Nederlandse historische bronnen 6
(1986)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd10
| |
[pagina 23]
| |
Van de week nog allerlei drukten voor ik met een vrij schoon geweten 23 dezer de reis naar Genève zal aanvaardenGa naar voetnoot36. Onder andere heb ik deze week mijn eerste bijeenkomst met de Kamercommissie voor buitenlandsche zakenGa naar voetnoot37. Ik heb die zelf aangevraagd om eens wat nadere kennismaking over en weer te bevorderen. Er zal wel genoeg te praten vallen en de Kamer waardeert dit contact zeer. Hoe Genève mij bevallen zal? Véél verwachting heb ik niet, maar voor de eerste keer interesseert het mij toch wel. Ik denk - ik pols het bureau te Genève daarover nog - het initiatief te nemen voor eene bespreking, niet van de bejegening der joden in en door Duitschland, maar van de gevolgen daarvan voor de andere landen, die met uitgezette en gevluchte joden steeds meer in hun maag zitten. Ook de kwestie van mogelijke uitbreiding van het stelsel der Nansen-passenGa naar voetnoot38 komt daarbij aan de orde. Ook van de delegatie ter ontwapeningsconferentie moet ik leider worden, maar ik denk dit als een honoraire functie op te vatten en voor die conferentie niet opnieuw naar Genève te gaanGa naar voetnoot39. Het eenige punt dat mij daar zou interesseeren, zou zijn de kwestie der wapenfabricage, waarbij ik, met instemming van het kabinet, een absoluut verbod van particuliere wapenfabricage zou willen verdedigen. Voor Washington zal ik wel moeten eindigen met Haersma de With. Hij is lang geen 100%, maar hij kan het betalen en is safe genoeg dat hij geen domheden zal begaan. Buiten hem is er niemand in het corps die er voor in aanmerking komt, en ik zou bij voorkeur niet iemand buiten het corps nemen, èn omdat ik plaats wil maken voor herplaatsing van een der wachtgelders èn omdat ik alleen dàn buiten het corps zou kunnen gaan, als ik iemand zou kunnen vinden waarvan de keuze voor eenieder zou spreken. En zulke menschen zijn er eenvoudig niet; de enkelen die men zou kunnen noemen, hebben reeds posities die zij voor gezant te Washington niet willen ruilen. Uw laatste brief handelde over Thorbecke. Ik heb hem nu nog eens geschreven en hem, zonder eenige terughoudenheid, mijn onbevredigdheid en teleurstelling over zijn brief aan mij gezegd en met nadruk voorgehouden dat, als hij malle dingen gaat doen, hij zijn carrière als diplomaat als afgebroken kan beschouwenGa naar voetnoot40. | |
[pagina 24]
| |
Ik vrees echter dat het weinig geven zal, maar het was het eenige wat ik nog kon doen. Ten aanzien van Colijn ben ik niet gerust. Bij het onderhoud dat ik met hem had den dag vóór mijn benoeming, zeide hij mij dat, als dit kabinet het zou moeten afleggen, zijns inziens het terrein vrij was voor nationaal-socialisme ook in ons land. Mits onder goede leiding, zou het daarmede te probeeren zijn. Ik schrok toen van deze uitlating. Maar, bij die demonstratie in het stadionGa naar voetnoot41 en het daardoor opgezweepte nationalisme maakte ik tegenover Colijn de opmerking, dat ik mij niet kon onttrekken aan den indruk dat, als al die demonstreerende groepen uit alle oorden van het land door een op de verbeelding werkend massa-psycholoog konden worden bezield, er niet veel voor noodig was om al die Oranjeklanten tot fascisten te maken. Een paar dagen later herinnerde hij mij aan die losse opmerking en voegde daaraan toe: ‘Weet ge dat een bevoegd persoon mij gezegd heeft dat, als ik er mij voor liet leenen, ik een Mussolinirol zou kunnen vervullen’? Toen schrok ik opnieuw. Zou zijn grenzelooze ambitie werkelijk in die richting gaan en zou hij inderdaad in zijn achterhoofd dergelijke gedachten koesteren? Te Amsterdam maakte ik kennis met de vrouw van Godert Vos. Zij leek mij nogal onbeduidend en haar uiterlijke charmes zijn ook niet overweldigend. Hem ontmoette ik voor het eerst; hij maakte een goede indruk, een curieus mengsel van Vos'sen en Van Nes'senGa naar voetnoot42. Maar nu weer een eind aan mijn praatje.
[Postscriptum] Ik bedenk me daar [dat] ge ergens in Schotland zit, waar ik uw adres niet weet. Zend dit epistel dus maar naar Berlijn. | |
[pagina 25]
| |
4 H. Colijn in zijn werkkamer
Foto E. Salomon | |
[pagina 26]
| |
5 Jhr. A.C.D. de Graeff, getekend door de Hongaar O. Lázár
Foto ARA, Archief De Graeff |
|