Nederlandsch Museum. Vierde Reeks. Jaargang 2(1892)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] Nog leef ik.... doch ik wacht.... k Heb mijn heil naar 't graf gedragen.... Pol dh Mont. Ten bloede bijt ik mijne vingertoppen; Mijn keel kropt toe, onhoorbaar wordt mijn klacht... 'k Geef 't harte lucht in zilten tranendroppen.... 'k Ben als een kind - dat lijdensvol versmacht!... Al trager voel ik mijne polsen kloppen; Van stond tot stond verflauwt mijn levenskracht; En als het sap, dat in de bloem blijft stroppen, Zoo stijft mijn bloed! - Nog leef ik! Doch ik Wacht Het uur des doods, die mij zal henenlokken, Bij treurgezang en zacht getamp der klokken, - Naar de open groeve, 't enge, kille graf!... 't Is zoet te slapen waar de vooglen neuren, Waar 't grastapijt u dekt, en bloemen fleuren... Hij sterft zoo graag, wien 't leven is een straf! Is. Albert. Vorige Volgende