Nederduitse en Latynse keurdigten(1710)–Anoniem Nederduitse en Latynse keurdigten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan Dordregt Op het Overlyden van haren Borgermeester den Heer Mattheus van den Broek. BEwaart het Muysje, dat de kat Of hond het niet en byt; Gy hebt den Broek wel lang gehad; Maar nu zyt gy die quyt. Antwoort. Myn Broek, die ben ik quyt geraakt, 't Is waar, in deze kouw: Maar nu 'k myn meeste Dekens houw, En leg ik nog niet naakt. Vrage. Is 't ziekte die hem u ontneemt? Waar schortent, in de borst? Of was hem dit Climaat zoo vreemt? En vreest hy voor de Vorst? Antwoort. De Vorst in Hollant te weêrstaan, Had hy nog jong geleert, [pagina 216] [p. 216] Tweemael de linie gepasseert, Zag ook geen hutten aan; Uit vrees en leid hy 't hooft niet neer, 't Hert zonk niet in dien Broek, d'Onegten agten zig zo kloek Niet, als dien eenen Heer: Hy was een Vroom standvaslig man, Hy wist mijn trouwe Raad; Dat eendragt van den Vryen Staat Den Vorst uithouden kan. Vorige Volgende