4
Thibaut aan Willem II
Middelburg, 25 februari 1649
Doorluchtich Hoochgeboren Furst, Genadige Heer, Tgeen ick in de werelt hoochts achte is in voorvallende saecken te mogen verstaen, de goede meeninge van Uwe Hoocheijt gelijck ick dan oock altijts gebeden hebbe door de minste letter Uwe Hoocheijts genadig intentie te mogen vernemen. Siende nu, dat het Uwe Hoocheijt genadichlijck gelieft heeft mij dese gunst te bethoonen door Uwe Hoocheijts missive van den 22 deser ongeluckiger maentGa naar voetnoot39, hebbe met correspondentie van den heer pentionaris Stavenisse de saecken daer henen gestiert, dat de nominatie van de militaire charges, van de plaetsen die eenigen tijt gevaceert hebben, ongetwijffelt sal worden gedaen, gelijck wij dan mede sullen besorgen dat volgens Uwe Hoocheijts genadich goetvinden, den vice-admirael Jan Evertsen sal werden genomineert, wenschende van gantscher herten om veel occasie te mogen hebben om mijner ijver tot Uwe Hoocheijts dienst te mogen thoonen.
Ick en can niet naerlaten selfs met tranen aen Uwe Hoocheijt te verclaren, mijne hertgrondige droeffheijt, over de moort aen Sijne Majesteijt van Engelant door sijne verduijvelde onderdanen begaen ende met eenen Godt Almachtich te bidden, dat het hem gelieve Uwe Hoocheijt dit hooggaende verlies met hondert duijsent andere segenen te recompenseren ende Uwe Hoocheijt te laeten sien een rechtveerdige straffe over dese barbaren, die van nu aen een vervloekinge sijn van alle ingesetene van onse provincie ende specialijck van onse stadtGa naar voetnoot40. Ick bidde Godt Almachtich uijt gront van mijn hert dat het hem gelieve Uwe Hoocheijt te sparen in een langduijrig prosperiteijt ende gesontheijt ende te segenen met een gesegende ende gewenste posteriteijt, ende blijve tot den laetsten oogenblick van mijn leven, Doorluchtich Hoochgeboren Furst, Genadig Heer, Uwe Hoocheijts onderdanichsten, oitmoedichsten ende verplichsten dienaer Henrick Thibaut, 1649.