Nederlandse historische bronnen 6
(1986)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd5
| |
[pagina 15]
| |
3 Lange Voorhout 38
Fotoalbum jhr J de Graeff | |
[pagina 16]
| |
verder doordat ik nog steeds spoorstudent ben en met het heen en weer reizenGa naar voetnoot18 en door verloren avonduren veel vrije tijd mis. Dit laatste zal nog tot half augustus duren: dan verhuizen wij definitief naar het Lange Voorhout, al zal het dan nog wel eenigen tijd aanhouden eer wij daar geheel op orde zijn. De aanloop van bezoekers begint nu al wat te luwen en op deze maandagmorgen zit ik voor een schoone tafel, waarvan ik aanstonds wil profiteeren om u eenige regelen te zenden. De kwestie van de successie-Octaaf van Nispen is nu in dezen zin opgelost, dat op mijn verzoek, dat de volle instemming had van ministerraad en van Hare Majesteit. Tjarda van Starkenborgh zich beschikbaar heeft gesteld om in september naar Brussel te gaan. Voorloopig blijve dit nog onder ons, want Tjarda van Starkenborgh moet nog een zwaren strijd voeren met zijn vader, die nu eenmaal niet begrijpen kan dat zijn zoon iets anders kan ambieeren dan commissaris en president-curator te Groningen! De oude heer, die bovendien ziekelijk is, moet op de nieuwe bestemming van zijn zoon geleidelijk worden voorbereid en dat kost tijd, ook doordat laatstgenoemde eerst voor een week naar Amerika gaat voor familiebezoek. Ik geloof dat de keuze van Tjarda van Starkenborgh eene gelukkige is; ik ontmoette hem weder eenige weken geleden en was opnieuw zeer onder den indruk dat hij een bijzondere persoonlijkheid is. Aan Snouck liet ik de eerste keuze, maar deze heeft er tenslotte definitief van afgezien. Mevrouw Snouck kan zich geen ander leven voorstellen dan in Den Haag. Uwe inlichtingen over Thorbecke deden mij veel leed. Ik heb hem nu, niet als zijn chef, maar als persoonlijk vriend, een zeer ernstigen brief geschreven, waarin ik hem gewaarschuwd heb tegen de gevolgen, zoo voor hem zelf als voor zijn toekomstige carrière, van een voortzetting van de bewuste relatieGa naar voetnoot19 en de opspraak waarin hij zich daardoor heeft gebracht. Ik hoop dat het helpen zal: het zou doodzonde zijn als deze precieuse man zijn eigen glazen ingooide. Erg zit ik te houden met de ontwerp-begrooting 1934 voorzoover dit departement aangaat. In den ministerraad is mij een bezuiniging (op 3,8 millioen!) opgelegd van 7,5 ton, welke onlangs tot 4 ton is teruggebracht, maar ik zie ook geen kans dit bedrag te leveren. Kon ik maar afkomen van de contributie aan den VolkenbondGa naar voetnoot20, dan was ik er dadelijk, maar overigens bestaat de begrooting van buitenlandsche zaken alleen uit vaste posten, waaraan niet te tornen valt, tenzij men het apparaat nòg verder wil inkrimpen met al de daaraan klevende bezwaren. De kwestie van de onderlinge verhouding van de departementen van economische zaken en buitenlandsche zaken wordt ook acuut. Zooals het nu is, is het onhoudbaar en leidt het tot wrijving en zelfs onaangename prikkelingen over en | |
[pagina 17]
| |
weer, ook tusschen de beide ministers. De moeielijkheid schuilt voornamelijk hierin dat, hetgeen mij eerst nu gebleken is, collega Verschuur voor zijne deelneming aan het kabinet op dit gebied zeer stellig geformuleerde voorwaarden heeft gesteld, welke door Colijn schriftelijk zijn aanvaard! De kwestie van de aanstelling ook te Berlijn van een vertegenwoordiger van Drion neemt ge mijns inziens zwaarder op dan noodig is. Ten onrechte ziet ge het zwaartepunt, naar het schijnt, in de berichtgeving. Zij zenden (Rome, Parijs, Londen, Brussel) inderdaad berichten van algemeene aard in den vorm van particuliere brieven, maar dat zijn meer journalistieke illustraties dan rapporten. Zij zijn onderhoudend, doch overigens kan men ze mijns inziens desnoods wel missen. Ik meen dat zij geregeld ter kennis worden gezonden van de betrokken gezanten: ik zal daarnaar nog informeeren en het casu quo in die richting sturen. Maar dan zij het uitsluitend kennisgeving; allerminst mogen die journalistieke correspondenties de gezanten aanleiding geven om ‘zich te verantwoorden’. indien hun rapporten blijk geven van een ander inzicht. Bovendien wensch ik - en dat heb ik ook aan Drion gezegd - een zeer nauw contact tussen zijn agenten en de gezanten. Is dus deze berichtgeving naar mijn gevoelen geheel van secundairen aard, wèl acht ik van belang het contact van bijvoorbeeld Noordewier met de Berlijnsche pers. In dat opzicht moet hij mijns inziens, zij het met vrijer armslag, de functie vervullen van persattaché. Hij zal zich daarbij naar de aanwijzingen van den gezant moeten gedragen. Voorzoover ik kan nagaan, zijn al uwe ambtgenooten op wier standplaats een agent van Drion bescheiden is, tevreden met den toestand. Van klachten werd in ieder geval niet gehoord. Ik voorzie intusschen dat, zoodra de persdienst van het departement zal zijn ingesteldGa naar voetnoot21 - het wachten is op Pelt, die echter eerst in september beschikbaar komt -, de relatie met Drion geheel zal kunnen ophouden. Het handelsverdrag met Duitschland is bij den Raad van State, maar ik vrees [dat] het ook daar eenige tijd zal blijven liggen. Beelaerts, die helaas met een maand verlof is, heeft alle medewerking tot spoedige afdoening toegezegd, maar de voorzitter van de raadsafdeeling voor buitenlandsche zaken (Harte) valt over elk stuk in slaap! Met het huis voor Swinderen wil het niet vlotten. Financiën maakt ernstige bezwaren en vanuit de Kamer wordt veel tegenstand verwacht. Toch meen ik dat wij tegenover Van Swinderen moreel min of meer gebonden zijn. Eene poging om freehold te krijgen mislukte; dat maakt de verdediging van een eventueel wetsontwerp niet gemakkelijker. Voor ditmaal genoeg. |
|