Nederlandse historische bronnen 6
(1986)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd61
| |
[pagina 114]
| |
mij, die door het opwerpen van allerlei kwesties op mij al den indruk maakte dat Van Zeeland weer terugkrabbelde en nu, een paar weken geleden, ontmoette ik hem te Brussel en deelde hij mij mede, onder aanbiedingen van duizend excuses, dat hem bij terugkeer uit Genève gebleken was dat hij, bij de met mij gemaakte afspraak, de wenschen en de kracht der Belgische publieke opinie had onderschat en dat hij geen kans zag een verdrag als door ons beoogd in het Belgische parlement te gelegener tijd door te drukken zonder eene felle oppositie te ontketenen van Antwerpen en wat daaromheen is, terwijl hij voor zijn overig beleid den steun van Seggers, Van Cauwelaert, Huysmans enzovoort niet kon missen. Die heeren willen voor België het volle pond inzake eene Rijn-Schelde-verbinding en ik kon - hetgeen Van Zeeland zeer goed begrijpt - hun dat niet geven. Wij spraken dus af de Belgische kwestie in haar geheel maar te laten rusten tot beter tijden. Dat is nu al de tweede maal dat ik hierin teleurgesteld word (de eerste keer verwierp Hymans de grondslagen van mijn besprekingen met Jaspar), en ik vond juist in de mogelijkheid de Belgische kwestie tot oplossing te brengen een der weinige bekoringen van het mij destijds aangeboden ministersambt. De politieke situatie hier is al even weinig opwekkend. De katholieken en bloc, gesteund door de anti-revolutionairen, mede en bloc, en door eene meerderheid van de christelijk-historischen, hebben een nieuw relletje tegen het kabinet opgezet naar aanleiding van een wetsontwerp tot wijziging van de lager onderwijs-wetGa naar voetnoot192, waardoor de subsidiemogelijkheden voor bijzondere scholen, als onderdeel van de algemeene bezuiniging, worden beperkt. Voor de anti-revolutionairen en de christelijk-historischen gaat het hier over hetgeen zij als een beginselkwestie beschouwen; voor de katholieken is het zuiver een aanval op het kabinet. Indien het kabinet niet tot een compromis bereid gevonden wordt, en dat willen wij, voorloopig althans, niet (wij hebben al teveel en te vaak moeten toegeven), dan wordt het bewuste ontwerp verworpen, treden de drie linksche ministers af, in overeenstemming met de wenschen van hunne fracties, en valt het kabinet, daar eene reconstructie daarvan, practisch en principieel, onmogelijk zou zijn. De zaak komt deze of de volgende week in de Kamer. Ingesloten twee knipsels over het incident-KortenhorstGa naar voetnoot193. Men heeft mijns inziens eenerzijds, op deels onjuiste voorlichting van Zech, die op een Kamerverslag in plaats van op de Handelingen is afgegaan, in Duitschland de zaak te hoog opgenomen, anderzijds heeft Kortenhorst voorbijgezien dat hij, lid der onderhandelingsdelegatie zijnde, geen absolute vrijheid meer had om zich over Duitschland in de Kamer naar de ingeving van zijn hart te uiten. Dit manco aan de zijde van Kortenhorst ontneemt ons mijns inziens elken grond voor een for- | |
[pagina 115]
| |
meel protest. Ik moet echter te Berlijn iets gedaan hebben om het stormpje hier, dat ongetwijfeld verband houdt met het voorgenomen relletje tegen het kabinet, te kunnen doen bedaren. Vandaar mijn telefonisch verzoek van hedenmorgen. Veel dank voor uw brief van 7 dezer. De door u verkregen inlichtingen over mevrouw Thorbecke verbazen mij niet. Ik heb hem een paar weken geleden, gemotiveerd, geschreven dat ik hem in geen geval voor herplaatsing in den diplomatieken dienst in aanmerking kan brengen, maar dat ik bereid ben hem nog één jaar op disponibiliteit te laten (ondershands kreeg ik van de Rekenkamer gedaan dat zij daartegen geen verder bezwaar zal maken) om hem de gelegenheid te geven een anderen werkkring te zoeken zonder inmiddels te verhongeren. Daarmede is voor mij de kwestie definitief afgedaanGa naar voetnoot194. Van het gerucht dat ik koloniën zou nemen en Ruijs mijn stoel zou bezetten, is geen woord waar. Ik blijf waar ik ben, en val mede met het kabinet zonder veel hartzeer! Hoe onaangenaam en pijnlijk voor u dat ge aan neuritis in de benen lijdt. Ik heb erg met u te doen. Voor opgewektheid zal er bij u wel evenmin veel reden bestaan als voor mij, maar als men zich daarbij ook nog physiek onbehagelijk gevoelt, wordt het wel eens te zwaar. Jammer dat ge voor Londen u niet beschikbaar kunt stellen; ik vreesde echter al aanstonds dat ge een nieuwen post met het oog op Nini niet zoudt aandurven. Ziet ge niet te veel menschen? Of is dat te Berlijn onvermijdelijk? Ja, Willem Gevers maakt een geschikte indruk. Ik vrees alleen dat hij tegen zijn jeugdige echtgenoote niet opgewassen is. Zij heeft vele goede eigenschappen, maar moet periodiek eens over de knie gelegd worden om haar in toom te kunnen houden en ik vrees dat Willem dat niet kan en wil. Hij heeft het slecht getroffen dat hij, door te zakken voor zijn doctoraal en door eerst vier maanden later dat examen te herhalen, een jaar ten achter is gekomen. Aan de regeling hapert het hier niet; er is nu eenmaal slechts ééns per jaar gelegenheid om examen te doen. Hebt ge eenige aanwijzing dat dat plotselinge bezoek aan Burg Steinfurt verband hield met een ontmoeting daarGa naar voetnoot195? Ik veronderstelde het aanstonds, | |
[pagina 116]
| |
maar kon het niet bevestigd krijgen. Van het resultaat der ontmoeting weet ik dus niets. Alleen valt het mij op, dat Hare Majesteit, die ik in de afgeloopen week tweemaal zag, bijzonder opgewekt en fleurig was. Het Engelsch-Fransche compromis over hetgeen Mussolini en den negus kan worden aangeboden tot oplossing van het conflictGa naar voetnoot196, acht ik al zéér onbevredigend. Wordt dat aanvaard, dan maakt de Volkenbond een allerellendigst figuur. Van de Britten begrijp ik deze volte-face niet, tenzij zij hoe eer, hoe liever van de Abessijnsche kwestie verlost willen zijn om de handen weer vrij te hebben voor het Verre Oosten. Maar nu genoeg. |
|