Hoocheijts respeckt, mij soo lieff sijnde als mijn eijgen welvaert ende leven, doet mij door alles breken, mij versekerende dat het gene ick doe tot beste van Uwe | |
[pagina 57]
| |
Hoocheijt mij noijt tot naerdeel sal connen strecken; ick sal onderdanichlijck bidden dat Uwe Hoocheijt gelieve te oversien dat ick Uwe Hoocheijt soo lange hebbe opgehouden, ick sal eijndigende Godt de Heere bidden dat het hem gelieve Uwers Hoocheijts persoon genadichlijck te bewaren ende den selven overstorten met allerleij segenen, ende laeten genieten een gewenste regeringe, blijvende mij opt demoedichste gerecommandeert hebbende in Uwe Hoocheijts genadige gunst, Doorluchtich Hoochgeboren Furst, Genadige Heer, Uwe Hoocheijts alderootmoedichste, dienstbereijste, verplichste dienaer, Henrick Thibaut, 1649. |
|