Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 479] [p. 479] Schorre Hanegeschrei. EEn Keulse Haan, maar slegt voorzien met kamen spooren, Voorheen gebroken uit zyn kloosterhoenderhok Met andre veren en een omgekeerden rok, Liet onlangs zyn gekray, in s'Gravenhage hooren, 't Was weinig dat hy drong ten houten preekstoel in Dat 's hem vergeven: maar hy durft zyn handen schenden Aan 't Heilige gebeent' van Brittens Ryksvorstin. Lief hebbers van de kunst! waar heen, waar zal dit enden? Qua stof, qua zaken en een onverstaanb're spraak; Couzyn Germain der woeste en Gottische barbaren, O Benedictus kint, maar maledictus staak! Waar heen denkt gy met zulk een monsterstuk te varen? Naar 't Vagevuur, trek daar met uw Oraty heen En laatze hondert jaar eerst zuivren door de vlammen, En keert dan wederom met nieuwe spoor en kammen: Maar breekt vry onderweeg, eerst arm, en hals, en been. Voor de Liefhebbers. Vorige Volgende