Nederlandse historische bronnen 8
(1989)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
II Besprekingen[1924]Londen, 5 september 1924Sir Robert Kindersley ten kantore van Lazard Bros., Lombardstreet 11. Uitvoerig onderhoud, waarbij de positie van den commissioner aan de hand van het Dawesreport in details werd besproken. Tevens vertelde Kindersley mij de zaak voorafgaande aan het report. Zooals de regeling thans luidt is zij te beschouwen als een compromis in het voordeel der Duitschers. De Franse opvatting was aanvankelijk, dat zooal niet de goudvoorraad en de biljettenaanmaak der Reichsbank geheel buiten Duitschland zouden moeten komen - wat in het rapport nog even is gememoreerd - dan in ieder geval het geheele bankbedrijf onder toezicht zou behooren te worden gesteld. Dit is teruggebracht tot het toezicht, dat voldoende is geacht om in het algemeen inflatie tegen te gaan. De hoofdpunten hierbij zijn een voldoende dekking en een inzicht in de overige tegenwaarde der bankbiljetten, voldoende om zekerheid te hebben, dat geen massale regeeringscredieten worden gegeven. Ik wees hem erop, dat er op enkele ondergeschikte punten eenig verschil is tusschen de Duitsche wet en het Dawesreport en dat in het algemeen de commissioner in de wet meer in het bijzonder aan de Notenausgabe is vastgekoppeld dan in het Dawesreport het geval is. Ik vroeg den heer Kindersley of hij meende, dat dit zou kunnen leiden tot verschil van meening omtrent bevoegdheden. De heer Kindersley meende, dat dit niet zoo was. Mocht het echter zoo zijn, dan behoorde z.i. buiten twijfel de redactie van het Dawesreport den doorslag te geven. Ik stelde verder den heer Kindersley de vraag of hij meende dat ik van de bevoegdheid tot het bijwonen van de vergaderingen van het Direktorium gebruik moest maken, onder mededeeling, dat ik persoonlijk zulks wel wenselijk achtte. Hij meende, dat ik het zeer gedecideerd moest doen en verwachtte ook op dit punt geen difficulteiten van de zijde der bank. Kindersley deelde voorts mede, dat de Duitsche leden van den Generalrat zouden zijn: Max Warburg, Wassermann, Urbig, Louis Hagen, Schacht, F. von Mendelssohn, benevens nog een vertegenwoordiger van de Beiersche Hypotheken- und Wechselbank. Kindersley begon ook over het salaris en vertelde mij geheel conform de mededeeling van Vissering, dat hij met dezen gesproken had over een bedrag van [pond sterling] 4000 à 5000Ga naar voetnoot1, waarna Vissering als zijn meening had geuit, dat [pond sterling] 5000 noodzakelijk was. Kindersley had dit aldus overgebracht aan Young. Hij sloot zich persoonlijk bij Vissering aan en meende, dat deze quaestie geen moeilijkheden zou geven. Het eenige punt was echter, dat het wel wenselijk was alle commissioners op gelijken voeten te behandelen en dat er onder de commissioners waren voor wie dit bedrag wel wat hoog zou zijn. | |
[pagina 36]
| |
Londen, 6 september 1924Diner Athenaeum club, sir Josiah Stamp. Alleraardigst, alhoewel ik persoonlijk wellicht eenigszins gedrukt was. Stamp was vooral zeer open over de personen, waarmede ik te maken zou krijgen. In den eerste plaats over den heer Schacht en verder over de hem bekende leden van den general board, voor welke openhartigheid ik hem zeer dankbaar ben. Hij is er overigens van overtuigd, dat de positie, al is hij natuurlijk delicaat, in de practijk wel gaan zal. Er is z.i. van de zijde van de Reichsbank ongetwijfeld goede wil en ook het feit, dat voor deze functie een neutraal genomen wordt, wordt aan den eenen kant door Duitschland beschouwd als een zekere overwinning, terwijl het aan den anderen kant de positie van den commissioner, die thans niet een vertegenwoordiger is van de crediteurlanden, versterkt. Stamp vertelde mij verschillende dingen over de werkzaamheid der Dawescommissie. Het groote werk was voornamelijk gedaan door Francqui, Kindersley, Young en hemzelven, terwijl ook de arbeid van McFadyean als secretaris een belangrijke was geweest. Wat de verwachtingen voor de toekomst betreft, gelooft hij niet dat het mogelijk zal zijn meer dan 1 milliard [RM] per jaar uit Duitschland te transfereeren. Hijzelf had het buitengewoon druk met allerlei officieel werk, o.a. met de liquidatie van de verhouding tussen Engeland en Ierland. Hij acht het mijn plicht over de ontwikkeling van Duitschland gedurende deze jaren t.z.t. een goed boek te schrijven. Zelf heeft hij een boek onder handen, bevattende een verzameling van verschillende redevoeringen door hem gehoudenGa naar voetnoot2. | |
Berlijn, 11 september 192411.30 uur. Eerste ontmoeting met dr. Schacht aan de Reichsbank. Het gesprek was aangenaam en liep in hoofdzaak over de positie van den commissioner en den omvang zijner werkzaamheden. Ook door den heer Schacht werd op samenwerking sterk den nadruk gelegd. De functie zou niet mijn heelen tijd vullen, zoodat ik ook voor ander werk gelegenheid zou hebben. In de bank zou een kamer te mijner dispositie worden gesteld, terwijl verder de controle voor een groot deel aan de rijksdrukkerij zou moeten plaatsvinden. Bij de bespreking van den omvang der functie kwam ook de bepaling nopens de mij toekomende bevoegdheid tot het bijwonen van de vergaderingen van het Direktorium ter sprake. De heer Schacht zeide uit zich zelf, dat hij meende dat het selbstverständlich was, dat ik de vergaderingen bijwoonde. Eenig misverstand ontstond over de quaestie in hoeverre ook de tegenwaarde van het bedrag der bankbiljetten uitgaande boven de gouddekking door mij zou moeten worden gecontroleerd. Met het beginsel ging Schacht accoord, doch hij | |
[pagina 37]
| |
7 Onder het toeziend oog van het voormalig staatshoofd komt de Generalrat begin oktober 1924 voor de eerste maal bijeen. Bruins staat links achter Schacht en voorzitter Addis zit uiterst rechts.
| |
[pagina 38]
| |
wees erop, dat deze controle niet behoorde in te grijpen in de aan het Direktorium voorbehouden bank- en credietpolitiek, waarop ik de zaak aldus formuleerde, dat ik meende, dat de controle in hoofdzaak was ingesteld met het negatieve doel, dat niet langs dezen weg credieten aan de regeering zouden worden gegeven. Sprekende over de financieele zijde van de zaak vertelde Schacht dat het zijn idee was, dat alle kosten van den general board en de commissioner en zijn staf ten laste van de bank zouden komen. Ik antwoordde dat mij dit ten opzichte van den commissioner en zijn staf in ieder geval minder juist leek, omdat dit extra kosten zijn voortvloeiende uit internationale controle, voor welke kosten het Dawesreport in het algemeen het beginsel heeft aanvaard, dat zij door de crediteurlanden gedragen worden. Ik voegde daaraan toe, dat ik het beginsel juist achtte en dat het misschien ook voor de onderlinge verhouding beter zou zijn de regeling van het Dawesreport niet incidenteel te veranderen. Schacht vereenigde zich hiermede, doch wilde voor den general board het beginsel handhaven, ook omdat, zooals hij het uitdrukte, dit aan zijn positie tegenover den general board zou ten goede komen, een uitlating, die mij het gevoel gaf, voor mij zelven het juiste standpunt te hebben ingenomen. Schacht waarschuwde mij verder, dat Berlijn verschillende moeilijkheden meebracht, o.a. wat de woning betreft. Voor het Direktorium heeft de Reichsbank zelf voor woningen gezorgd en hij was zelfs zoo vriendelijk mij de mogelijkheid in uitzicht te stellen, dat wellicht een dergelijke woning voor mij beschikbaar zou kunnen worden gesteld. Dr. Schacht introduceerde mij tenslotte bij dr. Schott, den directeur voor technische zaken, met wien ik afsprak hem den volgenden dag te zullen komen bezoeken voor een eerste bespreking en daarna te zullen terugkomen met den heer 't Hooft, aan wien ik dadelijk daarna een telegram heb gezonden. | |
Berlijn, 12 september 1924's Morgens uitvoerige bespreking met dr. Schott. Daarna den goudvoorraad gezien en de wijze van controle in hoofdlijnen besproken. Die der bankbiljetten in detail. Voor- en nadeelen van den reliëfblinddruk. 's Middags gesproken met een Londonsch bankier Guinness. Bezoek bij Geheimer Oberfinanzrat Kauffmann, Mitglied des Reichsbankdirektoriums. | |
[pagina 39]
| |
onmogelijke taak is, gezien den enormen omvang van het bedrijf van de rijksbank in dit opzicht en de enorme dagelijksche wisseling in de rekeningen met verschillende buitenlandsche bankenGa naar voetnoot3. In totaal bedraagt het personeel van deze afdeeling 700 man. Zijn meening is, dat de controle van de Devisen op eenvoudige wijze kan worden opgelost, doordat de Reichsbank op zich zou kunnen nemen een zoodanig bedrag als voor dekking noodzakelijk is, steeds bij de Bank of England te laten staan. Z.i. is de positie van de Reichsbank hiervoor meer dan voldoende krachtig, en zal het ook in de toekomst niet veel moeilijkheden geven een dergelijke onbelaste rekening bij de Bank of England aan te houden. Het denkbeeld verdient stellig nadere overweging. | |
Berlijn, 4 december 1924Bezoek bij den heer C. Fürstenberg, president van de Berliner Handelsgesellschaft, Deputierter des Zentralausschusses bei der Reichsbank. De heer Fürstenberg, een oud man, begint te vertellen uit zijn eigen verleden. Hoe hij nu reeds 43 jaar aan deze bank is en indertijd, toen de D-bankenGa naar voetnoot4 hun groote vlucht begonnen, principieel hieraan niet heeft meegedaan, alleen Grossgeschäfte heeft willen houden en geen massale bijkantoren heeft willen openen. De ervaring wijst aan, dat geen zaak en vooral geen bank, een zeker tempo van groei straffeloos overschrijden kan. Op den duur is de langzame groei de eenig wezenlijke basis. Interne kapitaalvorming verdient verre de voorkeur boven voortdurende aantrekking van nieuw kapitaal van buiten. Rathenau, die zijn president was, gelijk hij Rathenau's president was, was van het omgekeerde beginselGa naar voetnoot5. Achteraf meent Fürstenberg echter zonder eenige quaestie gelijk te hebben gehad. Een van de gevolgen is, dat zijn zaak thans veel beweeglijker is en zich veel gemakkelijker kan aanpassen dan de groote D-banken. Zijn personeel, dat voor den oorlog 620 bedroeg, is tot 1440 gestegen, maar nu weder terug op 620. SpesenGa naar voetnoot6 zijn nog enorm, maar naar verhouding veel geringer dan van de groote D-banken. In de StempelvereinGa naar voetnoot7 had hij kort geleden voorgesteld de rente voor credieten van 18 tot 12% terug te brengen. Hij had het gaarne gedaan, maar de Spesen verhinderden den D-banken hetzelfde te doen. | |
[pagina 40]
| |
Over den algemeenen toestand was hij niet al te optimistisch, ofschoon hij, komen er geen stoornissen, een geleidelijk herstel verwacht. Het economisch organisme in Duitschland is in ieder geval kerngezond. De LandwirtschaftGa naar voetnoot8 is niet alleen vrij van schuld, maar heeft bovendien in den oorlog en in de inflatie zoo enorme winsten gemaakt, dat de meeste goederen zeer verbeterd zijn, huizen vernieuwd, nieuwe molens gebouwd, enz. Misschien hebben de Landwirte uit vrees voor het geld in het algemeen te weinig valuta ter zijde gelegd en staan verschillende daarom nu tijdelijk voor de moeilijkheid niet voldoende bedrijfskapitaal te hebben. Maar een jaartje kunnen zij zich best reddenGa naar voetnoot9. De industrie is er minder goed aan toe. Ongetwijfeld heeft deze ook veel woningen gebouwd en zijn de bedrijven vrijwel overal vergroot. De EntwertungGa naar voetnoot10 ging echter te vlug en de winsten waren daardoor te tijdelijk dan dat de groote dingen gedaan zijn, die in een normalen tijd bij gelijke expansie zeker zouden zijn gebeurd. Nu heeft een hoogovenbedrijf er vlug een of twee niet al te groote hoogovens bijgebouwd. In normale tijden zouden in plaats van de 5 oude 2 of 3 moderne veel grootere in het leven zijn geroepen. De nadeelen van deze speciale vorm van expansie zal de industrie nog langen tijd blijven gevoelen. Overigens is op het oogenblik zeker de industrie er veel beter aan toe, vooral de exportindustrie, doordat het haar vrij gemakkelijk valt buitenlandsche credieten te verkrijgen. Vice-presidenten van Amerikaansche banken overstroomen op het oogenblik Duitschland. Een vice-president van een Amerikaansche bank is een merkwaardig mensch. Wij zouden een dergelijk iemand een prokuristGa naar voetnoot11 noemen en dan nog dikwijls niet eens een goede, waarop ik hem het grapje vertelde, dat ik eenigen tijd geleden van een Amerikaan hoorde, van iemand, die op een golfbaan met een vreemde gaat spelen, waarbij het gesprek kwam op financieele dingen en waarbij bleek, dat zij er beiden iets van afwisten, waarop de een ten slotte zeide: ‘I am a vice-president of the Guaranty Trust’Ga naar voetnoot12 en de ander antwoordde: ‘The devil, you are? I am the same’. De Amerikanen probeeren veel directe credieten te geven, doch brengen ook de Duitsche banken in voortdurende verleiding om zelf geld tegen 6% in Amerika op te nemen en dit dan in Duitschland tegen 18% uit te zetten. Fürstenberg acht dit een uiterst gevaarlijk werk. De banken kunnen zelf geen valuta produceeren, alleen papier met schrijfmachine-inkt erop en de kans is groot, dat zij op een goeden dag hierdoor voor moeilijkheden komen te staan. Voor de verleiding bezwijken zij echter allemaal. Hijzelf houdt er zich aan tenminste 25% in Amerika in Devisen aan te houden, wat zeggen wil, dat hij op deze 25% 3 à 4% verlies lijdt. Het uitgeven van een deel van het aandeelenkapitaal in Amerika is op zichzelf nog een van de beste manieren. Men krijgt dan dollars en neemt geen valutaver- | |
[pagina 41]
| |
plichtingen op zich; geeft echter macht aan anderen, die de heer Fürstenberg uit den booze acht. Van groote beteekenis voor Duitschland acht hij het, dat Amerika zoo gauw mogelijk de in beslag genomen Duitsche bezittingen vrij laat. Toen ik hem vroeg of het hierbij inderdaad om groote bedragen ging, antwoordde hij, dat dit zeer stellig het geval was. Hijzelf b.v. had in 1915 of '16 twee en een half millioen dollar gekocht in eerste klas bonds en in Amerika laten liggen, overwegend, dat als Duitschland den oorlog won, dit ten minste vermoedelijk zijn waarde zou behouden en dat, wanneer Duitschland den oorlog verloor, hij hierin nog een appeltje voor den dorst zou hebben. In zijn balans had hij het niet opgenomen, omdat hij meent, dat in een balans alleen dingen behooren te staan, waarover men verfügen kan. Om dezelfde reden staan bij hem ook de gebouwen op 1, en de hooge opvoering van de gebouwen op de andere nieuwe goudbalansen acht hij principieel zeer verkeerd. Hij wilde het naadje van de kous weten van de Handel-MaatschappijGa naar voetnoot13 en van Van Aalst. Met MannheimerGa naar voetnoot14 naast zich had dit toch niet moeten gebeuren. Hij vroeg mij echter of Mannheimer ook een vriend van de Handel-Maatschappij was. Verder nog langen tijd gesproken over de beteekenis van particuliere firma's tegenover vennootschappen. Hij meent zichzelf te kunnen beschouwen als een vennootschap, die in het algemeen het karakter van de particuliere firma behouden heeft, maar het vreemde kapitaal alleen een beetje vaster in de hand heeft. Hij zal zijn best doen ons een huis te bezorgen. Hoopt, dat ik nog dikwijls bij hem zal komen. | |
Berlijn, 19 december 1924Des morgens te 10.30 uur bezoek bij den Amerikaanschen ambassadeur, mr. Houghton. Aangenaam gesprek van ongeveer drie kwartier. De heer Houghton informeert naar de wijze, waarop het werk aan de bank geschiedt, waarover ik hem inlichtingen geef en er op wijs en vertel, dat de medewerking, die ik ondervind, geheel voldoende is. Een oogenblik over Schacht gepraat, waarbij hij diens politieke aspiraties zeer jammer vindt. Daarna over het prijsniveau in Duitschland, den loonstandaard en de mate van efficiency van den arbeid. Hij is van oordeel, dat bij een hoog loonniveau in den regel een veel grooter efficiency zal worden bereikt en verwacht, dat dit ook voor Duitschland het geval zal zijn. Een tijd gepraat over den politieken toestand. Voor de komende jaren acht hij de questie van het belastingwezen het belangrijkst. Het gaat er ten slotte om, hoe de lasten uit het Dawesplan en uit de begroting het doelmatigst zullen worden verdeeld. | |
[pagina 42]
| |
Vooral hier zijn de tegenstellingen in de regeering uiterst scherp, zodat hij verwacht, dat geen groote coalitie mogelijk zal zijn, doch dat vermoedelijk de regeering door zal gaan, zooals zij wasGa naar voetnoot15. Voor Marx en Luther heeft hij groote hoogachting. De credietverleening van Amerika acht hij veel te groot. Niet alle firma's hebben even deskundige vertegenwoordigers en velen gaan verder dan wenselijk is. Wat het Duitsche volk op het oogenblik niet meer voldoende is, is dociel. Voor den oorlog werkte de militaire dienst hier zeer ten goede. Op het oogenblik is er echter een wanordelijkheid, die aan een efficiënte produktie in den weg staat. Zeer te betreuren is ook het wegvallen van de klasse der kleine renteniers, die een zeer stabiel element vormde. Hij hoopt mij nog dikwijls te zien. | |
Amsterdam, 22 december 1924Bezoek bij Van Lennep, Van Aalst, Tetrode en Westerman Holstijn. Van Lennep vertelde het een en ander over de werking van de nieuwe organisatie van het weekbladGa naar voetnoot16. Ietwat topzwaar. Wansink is echter zeer actief. Vertelt het een en ander over den indruk, die de geschiedenis van de Rotterdamsche Bank gemaakt heeftGa naar voetnoot17 en de motieven, die Van Hengel kunnen hebben bewogen de functieGa naar voetnoot18 te accepteeren. Over zijn salaris loopen allerlei geruchten. Men spreekt van 100 en 150.000 per jaar, zoodat de helft van de ontslagverleeningen aan de bank noodig is geweest om deze nieuwe uitgaafpost te dekken. Ook de vacatures van de Amsterdamsche Bank en bij HopeGa naar voetnoot19 werden zeer besproken. Verder de reis van Vissering besproken, etc. De heer Van Aalst, openhartig als altijd, bespreekt eerst de quaestie met de Handel-Maatschappij. Z.i. zijn het allemaal machinaties vanuit Duitschland. Inderdaad hebben de Duitsche kranten er veel over verteld. Het Volk heeft zijn eerste bericht absoluut gedesavoueerd. Hijzelf denkt er niet over weg te gaan, maar gaat zich in zijn werk wat verminderen. Hij acht toelating van de Duitsche banken in Amsterdam tot de disconteering van de Nederlandsche Bank van zeer groote beteekenisGa naar voetnoot20. De zaak loopt al een heelen tijd, en als hij kan dringt hij er op aan. Het is vooral nu van | |
[pagina 43]
| |
8 Bruins, McGarrah, Young, Perkins en Robinson.
| |
[pagina 44]
| |
beteekenis, omdat de Duitsche banken voorloopig wel zullen blijvenGa naar voetnoot21. De Nederlandsche Bank kan op die manier een kijk krijgen in hun bedrijven en in de mogelijkheid van ontneming van het recht tot disconteering heeft zij een zeer machtig wapen. Hij is zeer optimistisch over Duitschland. Met den heer Tetrode deze zaak besproken. De Nederlandsche Bank is voorlopig nog niet geneigd het te doen. In Londen was het ook niet mogelijk. Zij zijn al verder gegaan dan Londen door wissels van Duitsche banken door het intermediair van Nederlandsche banken te nemen. De quaestie komt periodiek aan de orde en de heer Tetrode wil niet zeggen, dat er niet op zekeren dag toe zal moeten worden overgegaan. |
|