Nederlandsch Museum. Vierde Reeks. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
De ‘Conferring of Degrees’ te Cambridge.Met den vroegen namiddagtrein - London express - kwamen wij uit Wiltshire te Oxford aan (Maandag 20 Juni 1892). De stad was in feest. Reeds van in het stationsgebouw kon men eene bijzondere drukte bespeuren: afladen, aanvoeren en opladen van koffers; reizigersdooreengewemel. Blijde welkomstgroeten en gelukwenschen werden gewisseld. Hier haalde een student zijn moeder of zusters - met lange sleepkleederen - af; daar stapte een deftig clergyman, in 't zwart met ronden hoed en in 't oog vallenden hemdsboord, uit den wagen - Third - en wisselde een stilblijden handdruk met zijn toesnellenden zoon, die blijkbaar den nacht te voren zijn promotie door wat te veel heildronken had gevierd en er nog bleek en verslapen uitzag onder de achteruitgeschoven pet, versierd met het wapenschild van zijn College. Gearmd verzwinden beiden in 't gewoel. Swells - aristocraten - in zomercostuum, met de kleuren van hun club in het lint rond hun stroohoed, wandelen groot, zwierig en trotsch, heen en weder, hun licht handstokje als een rijzweep zwaaiend, oogenschijnlijk alle menschen en misschien de studie zelve verachtend. Het was de week der Conferring of Degrees: het verleenen der promoties, na afloop van het universiteitsjaar. | |
[pagina 314]
| |
Een dezer feestelijkheden voor Bachelor of Arts en Bachelor of Law - BA en LLB - zouden wij 's anderdaags te Cambridge bijwonen. Ik bewonder Oxford met zijn heerlijkheden en Cambrige met de zijne, maar ik heb daarenboven Cambridge lief: het heeft iets gemoedelijkers, frisschers met al zijn groen; iets ernstigers tevens, en zelfs - al bezit het er geen recht toe - iets ouderwetschers dan Oxford. Wat kan men eerbiedwaardiger uitdenken dan die tempels der wetenschap met hunne groote binnenplaatsen, positief als geometrische figuren! Zij zijn verlevendigd door de heldere tint der vierkante kortgeschoren graspleinen, en al de kleurige vensterranden der donkere gevels schitteren in hun verlichting van bloeiende bloemenlampions, of gansch een hoogen gevel zelf is bekleed met klimop, niets dan de ramen onbedekt latend, zooals Jesus College!Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 315]
| |
Om twee uren in den namiddag ving de plechtigheid aan in het Senate House. De ruime zaal met eiken beschot en fraai plafond is stampvol. Al de dames zijn in feestgewaad. De jongere studenten en een deel van het publiek staan boven op de galerijen. De leeraren - waaronder degenen, die den titel van doctor bezitten, in 't rood - nemen hun plaatsen in. Geene eerekruisen te zien. Hier heerscht het gerucht dat alle talrijke menschenverzamelingen kenschetst: dat dof, ontzaglijk geronk, waarboven geen toon over den anderen uitklinkt noch van een anderen te onderscheiden is. De stoet doet zijn intrede. Eensklaps heerscht eerbiedige stilte onder het publiek, terwijl daarentegen de studenten omhoog allerlei gekwak, getier en gepiep aanheffen. Het eerst komt dokter Peile, de Vice-Chancellor, Master van Christ's College, voorafgegaan door de twee pedellen, die zilveren maces - staven - dragen en gevolgd door de proctors en hun constables - de bijzondere uitvoerders van dezer orders - half in vrees en half in luim door de studenten bull-dogs - bulhonden - genaamd. Hij neemt op het verhoogsel de eereplaats - een zetel - in. Hij ook is in het rood met de witte kap van hermelijn op den rug: een vriendelijk, hoog blozend man met grijzen baard en gouden bril. Dan volgen de candidaten, die gepromoveerd worden. Zij zijn over de vijf honderd in getal, blootshoofds met een zwarten mantel, en witte bef en de kap - gown and hood - met wit bont omzoomd. - Men weet, dat in oude tijden de hood de eigenlijke monnikskap was. Een zeer schilderachtig effect. Enkelen dragen een bril. Twee of drie, donkerder van gelaatskleur, voeren het onmiskenbaar bewijs van negerafkomst in hun grove lippen en platten neus, terwijl een andere, bijna even bruin, met heerlijke zwarte oogen en | |
[pagina 316]
| |
regelmatige trekken, groot en kloek, recht heeft fier te zijn op de schoonheid van zijn Aziatisch ras en voorzeker niet wenscht te verhelen, dat hij door een sterkere zon dan die van Albion gebronsd is. King's, Trinity, St. John's en Clare zijn de eerste Colleges in rang, dan volgen de andere naar orde van ouderdom, indien ik het goed voorheb: Caius, Pembroke, St. Peter's, Jesus, enz. De proctor van King's treedt vooraan. Hij strekt zijn rechterhand uit en vier studenten van dat college nemen elk een zijner vingeren vast. Met de linkerhand licht de proctor zijn hoed en spreekt tot den Vice-Chancellor in het Latijn: ‘Ik stel u voor, zeer eerwaardige Heer, deze jonge mannen, welke het bewijs geleverd hebben, dat zij bekwaam waren tot het verkrijgen van den graad van ...’ De Vice-Chancellor groet ook, even zijn hoed opheffend, en een candidaat nadert en knielt voor hem. De Vice-Chancellor drukt de twee voor hem gevouwen handen in zijne handen en houdt ze vast, terwijl hij spreekt: ‘Auctoritate mihi commissa admitto te ad titulum baccalaurei in artibus designati, in nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti.’ Dit is een plechtig oogenblik: de openbare belooning voor het harde, in stilte gedurende den leertijd met moed en taaien wil gedane werk. Een oogenblik, dat tranen van onder de wimpers der glimlachende vaders en moeders vloeien doet, ofschoon de overige studenten ginder op de galerij zoo oneerbiedig mogelijk hun luid rumoer nog verdubbelen. De eene candidaat wordt letterlijk uitgejouwd, de andere met applaus begroet: ‘Try to look pretty. - Cheer up. - Sarah! - Kiss him! - Right in front! - | |
[pagina 317]
| |
How is Nancy? - Gladstone?’ -roept men. Sommige candidaten blijven zeer ernstig; eenige zien lachend op naar deze aanranders en kunnen, zelfs met hunne vingers tusschen die van den Vice-Chancellor, een doorbrekenden glimlach niet onderdrukken. En aldus duurt het voort, vier en vier tegelijk voorgesteld, tot over de vijfhonderd maal is neergeknield en over de vijfhonderd maal door den - gewis vermoeiden - Vice-Chancellor dezelfde woorden - met de wijziging van in jure in stede van in artibus - herhaald en telkens andere handen gedrukt zijn. Enkelen hernamen hun rang onder de gelederen en kwamen een tweede maal neerknielen; het waren degenen die twee promoties hadden; onder hen bevond zich de schoone Aziaat, die aller blikken aantrok en wiens naam ik intusschen heb gevraagd. Hij is de zoon van een prins en heet: Nawat Syed Mohi-Uddin. Een bleeke jongeling met handkrukken, heeft moeite om weder op te staan en wordt op daverend handgeklap onthaald. Op een gegeven oogenblik werd onder uitbundig gejuich en gelach een houten lepel - groot genoeg voor een reus - versierd met het coat of arms - wapenschild - van een College en dat der Hoogeschool, geschilderd en met linten gekroold, aan een touw neergelaten. Een gepromoveerd student vangt hem, snijdt het touw door, schoudert den lepel als een buks en vertrekt er mede, een air van luimigen trots aannemend of 't hier een heldendaad gold. Het is er eene, want hij wordt daardoor verootmoedigend aangewezen als de laatste op de lijst der mathematieken. Een ouveroud gebruik eischt, dat de gelukkiger gegradueerden hem dat als tropee aanbieden. Men jouwt hem langs alle kanten uit en zingt: Tarara boom de ay! Tarara boom | |
[pagina 318]
| |
de ay! een Boheemsche aria, die thans fureur te Londen en in Engeland maaktGa naar voetnoot(1). De huidige ceremonie herinnert mij eene andere bijna soortgelijke: de Conferring of Honours, ook te Cambridge, ook in het Senate House en omtrent op denzelfden datum in 1887. Het was tijdens de feesten van het vijftigjarig jubileum der Koningin. Heel de stad was bevlagd. De toenmalige Lord Mayor van Londen - Mr. Hanson - was tegenwoordig met zijn twee zonen. Hij was doctor honoris causa benoemd. Eene Indische prinses maakte deel van den stoet; zij was verguld van gelaatskleur en gansch in wit satijn met witte goudgestikte schoentjes. Een eereplaats werd haar op het dais - verhoogsel - aangewezen. Het ging er toen nog erger toe dan nu. De studenten wierpen ondeugend proppen papier, zelfs half pence - kleine muntstukken - naar de plechtig binnentredenden. Op mijn bemerking, hoe vreemd en onbetamelijk zoo iets was, antwoordde een naast mij zittend professor in galagewaad: ‘Het is hun privilege op dezen dag.’ Onder de candidaten bevond zich een Chinees met langen haarstaart op den rug. Hij hield een Latijnsche redevoering. ‘The light comes from the East!’ riep een student, wat luid gelach verwekte. Dit alles schijnt zeer middeleeuwsch en nog iets moet hier treffen als een overblijfsel van vroegeren tijd en vroegere vooroordeelen: namelijk de rol, welke de vrouwe- | |
[pagina 319]
| |
lijke studenten aan de Hoogeschool vervullen. Eertijds uitgesloten, mogen zij thans, ofschoon zij geen universiteitsleden kunnen zijn, als eene gunst aan de leergangen deelnemen. Zij leggen examens af, doch er bestaat geen belooning voor haar: No degrees conferred upon ladies. Dit is des te meer aanmerkenswaard, daar er zijn, die benijdbare rangen in de classificaties hebben ingenomen en de mannen zijn vooruitgestreefd. De hoogste intellectueele eer aan de universiteit is ieder jaar voor dengene, die aan 't hoofd staat der lijst voor the mathematical honours. Hij wordt the senior wrangler - oudste kampioen - genoemd. In 1890 werd Miss Fawcett, na afloop der examens, verklaard te zijn: above - boven - the senior wrangler. Eene andere jonge dame Miss Ramsay bereikte eenige jaren geleden het toppunt der classical honours en kreeg nochtans evenmin als de bovenstaande geen degree. Misschien zal het haar den hoogsten prijs hebben geschenen de liefde te verwerven van den reverend doctor Butler, die aan het hoofd van Trinity - het grootste College van Cambridge - stond en haar kort daarna huwde. Ce qui se ressemble s'assemble, zegt het spreekwoord. Hij ook had in zijn tijd dezelfde onderscheiding verworven. Dit jaar staat onder de hoogsten op de lijst der classical honours Miss Stawel, eene jonge Australische. Meisjes, welke den moed bezitten om universiteitsstudies aan te gaan, alleen uit drift naar wetenschap, zonder eenig openbaar eerbewijs of hoop op een later te verkrijgen ambt en levensonderhoud, en begaafd genoeg zijn om in het door haar verkozen pad volhardend allen vooruit te streven - worden verondersteld tevens grootmoedigheid en stoïcisme genoeg te hebben om elke hulde of loon te kunnen ontberen. Maar potsierlijk, zoo niet bitter, moet het haar voorkomen uit de rijen der mededingers gesloten te zijn en | |
[pagina 320]
| |
deelmakend van het toeschouwend publiek - gedwongen verscholen als het nederig viooltje, waaraan men de vrouw zoo dikwijls heeft vergeleken -de ceremonie der Conferring of Degrees bij te wonen. En wat kan wel de geestgesteldheid wezen van haar overwonnen mededinger, die den palm wegdraagt, wetend in zijn hart, dat, hoe hoog zijn verdienste mag heeten, er hier een nog hoogere verdienste doodgezwegen blijft?... Zullen de thans bekroonden - wetgevers der toekomst - een dergelijken staat van zaken behouden of hem ridderlijk en gewetenstrouw wijzigen?
Virginie Loveling. Penzance, 27 Juli 1892. |
|