Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd18 Aan Van Weede van DijkveldKeulen, 9 oktober 1671
Mijn Heer, Het becommert en bedroeft mij niet weijnig uijt U Wel Ed. missive van de 6. deses te vernemen de flauwicheijt ende laxharticheijt ende bovenal de verschillen tusschen en in de provintiën bij dese gevaarlike constitutie van tijden en saken, daar alles schijnt den Staat te dreijgen ende te gelijck met een ongelooflicke macht op den hals te sullen vallen ende waartoe de preparatiën alomme soodanich werden gemaakt in dese gewesten. En de omstandicheden van dien bij mij van post tot post door den heere griffier aan den Staat sijn verstendigt ende dat niet de minste opmerkinge bij deselve daarop wert genomen. Doch het schijnt dat Godt de Heere die om haar welverdienende sonden wil straffen ende haar sijn genade onttrecken. {Ick verwittige aan den heer griffier op hedenGa naar voetnoot162 wederom in continuatie als voren al hetgene mij daaromtrent van dach tot dach ontmoet en soude U Wel Ed. | |
[pagina 63]
| |
het dubbelt wel oversenden, maar nademaal de materie soo lange valt, is mij onmogelijck dat ick daar yder maal copyen van can laten maken. Twijfele echter niet, offschoon de inhout hier en daar secretesse vereijst, off mijne brieven sullen Haar Ed. Mo. toecomen}Ga naar voetnooth ende sal ick mij daarin gerust stellen, dat ick niet en onderlate alles wat mij bij dese gevaarlijcke tijden occurreert getrouwelijck over te schrijven, schoon het bij sommige weijnich {wert geapprehendeert}Ga naar voetnooti. Dat de saken jegens den 1/11. october zich wèl laten aansien is mij seer aangenaam, doch noch aangenamer sal mij wesen als die, tot hare perfectie gebracht sijnde, den bekenden heer en de sijne het gemene welwesen van ons l[ieve] vaderlant met meerder ijver sullen behartigen als het voor henen niet is geschiet. ‘Sapienti sat’Ga naar voetnoot163. Mijn confrater ende buyrmanGa naar voetnoot164 schrijft mij met de hedige postGa naar voetnoot165, dat Van Dinteren en Both wèl sullen wesen ende de heeren De Leeuw en de jonge Van SomereGa naar voetnoot166 daar toe veel hebben gecontribueert, de eerste van de twee laatste in consideratie van sijn ende mijn persoon. Het schrijven van de heeren van Renswoude, SchonauenGa naar voetnoot167 ende Wellant gaat soo breet niet, oock niet dat van de vrouw van Amerongen. Watter van sij is Godt bekent, in wiens protectie ick U Wel Ed. bevele - - - |
|