11
Genève, 2 oktober 1933
Ik vernam van het departement dat ge in Den Haag zijt en aanstaanden vrijdagGa naar voetnoot43 weer denkt naar Berlijn terug te keeren. Als dat het geval is, zal ik me het genoegen moeten ontzeggen ons beiden met een paar anderen aan mijn disch op het Lange Voorhout te vereenigen. Het spijt mij ontzettend, want ik had er mij zoo zeer bijzonder op verheugd.
Ik durf namelijk nog geen enkel plan te maken ten aanzien van mijn terugkeer naar Holland. Feitelijk heb ik hier op het oogenblik niets meer te doen en zit duimen te draaien. Uit verveling woon ik wel eens commissiezittingen bij, maar lang houd ik het daar nooit uit. Het is te taai en de discussies zijn te onvruchtbaar. Ik heb echter bij de Assemblée, zooals ge weet, een ontwerp-resolutie aanhangig gemaakt betreffende de Duitsche vluchtelingenGa naar voetnoot44. Vermoedelijk wordt dit ontwerp hedenmiddag in de Assemblée, hopelijk zonder verdere discussie, naar de tweede commissie verwezen. Maar al heb ik na eindelooze, op zich zelve wel interessante, besprekingen met de leiders van tal van delegaties in de eerste vijf dagen van mijn aanwezigheid hier de zekerheid dat de resolutie algemeen zal worden gesteund, en ook dat de Duitschers geen principieele oppositie zullen voeren (Von Neurath verzekerde mij dit uitdrukkelijk); geheel zeker van de houding der Duitschers ben ik in zooverre niet, dat de mogelijkheid bestaat dat zij indirect zullen trachten de resolutie te laten opbergen door zelve of door tusschenkomst van andere delegaties, die monomaan zijn op het punt van bezuiniging, de financieele consequenties voor den Volkenbond op den voorgrond te schuiven. Voor instemming met de resolutie zijn, daar zij niet een maand vóór de Assemblée werd
ingediend, twee derden der stemmen vereischt. Zoolang er
reden bestaat tot bezorgdheid dat het dien weg opgaat, durf ik niet best weg. Ik wil door mijn vertrek niet den indruk maken dat ik zelf eigenlijk weinig aan de resolutie hecht, en ik moet voorkomen dat men, bij eventueele mislukking van de resolutie, mij verwijten kan dat ik haar in den steek heb gelaten en ervandoor ben gegaan. Uit deze impasse zie ik nog geen uitweg.
A propos van Von Neurath, bij mijn laatste onderhoud met hem (donderdag laatstledenGa naar voetnoot45) bleek mij dat hij aanvankelijk zoo ontstemd was over ons plan,