Nederlandse historische bronnen 9
(1991)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
III Briefwisseling van Godard Adriaan van Reede van Amerongen en Everard van Weede van Dijkveld (27 maart 1671-28 juli 1672)1 Aan Van Weede van DijkveldMunster, 27 maart 1671Ga naar voetnoot1
Mijn Heer, Wat mij alhier is ontmoet, soo bij den heer bisschopGa naar voetnoot2 als van elders, heb ick den 24. deses aan de heeren Staten van Utrecht overgeschrevenGa naar voetnoot3, waarbij ick in voldoeninge van mijne belofte, ten tijde van mijn vertreck aan U Wel Ed. gedaan, sal seggen dat alles hier bij den heer bisschop ‘in crisi’ staat. Hij wert van een yeder aangesocht; den envoyé van VrancrijckGa naar voetnoot4 gaat dagelix te hove en, soo veel ick can mercken, schijnt sich seer te interesseren over de verschillen tusschen hoochgemelte vorst en die van LunenburghGa naar voetnoot5 omme die te willen assopiërenGa naar voetnoot6, alhoewel ick gelove dat dat werck van de Bronswijxe ministers alhier niet sal werden verijltGa naar voetnoot7, soo ick selfs uijt Haar Ho. Ed. hebbe verstaan, waarinne mijns oordeels, en naar het sentiment van den Staat voor mijn vertreck was, weijnich prejudicie voor 't gemeijne welwesen leijt. Inmiddels is den heer bisschop ongeduldich dat hem sijne stat HoxerGa naar voetnoot8, die men seijt met 1.800 man beset te sijn, niet weder werd ingeruijmt, waarover hij noch gisteren jegens mij hoge taal heeft gevoert. Men verwacht hier heden den heer prince Willem van FurstenberghGa naar voetnoot9, beneffens | |
[pagina 29]
| |
een ministerGa naar voetnoot10 van den hertoch van LoteringenGa naar voetnoot11, welkers aanbrengen wel gepresumeert maar qualijck gepenetreert sal connen werden, dewijle den heer bisschop sijn saken, met weijnich communicatie van yemant anders, selfs manieert ende misschien niet meer als aan twee personen participeert, die ick van overlange hebbe gekent niet wel geïntentioneert te sijn. En, ofwel ick alle uijtterlicke demonstratie van eere van hoochgemelte heer bisschop en desselfs officieren, soo in 't politiq als militair, waaronder verscheijde mijne verwantenGa naar voetnoot12 ontmoete, soo imaginere ik mij echter dat het met die cordaatheijt en openherticheijt niet geschiet als wel voorhenen. En om wiens willen dit achterwegen blijft, can men lichtelijck gedencken. Hetwelck ick, dissimulerende, haar alle bejegene als ten anderen tijde. Verscheijde hoge en mindere officieren, dewelcke gereduceert sijn, comen bij mij haren dienst aan den Staat presenteren ende onder deselve enige niet van de minste reputatie. Bijaldien de constitutie van tijden namaals mochte vereijschen van meer ruijterije ten dienste van den Staat te werven soude, mijns erachtens, uijt verscheijden respecten sonderlinge reflectie daarop connen werden genomen, ja meer als ick de penne wel can vertrouwe. Den heer bisschop seijde mij eergisteren dat hij wel enige compagniën reduceerde en officieren licentieerde, maar, soo het werck tusschen hem en de vorsten van LunenburghGa naar voetnoot13 in 't corte niet gevonden wiert, geresolveert was weder andere trouppes te werven. Dat men niet en behoefde te gedencken dat men het hem soude verduyren; dat hij sijn rekeninge soo wel als andere conde maken. Enfin, hij gaf het geensints verloren. Off het niet en is ‘spem vultu simulat’Ga naar voetnoot14 etc. is mij onbewust. Het is mij onmogelick te connen weten hoe veel volx hij in dienst heeft (want hij casseert, reduceert en doet sijne volckeren van d'eene plaats dagelix na d'ander marcheren, neemt oock officieren wederom aan, als onder anderen den bekenden monsieur KillegrewGa naar voetnoot15, die de heer CunaeusGa naar voetnoot16 geschreven hadde dat alhier over 6 | |
[pagina 30]
| |
compagniën paarden als luitenant colonel soude commanderen en waar naar voorname officieren hebbe gevraacht, als PostGa naar voetnoot17, OttonGa naar voetnoot18 en andere, die hetselve ignoreren en hem noyt in die qualiteijt hebben horen noemen. Ja, selfs verscheijde van sijn eijgen officieren verclaren het niet te weten). Dan, de gemene opinie is dat hij ontrent 17 à 18.000 man soude hebben, waar onder de ruijterije, die tamelijck goet is en voornamentlijck de Lotteringers. Den oversten WulffenGa naar voetnoot19, sijnde een Brunswijcker van geboorte, die met de helft van sijn regiment van de Lotteringsche bij de hertoch van Wolffenbuttel is overgegaan, is voor drie dagen publiquelijck op de markte alhier in een kring van 50 à 60 paarden voor de twede maal met sijn onderhebbende officieren en ruijteren, door ordre van den hertoch van Lotteringen ingeblasen, met citatie, soo deselve voor de derde maal niet en come van voor deserteuren en schelmen te werden geproscribeert. Dan, den commandant van de stad seijde mij gisteravont bij 't brengen van het woortGa naar voetnoot20 dat de persoon van de voorseijde oversten Wulffen, omdat hij een onderdaan van den hertoch van Bronswijck was, blijft geëximeertGa naar voetnoot21. Waarmede - - -
P.S. De heeren Bronswijxe afgesanten hebben mij naer 't afschrijven van desen verclaart ordre becomen te hebben omme in de tot hiertoe geprojecteerde voorslagen over de bewuste preliminariaGa naar voetnoot22 niet verders te procederen, noch sich in enige nadere conferentiën met den heer bisschop van Munster of desselfs ministers in te laten, vermits hoochgemelte heeren hertogen, waaronder den heer hertoch Johan Frederick, uijt Haar Ho. Ed. jonxt schriftelijck relaas hadden vernomen, dat de heer bisschop, soo sij beliefden te seggen, in verscheijde pointen wederom hadde gevarieert. Hetwelke sij geordent waren, niet alleen jegens hoochgemelten heer bisschop te verclaren, maar oock aan de aanwesende afgesanten van den coningh van Vrancrijck, ChurmentsGa naar voetnoot23 en mij bekent te maken, met aanbiedinge uijt hunner | |
[pagina 31]
| |
heeren en meesters naam het gehele contenu van de voorseijde preliminaire te verblijven aan de voorgeroerde ministers, om af te wachten off door hare interesse en mediatie hetselve met meerder gevoechsaemheijt soude connen werden ingeschickt. En dat sij vorders ordre hadden de saken in dien stant latende, binnen 2 dagen van hier te vertrecken. Waarover ick mij breder aan den heer griffierGa naar voetnoot24 van Haar Ho. Mo. met den hedigen post extendere en derselver ordre, alsoo mijn instructie daarvan niet vermelt, verwacht. En dit sijnde alle 't gene neffens het publiq mij ditmaal is voorgecomen, versoeke ick gedienstelijck, dat U Wel Ed. aan de regeringe gelieve bekent te maken sulx en gelijk deselve sal bevinden te behoren. |
|