Nederlandsch Museum. Vierde Reeks. Jaargang 3(1893)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 323] [p. 323] Illusie. In mijn hofken zweven Vlinders af en aan, 't Is een spelend leven, Spelend zal 't vergaan. Teêre bloemkens wieglen Vlinderkens zoo speelsch, En door 't hofken gieglen Zefirs, zoo ter steels. En de bonte verven Glanzen in de zon; - Wie, die aan een sterven Toen al denken kon? - 'k Ben straks weêrgekomen In het hofken kleen; 'k Stond er vast te droomen; 'k Vond me zoo alleen! Door het gelend loover Ruischt een somber lied: ‘Al dat lent'getoover Met de lente vliedt!’ Vlinderspel, illusie Van het jeudig hart. Eenig zoete weelde, Eenig bittre smart! M.H. Vorige Volgende