Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Consolation flamen Pour Monsjeur la Motte mal Contant. A sa monsjeu la Mott; ze moet blyf die Stad van Rotterdam ketrouw Ze moet vloekals die duivle, as die scheep vaar na ter kouw Que diantre! la negose! se kryg de poplesy op de lyf Ze moet houw die kinder, die knegt, die meit, en zoo pragtige wyf Dat ze met duisend pond, per jaar, geen huis kan houw En ze moet zien, ô spyt; dat al die stuk goetsjer na ter Gouw Ze zal schryf de brief naar Amsterdam, na Haarlem en na Uteert Dat al die stuk goed in ter kouw kesmokkle weert; Ze zal schryf dat zy los veertig, vyftig pak sonder losceel En als die gesmokkle is dat zy dan haal een van die geheel: 't Is waar zy lieg wel; maar zy moetse maak zoo zwart Als die helse duivle van die kop tot die start Laat zy zeil; ze weet den teneur van haar lading zoo wel Dat zy heur nog wel eens te bruy neem zel; Die pest van die Gouwnaar die in onze water kom vis De duivle maak dat hier niet te win is, Of ze loop na die beurs! ze moet zien, het is lief of 't is leet Dat ongegunt broot, hier meest wort gegeet. Patientse par Fors. Vorige Volgende