Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd2 Aan Van Weede van DijkveldMunster, 7 april 1671
Mijn Heer, U Wel Ed. missive van den 24. der voorleden maantGa naar voetnoot25 in antwoort van de mijne van den 17/27. derselver, is mij op den 5. deses ter hant gecomen, voor welkers omstandig gegeven communicatie ick U Wel Ed. gedienstich bedancke. Uijt mijne publiqueGa naar voetnoot26 aan den Staat, den heer griffier, Haar Ed. Mo.Ga naar voetnoot27 ende enige heeren tot Utrecht, sal U Wel Ed. verstaan hebben de suite en het gevolgh van hetgene mij alhier is bejegent, waartoe ick verders sal voegen dat sedert is gepasseert. Den heer prince van Furstenbergh, die dese uyre naar Hamelen en Bijlevelt vertreckt, ‘à dessein’ gelijck ick voor henen hebbe gemelt, heeft mij d'eere gedaan van twee maal te visiteren, en hebben wij in deselve toegebracht omtrent 6 à 7 uijren, tot des nachts 12 uijren met droge lippen. Hij is mijns oordeels een fray en verstandich heer, in persoon, taille en affabiliteijt seer gelijck aan den heer van De LierGa naar voetnoot28, hebbende ubitique kennisse van 's werelts saken, die hij mij voor soo veel de tijt toeliet, participeerde, ende niet en ontsach te seggen dat, schoon of hij | |
[pagina 32]
| |
gereputeert wierde voor een Fransman, echter een Duijts hart ende trouw voor sijn vaderlandt conserveerde. Hij sprack breet over het misnoegen dat Vrancrijck jegens Haar Ho. Mo. hadde en seijde rondelijck met vele circumstantiën, hier te breet om te verhalen, dat den heer Van BeuningenGa naar voetnoot29, die hij seer familiair kende, met sijne grote ende raillerende welsprekendheijt, dat aan de coningh was gerapporteert, de laatste reijs in Vrancrijck daar toe aanleijdinge hadde gegeven, alhoewel Sijn Ed. voor henen diep in de gratie van den coningh stont. Hij was vorders van opinie dat den ijver tot de commercie die men in Vrancrijck hadde, soude verdwijnen {, dat al het ondernomene tot noch toe van weijnich succes was en, soo het buijten vermoeden continueerde, was S[ijne] F[urstelijcke] G[enade] van opinie dat men lanx den Rijn soude connen negotiëren met waren die men uijt Vrancrijck en van elders haalde, sprekende mijns oordeels met grondige kennisse van 't werck}Ga naar voetnoota. Seijde dat het verbot van de brandewijnen, manufacturen etc.Ga naar voetnoot30 haar waarlijck incommodeerde en noch meer nadruck soude geven, soo wanneer hetselve in Engeland mede wierde gearresteert, gelijck ick S.F. Genade uijt een schrijven van RenswoudeGa naar voetnoot31 verstendigde. Hij meijnde vorders dat het secours van volck en gelt - niet onduijtelijck denoterende Haer Ho. Mo. aan Coln te geven - den oorlogh eerder soude ontfoncken als uijtblusschen, clagende over de iniuriën en affronten die de Churfurst dagelix van die stadt ontfingh. Met de restitutie van Rijnberck en de conduite bij den heer BouckhorstGa naar voetnoot32, daeromtrent in Den Hage gehouden, lachte hij. Ick seijde dat dese tijts gelegentheden, gelijck hij wèl oordeelde, niet toelieten om over restitutiën te handelen. Hij besprack de slechte conduite van den keijser, Spanjen ende verscheijdene Chur- en Fursten, met dewelcke hij seijde Haar Ho. Mo. noyt souden te recht comen. In somma, hij gaf mij reden om van sijn openharticheijt voldaan te sijn. Off mijn confraters tot Hamelen oock soo wel van hem sullen voldaan werden, staat te verwachten. Ick verneme gaarne den ijver met dewelcke U Wel Ed. continueert de gemene sake in de provincie tot hare bescherminge bij dese tijts gelegentheijt voort te setten en can bij al het geprojecteerde, door U Wel Ed. goet beleijt daartoe gebracht, niet anders voegen, {mitsgaders het project nopende het employ van diegene die 't leger sal commanderenGa naar voetnoot33}Ga naar voetnootb, dan een hartgrondelicke wensch, dat het selve hoe eer hoe liever werde gearresteert ende geëxecuteert, sonder daar voor mijne geringe speculatiën voor als noch daar yts toe off af te connen doen. | |
[pagina 33]
| |
Wat den bewusten burgemeesterGa naar voetnoot34 sijne poursuiten belangt, dat soude sijn bedencken hebben, off hij die op de rechte manier aanleijt, in voegen U Wel Ed. en andere mij adviseren. Den tijt sal 't leren. Ick bidde alleen dat bij voortganck U Wel Ed. den heer van WellantGa naar voetnoot35 sijne gunste ende voorsprake believe te continueren, sulx en daar het te pas comt, in conformité van 't geene wij op ons afscheijt met den anderen sijn versproken. Voorders referere ick mij tot hetgeen aan den Staat schrijve. Waarmede - - - |
|