Nederlandsch Museum. Vierde Reeks. Jaargang 3(1893)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Paus en Ketter. (653.) Juich, Moederkerk! d'aartsketter, die uw hoofd In 't aangezicht weêrstaan dorst, ligt op sterven; Weldra vindt hij zijn loon in 't eeuwig vuur! - Maar hoe! ik zie geen enklen priesterblik In dankb're tranen zwemmen! 'k zie geen lach Der vreugd, die past bij Waarheids zegepraal... De heil'ge mannen sluipen sidd'rend weg... Wat vreeze drijft hen? Hoor het wild gerucht, Dat door de straten zweeft der keizersstad, Dat al wie gaarne ziet, naar 't marktplein jaagt, - Dat eindlijk doordringt in des ketters woning... ‘Mijn zoon, ga hooren waarom 't volk zoo joelt?’ De trouwe waker gaat - en keert, het hoofd Zoo fier omhoog, als bracht hij blijde maar: ‘De paus staat aan den schandpaal, van verraad Beticht en overtuigd, door 't volk met slijk En vuil en lage grappen overstelpt; En heeft dit schouwspel lang genoeg geduurd, Dan laat de keizer hem in stukken houwen. Gij zijt gewroken, meester!’ ‘Niet alzoo, Mijn zoon! Martinus, ja, heeft mij vervloekt... Wien heeft de Heiland ons geleerd te zeeg'nen?’ [pagina 54] [p. 54] ‘Ga tot den Keizer; zeg, dat Paulus hem Eén bede doet voor 't laatst...’ De jongling gaat En valt Constans te voet. ‘Genade, heer!’ ‘Voor wien?’ ‘Martinus.’ ‘Knaap, wat gaat u aan? ‘Den man, wien 't heiligste als een masker diende, Die samenspande tegen ons gezag, En die den patriarch vervolgde, vloekte...’ ‘Juist van des patriarchen wegen koom ik, O heer! hij zal wellicht geen uur meer leven - Het is, zegt hij, zijn laatste bede aan u!’ Verbazing slaat Constans met zwijgen... lang Staart hij den smeek'ling aan, en barst dan uit: ‘Voorwaar, die man is Christen! Hem geschiede Naar zijn begeerte! - Gaat, ontbindt Martinus, En zegt hem, dat wij hem zijn leven schenken, Mits hij op staanden voet, en voor altijd, Ons rijk verlaat; - gij, boodschap Paulus dit!’ De jong'ling gaat, en vindt zijn meester, d'adem Nog even toevend op den veegen mond: ‘Ik dank u voor dees laatste gunst, mijn God!’ En daarmeê vaart hij heen ten eeuw'gen vuur. W-a. Vorige Volgende