Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd12 Aan Van Weede van DijkveldMunster, 17 augustus 1671
Mijn Heer, Mijnen laatsten aan U Wel Ed. is geweest van den 10. deser, bij dewelke ick hem toenmaals het gepasseerde tusschen de heere prince Willem van Furstenbergh en mij hebbe verhaalt. Hoochgemelte vorst heeft voorleden donderdach mij wederom d'eere van een lange visite gegeven ende met vele sinceratiën gepersisteert bij 't geene ick voorhenen hebbe geschreven, te weten van de goede genegentheijt die de heer Churfurst, sijn meester, heeft om sich met de stadt te vergelijcken. Hij seijde mij dat BamphieldGa naar voetnoot118 wederom naar Coln was vertrocken, dan, dat hij van het nader secours aan die stat, uijt Neerlant gesonden, noch niet hadde vernomen. En dunkt mij (onder correctie, vermits de genegentheijt van hoochgemelte heere Churfurst, ende dat dese gehelen Westphaalschen Creits geresolveert heeft hunne mediatie tot nederlegginge der differenten aan te bieden, derwaarts derselver gecommitteerden binnen weijnige dagen staan te vertrecken), soo Haar Ho. Mo. de bevredinge tusschen de Churfurst en de stat Coln desidereren, het nodigh ware dat sij hunne vredelievende gedachten den hoochgemelten heer Churfurst en den Creits participeerden, gelijck ick voorhenen hebbe geschreven. De verseijde bijeencompste van den opgemelten Creits sal sich dese weeck separeren, hebbende op deselve niet anders besloten als hetgene voor desen hebbe vermelt. De jalousie tusschen de drie geligueerde Churfursten en Fursten neemt meer en meer toe en heeft de bisschop van Munster aan de Churfurst van Brandenburgh in de Creitsconferentie, soo men afgeeft, gants niet voldaan. Waarom ick meijne, soo men maar de minste genegentheijt wegens den Staat betoonde omme met Sijn Churf.e D.t van Brandenburgh in een nader verstant te willen comen, dat men het bewuste tractaat van den 7. april lestledenGa naar voetnoot119, waarin Lunenburgh mede is, die Haar Ho. Mo. nu soo hoochlijck chocqueert, soude | |
[pagina 49]
| |
connen overhoop werpen. Ick hebbe dat al voorhenen mede aan den griffier en den raatpensionaris geschreven, als oock wat mij van den Chursaxischen ministers is voorgecomen, dan, crijge geen antwoort. De heere PelnitsGa naar voetnoot120 is voorleden woensdach hier gepasseert en heeft mij geseijt dat tot diverse malen met den heer raatpensionaris hadde gesproken en dat hem die hadde voorgeslagen een ligue met den keijser, Haar Hoochmo., Brandenburgsche en andere vorsten van 't rijck tot defensie van elcander, in cas Vrancrijck yets soude willen ondernemen. Dan, dat men vooraf geen staat moste maken dat Haar Hoochmo. den Churfurst of yemant van de incomende Fursten souden willen subveniëren met enige subsidiën tot onderhout van hunne troupen, vóór en aleer men effective in oorloch quam, van welk verstant ick oock ben. Ende conde ick dit seggen van hem, heer Pelnitz, maar voor waarheit aannemen ende dat ick hier oock onder enige ministers van diergelijcke inclinatie van den Staat mochte spreken, imagineer ick mij vastelijck, dat men daar voordeel bij soude doen, in allen gevalle tegengaan sinistre en verkeerde impressiën die men van den Staat alomme geeft, alsof sij alle de omleggende princen van 't Duijtsche rijck verachteden, daar ter contrarie de Fransche een yder van deselve caresseert. Gelijck Verjus geduyrende sijn aanwesen alhier de bisschop van Munster, de vorsten van B[ronswijck] en L[unenburgh] sampt en sonders van tijt tot tijt gaat visiteren en op eergisteren wederom na den hertogh van Hanover is vertrocken, die sich neffens sijn heer broeder, den bisschop van Osnabrugge, tot HervordenGa naar voetnoot121, 3 uijren van dese plaats bij de princes van BohemenGa naar voetnoot122 bevint, neffens de heeren HamersteijnGa naar voetnoot123 ende De GrootGa naar voetnoot124, sijnde beijde hunne voornaamste ministers. Prins Willem van Furstenbergh is daar mede geweest en, soo men mij in 't selve heeft bericht, soude het huijs van Bronswijck ende Chur Colen yets besloten hebben waarover 't gemelte huijs lange is gesolliciteert, te weten dat sij met Vrancrijck en Churcoln soude in de partije treden, off ten minste sich buijten enigh engagement met andere houden ende waarover voor 19 dagen tusschen de heren grave van WaldeckGa naar voetnoot125 en De Groot met de heer vicecanceler NicolatsGa naar voetnoot126 in seker | |
[pagina 50]
| |
clooster in 't stift Hildesheim lange conferentiën sijn gehouden. Dan, die het menen te weten, geloven dat de voorseijde Fursten sich niet verder vooreerst hebben geëngageert als van neutraal te blijven ende dat sij geen contrarie partije voor Vrancrijck sullen aannemen ende waarvoor sij ettelike duijsent rijxdaalders van Vrancrijck tot onderhout van hunne troupes van nu af aan ter maant souden genieten. Bijaldien dit waar is, gelijck niemant van de aanwesende ministers daaraan twijfelt, soo is den Staat dat huijs quijtGa naar voetnoot127. De heer MullerGa naar voetnoot128 is te post van hier na Zel ontboden. En meijnen sommige dat hij na het Brandenburgsche hoff sal gesonden werden, andere dat soude naar Hollant gaan, welk laatste naulix is te geloven, soo het eerste waar was, tensij dat men hem daar sont om den Staat wat te amuseren. De Brandenburghsche ministers alhier, die mij seggen dat haar meester nu twee jaren aan de anderen op deselve manier bij Vrancrijck is gesolliciteert geweest ende waartoe deselve tot noch toe niet heeft willen verstaan, meijnen dat den heere Churfurst reden sal hebben om over dat werk van Bronswijck niet wel voldaan te sijn ende ick dat men dese vorst, gelijck als voorschreven, nu behoorde te mesnageren, waartoe men lichtelijck sal comen, soo de inclinatie bij de Staat is. De bisschop van Munster wert geseijt onder de hant wederom te werven. Bijaldien dese U Wel Ed. in Den Hage aentreft, soo believe sij deselve de heer raatpensionaris te communiceren. Waarmede - - -
P.S. Den mons. Verjus is desen dach weder te post van hier na den bisschop van Munster vertrocken, 't welck mij te meer doet geloven dat tot Hervorden yets considerabels moet gepasseert sijn. |
|