Nederlandse historische bronnen 6
(1986)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd62
| |
[pagina 117]
| |
te houding van HoareGa naar voetnoot200 en loopt nu te Genève te bedelen naar steun van anderen tegen de denkbeelden van zijn eigen regeering. De loop van zaken schijnt aldus te zijn geweest. In Engeland maakte men zich bezorgd dat een olie-embargo een coup de folie van Mussolini zou uitlokken. Daarom is Hoare, die physiek en psychisch op is en van de eene flauwte in de andere valt, aan Laval gaan vragen, of hij onder alle omstandigheden kon rekenen op volledige medewerking van de Fransche vloot in de Middellandsche Zee. Laval kon die garantie niet geven, omdat de publieke opinie in zijn eigen land zich steeds meer kant tegen de sancties en tegen mogelijke verbreking van de, met zooveel moeite verkregen, vriendschappelijke toenadering tusschen Frankrijk en Italië. Daarom stelde Laval aan Hoare voor, dat zij zeer in het geheim en alléén aan Mussolini een voor dezen onredelijk gunstig voorstel zouden doen als basis voor onderhandelingen. Laval verwachtte dat Mussolini elk voorstel van dien aard en elke inmenging van anderen zou afwijzen. Geschiedde dat, dan maakte Laval zich sterk dat hij in eigen land de publieke opinie mede zou krijgen. Hoare, gesteund door Vansittart, die altijd even cynisch en sceptisch tegenover den Volkenbond heeft gestaan, liet zich hiertoe vinden. Maar dat geheime plan lekte uit, er ontstond heibel over en toen besloten Hoare en Laval om het voorstel, dat aanvankelijk alléén voor Mussolini bestemd was, tegelijkertijd ook aan den negus te doen. Daarmede maakte men de zaak niet beter. Hoare was niet in conditie om de zaak te overzien. In het Britsche kabinet was sterk verzet, maar men wilde ten slotte Hoare niet in zijn hemd laten staan. Ik verwacht dat dit het einde van Hoare's ministerieel bestaan zal zijn. Ook hier wijst alles erop, dat collega Gelissen schuldig staat aan het bericht in De Maasbode over KortenhorstGa naar voetnoot201, in dien zin namelijk dat de redacteur (Kasteel) bij Gelissen is geweest en hem als quasi-nieuwtje had verteld dat Kortenhorst was uitgewezen. Het was een poging om van dat gerucht bevestiging te krijgen en toen Gelissen, die nog van niets wist, het niet aanstonds tegensprak, heeft Kasteel daarin vrijheid gevonden tot de bewuste publicatie. Het is niet waar dat Zech hier een protest heeft uitgebracht, al heeft hij dat aan Berlijn gerapporteerd. Op 23 november heeft Boltze (dus niet Zech) Beucker Andreae bezocht, hem over verschillende zaken gesproken, ook melding gemaakt van de ongunstige opinies welke men hier te lande over Duitschland hoort, en als illustratie genoemd de rede in de Kamer van Kortenhorst. Hij deed dit echter zonder eenig verband te leggen met het feit dat Kortenhorst tevens onderhandelaar was. Beucker Andreae heeft mij dadelijk omtrent zijn onderhoud met Boltze gerapporteerd. Had ik mij toen gerealiseerd dat Kortenhorst lid van de delegatie was, dan zou ik vermoedelijk hebben ingegrepen en een terugkeer van Kortenhorst naar Berlijn hebben voorkomen. Maar ook ik gaf er mij toen geen rekenschap van, dat Kortenhorst onderhandelaar was, iets waarop, gelijk gezegd, | |
[pagina 118]
| |
Boltze zelf niet gezinspeeld had. Wel had deze gezegd dat het niet behoorlijk was dat Kortenhorst, die kort tevoren had aangezeten aan een lunch bij Zech, een paar dagen later zóó over Duitschland in de Kamer had uitgepakt. Zech zelf heeft er mij voor het eerst over gesproken op 5 dezer en toen wèl verband gelegd tusschen de rede en het onderhandelaarschap van Kortenhorst. Maar op 5 december was er niets meer aan te doen. Toen was Kortenhorst al weer te Berlijn. Had men de opmerkingen van Boltze het karakter willen geven van Verwahrung einlegen, dan had Zech zelf bij mij moeten komen en dàt deed hij eerst veel later. Het is misschien goed dat ge een en ander weet; ook hier wordt aan de regeering verweten, dat zij wist hoe er te Berlijn over Kortenhorst werd gedacht in verband met zijn lidmaatschap der delegatie - dat was immers door den Duitschen gezant met even zooveele woorden aan buitenlandsche zaken medegedeeld - en dat de regeering niettemin Kortenhorst naar Berlijn liet gaan en hem daar aan een affront bloot stelde. Over de verlooving is hier niets naders bekend. |
|