Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd14 Aan Van Reede van AmerongenUtrecht, 17 september 1671 rec.a, 23 september 1671
Hoogh Edele WelGeboren Heere, De heere DinterenGa naar voetnoot140, met dewelcke ick gisteren in presentie van den heere Nellesteijn hebbe gesproocken, verclaerde rond uijt sich niet te connen voegen tot den bekenden voorslagh, ten waere aan den domheer BotGa naar voetnoot141 van nu af de nominatieGa naar voetnoot142 wierde verseeckert ende aen den heer Van | |
[pagina 54]
| |
BeeckGa naar voetnoot143 een commissie in de financieGa naar voetnoot144 voor drie jaeren, 't sij van wegen de vroetschap, 't sij van wegen de heeren geëligeerden gegeven, sonder te willen luijsteren naer het temperament van de twee pointen tot nae den october uijt te stellen ende ondertusschen sigh vergenoeght te houden met de beloften van den heere Nellesteijn van in 't een nogh in 't ander yet te sullen doen buijten sijne communicatie. Maer nu, sedert vernomen hebbende hoe weijnigh aparentie Van Beeck heeft om sijn ooghmerck te connen erlangen, schijnt van dat point te sullen afwijcken, mits dat het andere point niet alleen bij de heer Nellesteijn ende sijn vrienden, maer oock bij alle de verdere correspondenten ende speciaelijck bij NijpoortGa naar voetnoot145 ende de sijnen in de beste forme worde belooft. Ende geeft voor dat U H. Ed. G. door de heer Bot hem sout hebben doen weten dat hij daerop moste staen ende dat sulx wel soude werden ingevolght. Ende ick sie daerin seer groote swaericheijd, want als de heer Nellesteijn, die seer difficyl is, tot soodanige verclaringe al soude connen worden geïnduceert, soo sullen naer alle aparentie eenige andere ende vooral de NijpoordsGa naar voetnoot146 niet sijn te bewegen. Daerom soude de heere Nellesteijn geerne sien dat U H. Ed. conde goetvinden aen d'heer Bot te raden, dat bij provisie tot na den october contentement name met die generale betuijginge ende verseeckeringe van de heer Nellesteijn van ontrent de suppletie van ons lith niets te sullen doen buijten de correspondentie ende overlegh met de vrienden, omdat in allen gevalle sijn conditie alsdan beter sal sijn als deselve nu is, dewijl meer van hem als van de jegenwoordige heer burgemeester sal hebben te wachten. Ondertusschen sal ick evenwel arbeijden om, is het mogelick, [het] daertoe te brengen dat Nellesteijn ende eenige anderen sigh specifiquelijck in faveur van Bot obligeren ende dat Van Dinter sigh daermede vernoegen [soude] zonder die belofte juijst van allen te willen hebben, want mijns bedinckens soude dat niet willen gelucken, maer licht occasie geven tot verwijderinge sodat het gantse concept quam te erselen off verdwijnen, want de menschen sijn altemet wonderlijck. Waermede, U H. Ed. in de bewaring Godes bevelende, sal blijven - - - | |
[pagina 55]
| |
[P.S.] Ick hebbe noch geen occasie gehadt om met ymant aengaende het beramen van een logementGa naar voetnoot147 te spreecken.
Utrecht, met grote haest, desen 17/7. september 1671. |
|