Nederlandsch Museum. Vierde Reeks. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 325]
| |||||||||
De invloed der Nederlanden op Engeland en Amerika.The Puritan in Holland, England and America, an introduction to American History by Douglas Campbell, A.M., L.L.B. Ongeveer een jaar geleden verscheen een brochure van de hand van Wm. Elliot Griffis, D.D., handelende over ‘The Influence of the Netherlands in the making of the English Commonwealth and the American Republic,’ en voor nog het jaar 1892 ten einde was, kwam een boek van Douglas Campbell ons in twee lijvige deelen dien invloed wijder uiteenzetten. Dat boek waarvan nu weldra reeds een vierde druk het licht zal zien, dat boek dat zooveel tongen in Engeland in beweging bracht, tongen die spreken van onrechtvaardigheid en partijdigheid, overdrijving en miskenning zelfs, al heeft de groote Gladstone openlijk zijn ingenomenheid met het werk van den Amerikaan te kennen gegeven. De brochure van den Heer Griffis was klein, maar aangenaam geschrevenGa naar voetnoot(1) en deelde ons, Noord- en Zuid-Nederlanders, veel mede wat wij nog niet wisten, deed ons af en toe zelfs blozen van genoegen bij dikwijls zooveel onge- | |||||||||
[pagina 326]
| |||||||||
vraagden lof, maar liet ons aan den anderen kant in duister rondtasten door het vele wat ons niet verteld werd, maar wat wij toch wenschten te vernemen. En dit alles, wat gemist wordt in het boekje van den Heer Griffis, vinden wij in het werk van den Heer Campbell en nog veel meer. De schrijver begint met in zijn voorbericht een eenigszins beknopt overzicht te geven van hetgeen wij meer uitgebreid in de volgende bladzijden vinden zullen. Hij vertelt ons ook hoe de Amerikaansche schooljongen tot nu toe steeds leerde, de Amerikaansche natie als ware zij een voortgezette Engelsche te beschouwen, en voor het oorspronkelijke van veel wat in Amerika gevonden wordt in Engeland om te zien. Dit alles berust, volgens den Heer Campbell, op een dwaling. Zij die New-York stichtten, waren geen Engelschen maar Hollanders, Walen en HugenotenGa naar voetnoot(1). Een halve eeuw lang werd de kolonie geregeld naar Hollandsche wetten. Dat er thans veel overeenkomst op allerlei gebied tusschen Amerika en Engeland vak waar te nemen, behoeft ons niet blind te maken voor hetgeen vroeger was. Het valt niet te ontkennen, dat Engeland een groot deel harer zonen vroeger jaren den Oceaan heeft zien oversteken, die zich een nieuw tehuis in de nieuwe wereld maakten, maar daarmede is niet bewezen dat de invloed van Engeland het grootst was in den tijd dat ook vele andere naties naar Amerika getrokken waren. De feiten die de Heer Campbell aan het | |||||||||
[pagina 327]
| |||||||||
licht brengt, zullen een ware revolutie veroorzaken. Een gedeelte van de geschiedenis van Amerika, zooals die tot nu toe beschouwd werd, wordt omvergeworpen en door de beweringen van den Heer Campbell met een nieuw licht bestraald. Dat nu reeds een vierde druk van het werk vereischt wordt, bewijst wel dat het boek in gretige handen gevallen is en met graagte verslonden wordt. Trachten wij zoo kort mogelijk de feiten, die de Heer Campbell ons verschaft, wêer te geven om, waar het ons voornamelijk om te doen is, te duidelijker den directen invloed der Nederlanden op Engeland en Amerika aan het licht te doen komen. Vooraf dienen wij te weten of wij ons volkomen op de feiten, die de Heer C. ons geeft, kunnen vertrouwen; of er aan den eenen kant niet wat overdreven, aan den anderen kant niet wat verzwegen wordt. Daar wij in dezen geen recht van spreken hebben, verwijzen wij naar de recensie van Campbell's werk door Professor Blok in den Spectator van 1892. Nederland is dus hier het land, waarvan de invloed (dien wij nog te bewijzen hebben, maar nemen wij voor een oogenblik aan dat die bestaat) uitgaat; Engeland en Amerika de landen, waar die invloed op uitgeoefend wordt. Bepalen wij ons voorloopig tot Engeland alleen; Amerika wordt toch eerst dan voor ons van belang, als Engeland reeds een geschiedenis van eeuwen achter zich heeft. Om een eenigszins geregeld denkbeeld van dien invloed te kunnen verkrijgen, is het noodig dat wij een blik werpen op den toestand van beide landen (Nederland en Engeland) in den tijd dat die invloed zich voornamelijk heeft doen gevoelen. Beginnen wij met Nederland of liever met de Nederlanden. | |||||||||
[pagina 328]
| |||||||||
Wij weten hoe de natuurlijke ligging van dit land, de moerassige bodem, de in zoo groote mate aanwezigheid van water, de Nederlanders reeds in de vroegste jaren tot een arbeidzaam, ondernemend en zeevaardig volk gemaakt hebben. Zonder arbeid bleef hun land onvruchtbaar, waren de woningen ongeschikt om bewoond te worden, was de gemeenschap met andere landen onmogelijk. Met ijver legden zij zich toe op den landbouw; het gevolg is dat in geen land schooner landbouwproducten en beter vee bekend waren en Nederlandsche tuinlui geheel Europa door plaatsing konden krijgenGa naar voetnoot(1). Waar de bodem te moerassig was om de woningen te dragen, werden tot een groote diepte palen in den grond gewerkt, ten einde het bouwen mogelijk te maken. Kanalen werden gegraven, bruggen gebouwd en dijken opgeworpen, ten einde zich tegen de woede van het water te vrijwaren en zich de gemeenschap met naburige landen te verzekeren. Wat hun eigen land niet opbracht om te voldoen aan de verschillende behoeften die hun arbeid deden ontstaan, werd uit andere landen overgebracht. Nederlandsche handelslieden togen naar naburige vreemde landen, terwijl op hun beurt vreemde kooplieden in de Nederlanden hunne waren aan den man trachtten te brengen. In de 7e en 9o eeuw waren Brugge, Antwerpen en Gent reeds bekende marktplaatsen waar wol het voornaamste handelsarlikel was. Dat de lust tot reizen sterk ontwikkeld was, zien wij o.a. wanneer een Godfried van Bouillon in de 11e eeuw zich aanmeldt voor den eersten kruistocht. Was eerst wol het voornaamste handelsartikel der Zuidnederlandsche gewesten, weldra volgden laken, linnen, | |||||||||
[pagina 329]
| |||||||||
zijden en geweven stoffen, tapijten en kant die in de 13c eeuw Brugge tot de grootste handelstad van Europa maakten. In 1370 telde men om en in Mechelen 3200 wolfabrieken, waarvan éen der fabriekanten zelfs een uitgebreiden handel met Damascus en Alexandrie dreef. Gent telde in 1340 40000 wevers en in 1380 was het aantal goudsmeden in Brugge groot genoeg om een geheele legerafdeeling uit te maken. Waar welvaart en rijkdom zoo groot zijn (het eene kan door het andere niet uitblijven), ligt ook de ontwikkeling van kunsten en wetenschappen voor de hand. Kunstzin, behoefte naar kunst, doet zich nooit in zoo groote mate kennen als daar, waar de middelen gevonden worden om dien zin en die behoefte te voldoen. En dit was het geval in de Nederlanden. De architectuur deed wonderen verrijzen. Niet alleen kerken, maar ook openbare gebouwen, als stad- en raadhuizen, vertoonden weldra hoe ver de bouwkunst het gebracht had. De burgers verfraaiden hun woningen met beeldhouwwerk, schoone tapijten en schilderstukken. Schilders, waaronder de gebroeders van Eyk, deden alom van zich spreken. Op muzikaal gebied prijkte de naam van Jan Okeghem, uit Oost-Vlaanderen geboortig, bovenaan, terwijl het de Nederlanders waren die te Napels het eerste conservatorium oprichtten. In het begin der 15e eeuw deed Jacob Beukelszoon van Biervliet, door het ontdekken van een nieuwe wijze om haringen te zouten, te pakken en voor verzending geschikt te maken, een nieuwen handelstak ontstaan, die spoedig goede vruchten afwierp. In de 16e eeuw strijdt Antwerpen om den voorrang van eerste handelstad met Brugge. Mannen als Vesalius, St. Aldegonde en Erasmus zien het levenslicht en behooren weldra tot de grootste beroemdheden. | |||||||||
[pagina 330]
| |||||||||
Erasmus die met zijn Latijnsche bijbelvertaling den eersten steen voor de Hervorming legde, waarop spoedig Luther's Duitsche vertaling en verschillende Hollandsche en Vlaamsche overzettingen volgden, die den Bijbel in de handen van 't volk brachten en weldra een revolutie in veler denkbeelden deed ontstaan. Toen begon het verlangen naar een vrijen godsdienst zich kenbaar te maken. Onafhankelijkheid op godsdienstig gebied was wat men eischte, en hardnekkig verzette men zich tegen den souverein die het anders wilde. Geen inquisitie, geen oorlog verkreeg, wat Spanje zoo bloedig van den om heilig recht strijdenden Puritein verlangde. Duizenden die niet opgewassen waren tegen de verschrikkingen van de Inquisitie en de gruweldaden van den Hertog van Alva, namen de vlucht naar Engeland, terwijl aan den anderen kant Nederland vele Engelsche recruten in haar leger telde, ook voordat Koningin Elizabeth de Nederlanden openlijk begon te steunen met soldaten en geld. Wij weten hoe Prins Willem van Oranje, ter belooning van den moed en volharding der Leidenaars tijdens het beleg, de Universiteit te Leiden stichtte, en het duurt niet lang of namen als die van Hugo Grotius, Spinoza, Gomarus en Arminius, Boerhave en Sylvius prijkten aan den Nederlandschen horizon, terwijl de uitvindingen van een Leeuwenhoeck, Snellius, Huyghens en anderen den roemrijken naam der Nederlanders nog meer verspreidden. Onder de studenten aan de Hoogeschool te Leiden telde men verscheidene Engelschen die om hunne godsdienstige begrippen niet aan de Engelsche Universiteiten werden toegelaten, en in het strijdend Nederland met vrijheid van godsdienst een academische opleiding waren gaan zoekenGa naar voetnoot(1). | |||||||||
[pagina 331]
| |||||||||
Met verwondering zagen zij om zich heen naar de vele instellingen van liefdadigheid, gast-, arme- en weeshuizen, want ten tijde dat in hun land de soldaten, matrozen en ouden van dagen van kommer en gebrek den dood op straat vonden, konden de Nederlanders reeds met trots op bovengenoemde instellingen wijzen, terwijl ook de toestand en verzorging der gevangenen beter was dan in vele andere landen. En dit alles was in een land dat tachtig jaren lang door een bloedigen oorlog met Spanje geteisterd was, waar gestreden werd om vrijheid van godsdienst en volkomen onafhankelijkheid van vreemde heerschappij, een strijd waaruit de Nederlanders zoo zegevierend te voorschijn kwamen. Twee jaar na het tot stand komen der Unie van Utrecht, waarbij de 7 Noordelijke protestantsche Provinciën zich vereenigden tot één geheel, verklaarden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanders hun volkomen onafhankelijkheid aan Spanje. Deze onafhankelijkheidsverklaring is ook daarom voor ons van groot belang, omdat ze zoowel door Engelschen als Amerikanen tot model genomen werdGa naar voetnoot(1). De Puritein die loonde alles veil te hebben en alles te weerstaan voor zijn godsdienstige begrippen, was in Nederland een geheel verschillend persoon van den Puritein zooals men zich dien in die dagen voorstelde; niet slecht gehumeurd en afkeerig van vroolijkheid en vermaak, maar opgeruimd en levenslustig, terwijl hij levens uitmuntte door onberispelijk zedelijk gedrag. In geheel Protestantsch Nederland was trouwens een geest van een nauwgezet zedelijk leven waar te nemen. Het eenige waaraan sommigen zich | |||||||||
[pagina 332]
| |||||||||
betreurenswaardig te buiten gingen was drank. De vrouw was algemeen geëerd en overal in aanzien. Trouw en haar huwelijksplichten nauw betrachtend, en genoegzaam ontwikkeld om niet te ver bij den man achter te staan, was zij vrij om alleen te gaan waarheen zij wilde; zij had de kracht en den zedelijken moed om zichzelf te beschermen. Tot zoover de geschiedenis der Nederlanden. Wij zien dus overal voorspoed, welvaart, ontwikkeling en streng zedelijke begrippen in een tijd dat alles zoo geheel anders had kunnen zijn, waren de Nederlanders, in plaats van het vooruitstrevende, arbeidzame, vrijheidslievende volk, ‘the men of butter’ geweest, die Alva meende te zullen vinden. Zien wij nu hoe de toestand in Engeland was. Voor dat de Noormannen zich voor goed in Engeland hadden neergezet, stond Engeland voortdurend bloot aan invallen van allerlei vreemde volken. Met de Noormannen brak er eerst een tijd van rust en welvaart voor de eilandbewoners aan. De Noormannen regelden de wetten en staatsinstellingen en voerden het eerst het leenstelsel in; stichtten de beide voornaamste Universiteiten en verfraaiden de steden met gebouwen en kerken, waarvan sommige nog zijn overgebleven om ons van die vroegere grootheid te vertellen. Doch de Noormannen waren naar Engeland overgebrachte FranschenGa naar voetnoot(1) en voerden met hun instellingen ook het gebruik der Fransche taal in. Niet voor het einde der 14de eeuw maakt het Fransch weêr plaats voor het Engelsch en kunnen wij het Normandisch tijdperk als afgesloten beschouwen. De 14e eeuw en de daaropvolgende niet minder waren voor het nieuwe Engelsch Engeland een tijd van volkomen verval. | |||||||||
[pagina 333]
| |||||||||
De eerste oorzaak hiervan was zeker wel de langdurige strijd met Frankrijk, terwijl de daarop volgende burgeroorlog tusschen de Roode en Witte Rozen Engeland den gevoeligsten slag toebrengt. Niets put een land meer uit, ondermijnt meer den lust tot vooruitgang, bloei en ontwikkeling dan binnenlandsche twisten. De gevolgen bleven dan ook niet uit van den strijd, tusschen York en Lancaster gevoerd; het burgerrecht wordt met voeten getreden, de leenman wordt de slaaf van den leenheer, handel en fabriekswezen staan stil, aan de beoefening van kunsten en wetenschappen wordt niets gedaan, velen leiden een onzedelijk leven, ziekten breken uit en kommer en ellende brengen velen vroegtijdig naar het graf. Willem de Veroveraar had reeds een aantal wevers uit Vlaanderen overgebracht, maar deze schijnen van weinig invloed geweest te zijn. Eduard III waagde een nieuwe poging en een nog grooter aantal Vlaamsche wevers bewoog zich weldra onder de Engelsche handwerkslieden. Wij zagen echter hoe treurig de toestand in Engeland nadien geworden is en welk een contrast het Holland en Engeland van die dagen vormde. De handel stond zoo goed als stil. Aanvankelijk liet de Hervorming, die op het vasteland al meer en meer veld won, in Engeland de harten koud. In de 14e eeuw had Wyclif zich door zijn Engelsche bijbelvertaling een klein aantal aanhangers weten te verwerven. Deze zijn bekend onder den naam van Lollards en waren grootendeels herkomstig van dat Oostelijk deel van Engeland dat door de Vlaamsche handwerkslieden bewoond werd, maar na den oorlog met Frankrijk verdween met Wyclif ook zijn laatste aanhanger. Gedurende de regeering van Hendrik VIII kwam hierin verandering. Deze vorst maakte zich uit eigenbelang los van de Pauselijke macht, hief de kloosters | |||||||||
[pagina 334]
| |||||||||
op, zette bisschoppen en priesters af en verdeelde de kerkelijke bezittingen onder zijn gunstelingen. De oude godsdienst had afgedaan, maar geen nieuwe werd er zooals in de Nederlanden voor in de plaats gesteld. Het Engelsche volk was niet in staat zich met de leer der Hervorming te vereenigen en de grootste profaniteiten en immoraliteiten waren het gevolg van dit gebrek aan godsdienstgevoel. Als voorbeeld hiervan diene o.a., dat St. Paul's te Londen werd gebruikt als beurs, waar de kooplieden hun handelszaken kwamen bespreken. Met de troonsbestijging van Mary in 1553 was een kleine reactie waar te nemen. Velen gingen tot het oude geloof terug en de mis werd in haar eer hersteld, maar weldra deed de wreede hand der koningin zich gevoelen, wat haar den naam van Bloody Mary deed verkrijgen. Alles wat niet bukte onder haar wil, wat niet dacht volgens de denkbeelden die zij ingang wenschte te doen vinden, werd onherroepelijk ter dood veroordeeld. Dat dit de manier niet was om welvaart en bloei in het land te doen toenemen, spreekt van zelf en duidelijk is het verschil merkbaar tusschen het zich ontwikkelende, bloeiende vasteland, en het in verval zijnde Engeland. Men behoefde slechts een blik te slaan op de primitive bouw en inrichting der Engelsche woningen, waar zoowel schoorsteenen als vensterglas ontbraken, vloerkleeden een groote weelde en stoelen zoo goed als ongekend waren. Gedurende de regeering van Elizabeth is in dit alles een spoedige vooruitgang waar te nemen en waren er vele woningen die in rijkdom en pracht niet voor de Hollandsche behoefden onder te doen. Elizabeth hield van de weelde en zag zich gaarne omringd van alles wat het oog aangenaam aandeed. Volgens vele Engelsche geschiedschrijvers, is het tijdperk der regeering van Elizabeth een gouden eeuw in Engelands geschie- | |||||||||
[pagina 335]
| |||||||||
denis. Oppervlakkig beschouwd zou men ook tot die gevolgtrekking kunnen komen. Dringt men wat dieper door, dan worden wij echter aldra in onze verwachtingen omtrent ‘the Good Queen Bess’ teleurgesteld. Zij maakte aanspraak op den naam van een geleerde vrouw, sprak Latijn en Grieksch, droeg ook zorg dat hare haar omringende hovelingen niet te veel in kennis bij haar achterstonden. Doch de meeste Engelschen uit dien tijd, vooral onder de hoogere standen, konden lezen noch schrijven, en waren verder ruw en onzedelijk. Wij weten hoe de Engelsche vrijwilligers die in het Nederlandsche leger hadden dienst genomen, door den Prins van Oranje in 1573 als ‘ongeschikt’ naar huis terug werden gezonden, en niet voor vijf jaar later weêr in genade werden aangenomen. De tafels der rijken en edelen waren voorzien van fijne spijzen en gerechten, maar het volk voedde ziehmet gezouten vleesch of minder qualiteit schapenvleesch en slecht meel. Groenten werden zoo goed als niet verbouwd en de fijnere soorten die dienen moesten voor het hof of voor andere hooggeplaatste personen, werden uit Holland ontboden. Het gebruik van tafelmessen vinden wij niet vermeld voor het jaar 1563 en dat van vorken niet voor 1611. Door hun wonderlijke kleeding en het openlijk vertoon van sieraden en kostbaarheden trokken de Engelschen van rang eenieders aandacht tot zich. De immoraliteit van het hof vindt navolging bij het volk en de voorliefde voor spelen als stieren-en hanengevechten toont den ruwen aard van den Engelschman uit die dagen. Zoo was de toestand in Engeland toen duizenden Nederlanders, om de wreede hand van Alva te ontkomen, het Kanaal overstaken en in Engeland een schuilplaats zochten. In 1560 was hun aantal 10,000, terwijl het in 1562 tot 30,000 was | |||||||||
[pagina 336]
| |||||||||
gestegen en naar men zegt waren in 1568 van de 6704 vreemdelingen te Londen 5225 Nederlanders. In Norwich alleen telde men in 1575, 3925 Hollanders en Walen en 16 jaar later maakten zij er het grootste deel der bevolking uit, terwijl verder over geheel het Zuidelijk en Oostelijk deel van Engeland de Hollanders bij honderden te vinden waren, allen bekwame arbeiders, die hun kennis aan de minder begaafde Engelschen mededeelden. In Londen maakten zij vensterglas, beverhoeden, spelden en naalden; in Colchester baai en perkament; in Honiton en andere streken van Devonshire, Vlaamsche kant; in Mortlake en Fulham, tapijten; in Maidstone, linnen garens; in Sheffield, staal en ijzer; in Leeds, Sandwich en Norwich, baai, flanel, zijde en bombazijn. Vlaamsche tuinlui en boeren leerden den Engelschen planten te telen, groenten te verbouwen en hun land te bemesten en vruchtbaar te maken, en een Hollandsche vrouw Mej. Dingen van der Plasse leerde de Engelsche huisvrouw het stijven en strijken van haar linnengoed. Na den val van Antwerpen waren ook vele kooplieden naar Londen gevlucht, die hun kennis van zaken aan den Engelschman overbrachten. Dat de Nederlanders gunstig afstaken bij de Engelschen van die dagen, zal ons na het bovenvermelde duidelijk zijn geworden. Elizabeth was de Nederlandsche uitwijkelingen ongunstig gestemd; zoowel om hun godsdienstige begrippen als om hun opstand en verzet tegen hun vorst vonden zij geen genade in haar oogen. Maar zij was slim genoeg om het voordeel te zien, dat zij haar volk konden aanbrengen en liet ze daarom met rust en stond hen zelfs toe wat zij de Engelsche Puriteinen weigerde: vrijheid in het houden hunner godsdienstoefeningen door hun eigen predikers. Alleen | |||||||||
[pagina 337]
| |||||||||
werd er bij de wet bepaald, dat ieder Hollandsche handwerksman een Engelschen leerling tot zich nemen moest. Deze leerling werd als lid van het gezin opgenomen en deelde weldra de godsdienstige en zedelijke begrippen van den leermeester. Het gebod van Elizabeth had dus nog een andere uitwerking behalve die zij zich wenschte: de welvaart nam toe, maar met de welvaart wiesen de denkbeelden die een volgende eeuw een revolutie zouden teweegbrengen. Het Puritanisme begon in Engeland onder Elizabeth ook langzamerhand meer veld te winnen; waarschijnlijk brachten de gruweldaden door het katholieke Spanje gepleegd, daar het noodige toe bij. Ook ontstonden andere godsdienstige secten, waarvan de Separatisten het grootst in aantal waren. Veel wat door dezen misdreven werd, werd door den Staat de Puriteinen toegerekend. Het spreekt van zelf dat de sympathie tusschen beide secten dus niet van de grootste was. Gedurende de laatste 10 jaren van de regeering van Elizabeth trokken de Separatisten in grooten getale het Kanaal over, eindelijk de voortdurende vervolgingen en smadelijke bejegening die zij steeds in Engeland te verduren hadden, moede. Een deel van hen vestigden zich te Leiden; onder dezen telde men slechts twee geleerden, de overigen waren grootendeels veldarbeiders komende van dat deel van Engeland waar landbouw de voornaamste tak van bestaan was. Zij die zich in de geleerde wereld bekend hadden gemaakt, waren William Brewster die den Hollanders de Engelsche taal onderwees, en John Robinson, een theoloog, die aan de Universiteit te Leiden al de voordeelen genoten had, die den Hollandschen student in die dagen toegekend werden. Zij hadden zich over niets te beklagen en werden evenals hun andere Engelsche broeders volkomen vrij gelaten in hun handelingen en op gelijken voet gesteld met de Hol- | |||||||||
[pagina 338]
| |||||||||
landsche inwoners dier gemeente. Ook waren zij in geenen deele de Leidenaars tot last. Het viel hun alleen zeer moeilijk, zich te vereenigen met de Hollandsche begrippen tot viering van den Sabbath, en weldra begonnen zij op te zien tegen het denkbeeld, hun eigen natie geheel verloren te zien gaan in de Hollandsche. Dit allesGa naar voetnoot(1) maakte dat zij zich naar de nieuwe wereld inscheepten, waar zij in 1620, doordrongen van hun bij de Hollanders verkregen denkbeelden, landden. Deze Engelsche Hollanders zijn het die de Amerikanen met den naam van Pilgrim Fathers bestempelen. Een ander deel der uit Engeland overgestokene Separalisten vestigde zich te Amsterdam en vereenigde zich daar met de Hollansche Mennoniten of Anabaptisten onder den naam van Baptisten. In 1611 keerde een deel van hun naar Engeland terug en stichtte te Londen de eerste kerk der ‘General Baptists’. Tot zoover ook de geschiedenis van Engeland; het zal ons nu niet moeilijk vallen den invloed van Holland op Engeland na te gaan. De Hollanders die dien invloed konden te weeg brengen, waren dus, zooals wij gezien hebben:
En dat deze van invloed geweest zijn op Engeland is niet minder duidelijk. De onder punt 1 en 2 bedoelde Hollanders leerden den Engelschen het weefgetouw hanteeren. De verschillende industriën die de onder 3 bedoelde Hollanders aan de Engelschen onderwezen, hebben wij reeds boven | |||||||||
[pagina 339]
| |||||||||
genoemd, terwijl ook bekend is hoe de Engelschen partij trokken van de aanwezige handelslieden, die vooral na den val van Antwerpen bij honderden te Londen te tellen waren. De invloed op godsdienstig gebied was aanvankelijk van minder belang. In Nederland ontkiemde het zaad der Hervorming allereerst onder het volk, in Engeland daarentegen waren de Puriteinen voor den tijd van Elizabeth te vinden onder den adel. De naar Engeland overgestokene Hollanders, tijdens de vervolgingen eerst van Karel V, daarna van Philips, waren niet bestand tegen de bloedige handelingen van Mary, die in één week 800 slachtoffers die niet bukten voor haar Katholieken scepter, ter dood veroordeelde. Wij zagen hoe koningin Elizabeth niet het voorbeeld van haar voorgangster volgde, maar de Hollandsche Puriteinsche handwerkslieden uit eigenbelang in haar koninkrijk duldde. Wij zagen ook, hoe, het mocht haar dan al gelukt zijn, het Puritanisme onder de edelen uit te roeien, het haar niet gelukte, de door de Hollanders ingevoerde denkbeelden voor voortwassing onder haar eigen volk te behoeden. Verder zien wij onder de in Nederland verkeerende Engelschen nog:
| |||||||||
[pagina 340]
| |||||||||
Slaan wij nu ons oog naar Amerika. Algemeen bekend is het feit, dat direct na de ontdekking der Hudsonrivier de Nederlanders zich in den Staat New-York vestigden en zijn hoofdstad den naam gaven van Nieuw-Amsterdam. Het bleef een Hollandsche kolonie tot 1664. Al dien tijd werd die Staat dus naar Nederlandsche wetten geregeld. De volgende kolonie was die van Plymouth in 1620, gesticht door de Pilgrim Fathers uit Leiden, die doordrongen van de in Nederland verkregen denkbeelden, zich een nieuw te huis in de nieuwe wereld maakten. Het behoeft geen betoog, dat ook hier dus Hollandsche begrippen de bovenhand hadden bij deze in Holland in de leer geweest zijnde Engelschen. In 1628 was de beurt aan Salem en begon de groote kolonie aan de Massachusetts Baai bevolkt te worden. De meeste kolonisten die zich daar vestigden, waren afkomstig uit het O. en Z. van Engeland, die provinciën waar de Nederlandsche uitgewekenen zich met duizenden hadden neergezet en hun Nederlandsche denkbeelden haast algemeen ingang hadden gevonden. Verscheidene onder hen hadden eenige jaren in Holland doorgebracht, zoo was o. a. een zekere Dudley soldaat geweest in het Hollandsch legerGa naar voetnoot(1). Toch waren het grootste deel der kolonisten Engelschen, en wel voornamelijk Puriteinen en nog wel de beste en meest | |||||||||
[pagina 341]
| |||||||||
intellectueel ontwikkelde. Vandaar het groote verschil dat er steeds tusschen Massachusetts en de andere kolonies, die meer directen invloed aan de Nederlandsche Republiek ontleenden, merkbaar was. Massachusetts was tevens de eenige Staat waar zoogenoemde heksen nog ter dood veroordeeld werden, iets wat zeker niet uit de Nederlandsche Republiek afkomstig was! Roger Williams, één der Engelsche Puriteinen die zich te Amsterdam met de Baptisten vereenigde en den dichter Milton de Nederlandsche taal leerdeGa naar voetnoot(1), landde in 1631 te Massachusetts, trachtte daar zijn godsdienstige denkbeelden ingang te doen vinden, werd echter als vijand van de algemeene orde uit dien Staat verbannen en vluchtte naar Rhode Island waar hij in 1636 de eerste Baptistenkerk in de nieuwe wereld stichtte. In 1633 voeren een aantal kolonisten uit Plymouth de Connecticutrivier op en stichtten de kolonie Windsor. Dit was de eerste Engelsche kolonie, die na Massachusetts weldra tot de voornaamste zou behooren. Kort daarop trok een deel der kolonisten uit Massachusetts naar Wethersfield en in 1636 stichtte een ander deel Hartford. In 1639 werd bepaald dat Windsor, Wethersfield en Hartford als één geheel beschouwd zouden worden. Deze overeenkomst wordt aangezien als de eerste schriftelijke constitutie in Amerika; waarschijnlijk werd hier de Unie van Utrecht tot model genomen. In 1681 ontving William Penn uit de hand van Charles II een strook land die naar hem den naam van Pennsylvania verkreeg. Penn's moeder was een Hollandsche, Jan Jasper's dochter uit Rotterdam, bekend onder den naam van Dutch | |||||||||
[pagina 342]
| |||||||||
Peg bij haar Engelsche vrienden. William bracht verscheidene jaren in het land zijner moeder door en was de Hollandsche taal zelfs zoo goed machtig dat hij tot de Quakers in Pennsylvania in het Hollandsch predikte. Geen Staal toont zoo groote overeenkomst met de Nederlandsche Republiek in wetgeving en staatsinstellingen als Connecticut. De macht van den President is volkomen te vergelijken met die van den Nederlandschen Stadhouder, die van den magistraat met die van den schepen. Iedere stad heeft ook daar haar eigen afgevaardigde, die gelijke stem heeft als de afgevaardigden der andere steden. Gevangenen werden door den Staat onderhouden en behoefden niet zooals in Engeland voor eigen kost en onderhoud te zorgen. Doch niet alleen in Connecticut is dit 't geval; door geheel de Vereenigde Staten van Noord-Amerika heeft Holland haar invloed doen gevoelen, werden hare voorbeelden nagevolgd. Zoo is bijv. de invoering van stembriefjes door Hollanders en zeker niet door Engelschen geschied. Ook de gelijkmatige verdeeling der nagelaten bezittingen aan de kinderen, bij het sterven der ouders, is een instelling tot nu toe in Engeland onbekend. Vorsten, edelen en personen van rang ondergaan in Holland, bij overtreding der wet, gelijke straf met den eenvoudigsten burger. Zoo ook in Amerika, maar niet in Engeland, waar ten tijde van Elizabeth de rechtspraak nog zoo slecht geregeld was, dat dames en heeren van 't hof dikwijls een beschuldigde naar verlangen konden vrijspreken of veroordeelen! Werkhuizen werden volgens het goede voorbeeld in Holland door den Staat opgericht en onderhouden, terwijl ook arme kinderen door den Staat een opvoeding kregen. Ieder gevangene verkreeg het recht zich een eigen advocaat te kiezen, terwijl tot het openlijk verhoor der getuigen bij een rechtszitting werd overgegaan. | |||||||||
[pagina 343]
| |||||||||
Ondertusschen waren in Engeland met de restauratie der Stuarts op den troon de Puriteinen als een partij verdwenen, en hun naam stierf met hen. Ontevreden over den staat van godsdienst en politiek in hun eigen land, zochten vele Engelschen een beter verblijf in Amerika; grootendeels waren dit mannen van strenge plichtsbetrachting en voorbeeldigen levenswandel, en maakten hierdoor dan ook deze Ifregeering in Amerika mogelijk, die in hun eigen land zoo bitter was mislukt. De voortdurende vervolgingen der Engelschen dreven ook de Schotsche Ieren uit Ulster naar Amerika; meer dan 10,000 Protestantsche handwerkslieden trokken, nadat James I hun wolindustrie door verschillende bevelen en wetgevingen zoo goed als vernietigd had, den Oceaan over. Langzamerhand togen ook Franschen, Duitschers en Portugeezen naar het land van belofte en zien wij de nieuwe wereld al meer en meer bevolkt worden. Tot hiertoe een kort overzicht van den invloed der Nederlanden op Engeland en Amerika, uit het boek van den Heer Campbell. Men oordeele naar deze korte schets niet over den belangrijken inhoud van dat werk. Te veel wat deze vermeldt, hoewel van groot belang, moest hier achterwege gelaten worden. Wij kunnen niet anders dan de lezers van dit artikel, waarvan bij sommige misschien belangstelling voor de quaestie is opgewekt, aanraden, zelf kennis te maken met het belangrijke werk van den om recht strijdenden Amerikaan. De Heer Campbell bespreekt voornamelijk den invloed der Nederlanden op maatschappelijk gebied, instellingen, wetgeving enz.; hij deelt ons echter niets mede over den invloed der Nederlandsche taal en letterkunde op die van Engeland en Amerika, en dat ook die merkbaar is, hopen wij onze lezers hier met eenige voorbeelden duidelijk te maken. Men | |||||||||
[pagina 344]
| |||||||||
behoeft slechts Skeat's Etymological Dictionary na te slaan om aldra een lijst woorden van Hollandschen oorsprong voor oogen te krijgen. Het is vroeger jaren gegaan zooals nu nog alle dagen gebeurt: woorden die in een zeker land geboren worden en door gewoonten of gebruiken, aan dat land vooral eigen, het levenslicht zagen, worden in andere landen in die zelfde taal, is 't dan ook dat de uitspraak verschillend wordt, overgenomen. Ik noem slechts interviewer en daarvan het werkwoord interviewen, bookmaker, live o'clock tea, uit het Engelsch, zoowel in 't Hollandsch als Fransch overgenomen, en weldra zullen deze woorden zoo geheel in de taal zijn doorgedrongen, dat Hollander noch Franschman er meer aan zal denken, als hij het woord interviewer gebruikt, dat het geen Hollansch of Fransch woord is, evenmin als nu een Engelschman bij ‘burgomaster’ en ‘duck’ (in den zin van doek) denkt dat die woorden niet oorspronkelijk Engelsch zijn. In een der werken uitgegeven door de Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren aan de Hoogeschool te Gent vindt men de quaestie van den invloed der Nederlandsche letterkunde op die van Engeland behandeldGa naar voetnoot(1). Vooral vele vertalingen van het Hollandsch in het Engelsch zagen het licht; wij noemen hier maar Marnix van St Aldegonde's satyre tegen de katholieke kerk (het theologisch element treedt ook in de literatuur merkbaar op den voorgrond), die van de geschiedenis van Marieken van Nymegen en die van Elckerlijk. Caxton zegt dat hij in zijn ‘Reynard the Foxe’ zooveel mogelijk het Hollandsch volgde, terwijl hij zelf door zijn langdurig verblijf in de Nederlanden ook niet geheel vrij van Nederlandschen invloed gebleven kan zijn. | |||||||||
[pagina 345]
| |||||||||
Algemeen bekend is ook hoe nauw de samenhang is tusschen Vondel's Lucifer en Milton's Paradise LostGa naar voetnoot(1). Veel van de moderne Nederlandsche letterkunde begint thans ook in Engeland vertaalden gelezen te worden. Verschillende stukken van Couperus zagen reeds het licht, terwijl ook van Nouhuys' Goudvischje en M. Constant's Lotos naar wij vernemen in het Engelsch zullen worden overgezet. Ook de werken van den Zuidnederlandschen dichter Maeterlinck, dien wij als Vlaming hier noemen, al voert hij zijn pen ook in de Fransche taal, hebben reeds hun weg in Engeland gevonden. Vergeleken met den stroom van Engelsche romans, novellen en gedichten die ons daarentegen uit Engeland wordt overgebracht, verzinkt de enkele vertaling van een oorspronkelijk Nederlansch werk echter haast in 't niet. Zooals in vele opzichten is ook op letterkundig gebied de Engelsche natie de Hollandsche thans ver vooruitgestreefd. De behandeling van den invloed der Nederlandsche taal en letterkunde op die van Engeland en Amerika is dus het eenige punt dat aanvulling vereischt in het werk van den Heer Campbell. Het behoeft geen beloog dat het niet op onzen weg ligt die aanvulling hier te geven, en wij laten dit gaarne aan bevoegder personen en bekwamer handen over. Gent, Februari 1893. D.L. Naschrift. - Tot ons groot leedwezen vernemen wij zooeven, dat de schrijver van het door ons behandelde werk dezer dagen overleden is. Reeds jaren was hij ziekelijk, zoo dat b.v. zijne correspondentie door eene amanuensis moest geschieden. Gelukkig heeft hij nog beleefd, dat zijn werk verscheen en vooral in Amerika zoo uiterst gunstig beoordeeld werd. |
|