Nederlandsch Museum. Vierde Reeks. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ‘University Extension Movement’
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verscheidene malen, door de eeuwen heen, wanneer op het vasteland brandende punten de geesten bezighielden, rezen er mannen op, die de oogen op Engeland vestigden, dat Europa reeds was voorgegaan. Ook nu, dat de sociale vraagstukken alle klassen der samenleving in koortsige spanning houden, nu, dat als een nakend orkaan het geroep der arbeiders hooger en hooger stijgt, en de grooten angstvallig rondzien naar reddingsmiddelen, om den socialen vrede te bewaren, en niet weten, welke rol de ontwikkelden daartoe moeten vervullen, nu ook wijzen mannen als Prof. Lujo Brentano, Dr G. von Schulze-Gävernitz, Baerenreiter, Max Leclerc, Prof. W. Van der Vlugt op Engeland als de fakkel Europa voorlichtend op de baan, die tot vreedzame beslechting der sociale geschillen leidt. Herinner u den toestand van Engeland omstreeks de jaren 1820-30. Talrijke troepen werkeloozen, wien de uitvinding der machienen, en de ontbinding van troepen na den vrede met Frankrijk in 1815 allen arbeid hadden ontnomen, doorkruisten het land. Vrouwen en kinderen werkten in de fabriek voor half loon en minder. De werkuren stegen, het dagloon daalde; de bevolking verviel lichamelijk, zedelijk en verstandelijk. De overrompeling van Birmingham door het gepeupel in 1839, het Prop-complot in 1842, en het beruchte voornemen der Chartisten, om in eenen stoet van 300.000 man voorbij het Parlement te trekken, veroorzaakte bij de regeering en de hoogere klassen diepe onrust, welke ten top steeg met de Februari-omwenteling te Parijs. En thans? Nog zijn de sociale vraagstukken niet opgelost, maar het Britsche rijk is misschien het enkele in Europa, dat hunne vreedzame oplossing mag tegemoet zien: het cijfer der misdrijven daalt, terwijl het stijgt op het oude continent. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De spaarpenningen der arbeidende klasse werden in 1882 door een oeconomist op £ 128000000 of 3.200000000 fr.Ga naar voetnoot(1) geschat. De werkman wordt er in arbeiders-vraagstukken aangezien als de gelijke zijns meesters, gemengde commissiën worden gevormd, die gevaarlijke geschillen op vreedzame wijs tot ieders voldoening beslechten, Welke factoren hebben dezen ommekeer bewerkt? De arbeiders zelf, die door hunne ‘Trade-unions’ macht en zelfstandigheid verkregen, om aan de overdreven eischen hunner patroons het hoofd te bieden. De christelijk-sociale partij, in het leven geroepen door Carlyle, begreep, dat voor een land niets zoo gevaarlijk is, als verscheidenheid van gevoelen, denken en streven bij de inwoners. Hare leden traden voor de werklieden in het krijt, waar het recht langs hunnen kant was, en door hare winkelvereenigingen verbeterde zij den stoffelijken toestand des werkmans, en maakten van hem ‘dien weldoorvoeden athleet,’ wiens forsche greep en taaie volharding, trots hooger loon bij minder werkuren, nochtans goedkooper arbeid leveren kan dan heel het nijvere continentGa naar voetnoot(2). De hoogere klassen thans. Deze terugwerking der ontwikkelden op de arbeiders was te danken aan den ommekeer, door den dreigenden toestand in het hart der rijken bewerkt, en ook aan Thomas Hill Green, leeraar in de wijsgeerige moraal aan de Hoogeschool van Oxford, en zoo meesterlijk gepenseeld in ‘Robert Elsmere’ van M.H. Ward. Aan zijnen heilzamen invloed was het te danken dat een Arnold Toynbee ontstond, na wiens dood rijke en ontwikkelde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jongelingen zich in de rampzaligste wijken van Londen vestigden, om daar het zendelingswerk van Arnold Toynbee te volbrengenGa naar voetnoot(1). Zij waren van het principe der christelijk-sociale partij overtuigd, en begaven zich te midden der arbeidersklassen, om de toestanden der werklieden te bestudeeren, hunne nooddruftigheden, hunne wenschen te leeren kennen, en te zien, in hoeverre zij, begunstigden der fortuin en hooger ontwikkelden, de arbeiders konden helpen met hun eigen persoon of met inrichtingen naar het verlangen der arbeiders zelf ingericht. ‘The University-Extension Movement’, de beweging tot verspreiding van het hooger onderwijs, sluit zich aan bij die wedergeboorte der menschenliefde. Want weldra rees in eenige geesten de gedachte op, dat niet alleen de arbeidersklasse, maar ook de middelklasse verstoken was van alle hoogere ontwikkeling, en dat voor deze zooveel kon en moest gedaan worden als voor gene. ‘Uit deze gedachte werd de beweging geboren. Zij stelt zich dus voor, het hooger onderwijs naar tijd en plaats te brengen in het bereik diergenen, die zich door zekere omstandigheden in de onmogelijkheid bevinden de colleges eener universiteit bij te wonen.’ Daar het Toynbee-werk zich in de hoofdstad voornamelijk met de arbeiders in het West-End bezighoudt, richt Un. Ext. zich meer tot de middelklasse, terwijl zij buiten de hoofdstad al de klassen der bevolking in haren werkkring trekt. Een volledige studie over het Toynbee-werk heeft Prof. Van der Vlugt in zijne Gidsartikels geleverd. Eene grondige bespreking van het Un. Ext. Mov. zal aan het Nederlandschlezend publiek vast ook niet onwelkom wezen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prof. Lujo Brentano, in zijne ‘Rede über die Stellung der Gebildeten zur socialen Frage’, haalt de zaak terloops aan, en zegt: ‘Ik kan slechts terloops wijzen op het Un. Ext. Mov., die merkwaardige pogingen, om de hooge-scholen tot het volk te brengen, daar het volk niet tot de hoogescholen komen kan. Er bestaat een grootsch systeem van reizende leeraars die meest in avondklassen het volk de onderwerpen onder het oog brengen, die de studenten in gunstiger omstandigheden op de hoogeschool kunnen studeeren. Hunne voorlezingen worden ten huidigen dage door nagenoeg 30,000 personen bezocht, en zooals de examina het bewijzen, met goeden uitslagGa naar voetnoot(1)’. Zoo ook Prof. V. d. Vlugt: ‘Op die wijze wordt het Toynbee-werk bevorderlijk, zoover het in deze omgeving gaan wil, aan de grootsche beweging tot het verbreiden van universitaire ontwikkeling, waarop in het noorden des lands reeds zulk een ongedachte zegen schijnt te rusten.’ Max Leclerc geeft ons eene volledige gedachte over de beweging in zijn uitmuntend boekje: ‘Le rôle social des UniversitésGa naar voetnoot(2)’. Wij nemen er eenige inlichtingen uit over. Andere zijn ontleend aan: Eighteen Years of University Extension by R.D. Roberts. Cambridge, 1891. University Extension. Past, present and future, by H.S. Mackinder and M.E. Sadler. London. Cassel and Co 1891. The London University Extension Journal. Het woord University Extension werd voor de eerste maal | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruikt door Osborne Gardon, van Christ Church College, ‘I look for the extension of the University to the poor’, in 1850, als er spraak was de verordeningen der hoogescholen te herzien, en namelijk de ‘test’, de geloofsbelijdenis af te schaffen, die voor Roomsch-catholieken en Non-conformists de deuren der hoogeschool gesloten hield. Die afschaffing gebeurde slechts later onder het eerste ministerie Gladstone. Jaren verliepen alvorens de gedachte van Osborne Gardon tot rijpheid kwam. Doch zij werd verwezenlijkt. In 1867 werd Prof. Stuart, fellow van het Clarc-College, Cambridge, uitgenoodigd eene voordracht te geven in eene damesvereeniging, in het Noorden van Engeland. Miss Clough, de onlangsoverleden Headmistress van het Woman-College tc Cambridge, was er de ziel van. 's Avonds zou Prof. Stuart zijne voordracht herhalen voor een publiek, samengesteld uit werklieden en personen die 's namiddags niet vrij waren. Prof. Stuart antwoordde, dat hij niet éene voordracht, maar eene reeks van 8 voordrachten over hetzelfde onderwerp wilde geven, daar hij dat veel doelmatiger achtte. Dat was het uitgangspunt der beweging. Prof. Stuart oogstte met zijn stelsel veel bijval in, bevond er zich goed bij en paste het overal toe waar hij gevraagd werd, te Leeds, te Liverpool, te Manchester, te Sheffield (1867). Weldra vond zijn voorbeeld navolgers. De voorlezingen werden goed bezocht, meestal door vrouwen in den beginne, omdat zij over meer lijd dan de mannen beschikken. Op zijne rondreizen ondervond Prof. Stuart, dat drie klassen van het Engelsche volk gebrek hadden aan hoogere ontwikkeling: 1o de vrouwen, 2o de middelklasse, 3o de arbeiders. Die bevonden zich in de onmogelijkheid naar de universiteit te komen; welnu, de universiteit moest tot hen gaan, en hun | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de gelegenheid aan de hand doen hooger onderwijs te genieten. Terwijl de beweging krachtiger en krachtiger werd, teekenden zich ook de trekken, die haar kenschetsten, duidelijker af. Heden nog draagt zij deze kenteekenen, meest door Prof. Stuart er aan gegeven.
Met zulken practischen ernst ten uitvoer gebracht, en door zulke ieverige personen ter harte genomen als Prof. Stuart, moest de beweging weldra toenemen in zulke mate dat eene der Engelsche Universiteiten ze onder hare bescherming nam, om er den wettelijken stempel van het hooger onderwijs op te drukken. In 1871 vraagt Prof. Stuart aan den Senaat der universiteit Cambridge aan, de beweging officieel te erkennen, en ze onder haar bestuur te nemen. Dit verzoek werd door tal van smeekschriften, uit alle hoeken des lands gezonden, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bekrachtigd. De Senaat kon niet dadelijk overgaan tot de officieele erkenning, maar was bereid, gezien de belangrijkheid van het voorstel, eene proef te nemen. Zij gelukte volkomen. Een bestendig comiteit werd gevormd, en verkreeg de officieele toelating leergangen in te richten, en zich in betrekking te stellen met de locale comiteiten, waar men eenen ‘lecturer’ vroeg. De hoogeschool had beslist voor de Extension geene verdere uitgaven te doen dan degene veroorzaakt door het bureelwerk van het midden-comiteit te Cambridge. In elke plaats, waar men graag eenen leergang had, moest men dus een comiteit vormen, dat gelast was met de propaganda, en dat ingang-tickets verkocht voor den leergang. Met het opgebrachte geld betaalde men den ‘lecturer.’ Velen zullen met verwondering lezen, dat de lessen niet kosteloos waren. Dat is nochtans een der schoonste karaktertrekken der beweging: het onderwijs is geene aalmoes die men geeft, professors en studenten behouden beiden hunne waardigheid en achten elkander hoog. Ziehier eenige inlichtingen over deze finantieele zijde der beweging. Het Londensch comiteit geeft jaarlijks £ 4000 uit aan lecturers, examinatoren, drukken van syllabussen en andere dingen. Daarvan worden £ 3000 ontvangen van de studenten, £ 1000 door inschrijving ingezameld. Hier volgen de ingangsprijzen voor eenige leergangen, die zich over eene reeks van tien à twaalf lessen uitstrekken. Zij zijn getrokken uit het Un. Ext. Journal van 15 Jan. '92.
Men begon in 1873 te Nothingham, Derby, Leicester, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarna volgde Leeds, Bradford, Halifax, Keighley, dan Liverpool, Sheffield, Zuid-Wales, West-Engeland, van waar de beweging zich over het gansche rijk uitstrekte. De ‘lecturers’ zijn ofwel hoogleeraars, ofwel heeren wier naam reeds gemaakt is, die een nuttig en onbekommerd leven kunnen leiden, maar die verkiezen zich in die nieuwe drukke bezigheid te werpen, ofwel jongelingen, die eenen graad (Bachelor of Master) hebben verworven, maar die zich, uit louter liefde tot de zaak, ten dienste stellen van het publiek. Hier zij alleen gezegd:
Het Cambridge-comiteit richtte ook examina in voor de Un. Ext.-studenten, af te leggen vóor de hoogleeraars, en in 1890 gaf de Hoogeschool de ‘affiliation’ aan alle comiteiten, die eenen volledigen leergang van vier jaar inrichten voor wetenschappen of letterkunde. De studenten, die dezen leergang gedurende drie jaren hebben gevolgd, en met vrucht hun examen hebben afgelegd, worden in de Universiteit aanvaard, en kunnen den graad van M.A. of D. Sc. verkrijgen na twee jaar studie, in stede van na drie, den gewoonlijken term. ‘Weinige lieden, zegt Max Leclerc, zullen hun beroep laten varen om een nieuw leven te beginnen, maar deze beslissing uitgaande van zulk conser- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vatief corps als de oude hoogeschool van Cambridge, en zich richtende tot de Un. Ext.-studenten, heeft eene groote beteekenis, indien zij practisch niet ver reikt’. In 1875 werd de ‘London University Extension Society’ onder het voorzitterschap van Goschen gesticht. In 1876 werden leergangen ingericht met bijzonder goed gevolg:
Nu zijn er in Londen en voorsteden niet minder dan 70 comiteiten werkzaam. Het auditorium bestaat uit personen uit alle rangen der maatschappij: dames, ambachtslieden, klerken, handelslieden, onderwijzers, terwijl in de fabriekwijken vele werklieden de voorlezingen bijwonen. De London Un. Ext. Soc. heeft ook haar orgaan, dat in Februari 1890 het licht zag. Eerst verscheen Let gedurende de les-periode (session) alle veertien dagen, nu alle maanden. De ‘session’ gaat van October tot Juni. In het begin van dit jaar heeft Londen ook ‘summer courses’ ingericht, bestaande uit vijf of zes veertiendaagsche lessen. In 1877 werd de zaak der Un. Ext. door Prof. Jowett voor het bestuur der universiteit van Oxford opgeworpen. Hij stelde voor eene commissie te benoemen in denzelfden aard als die van Cambridge, doch het is slechts sinds 1885 dat Oxford zich voor goed aan hel werk heeft gezet. Oxford had in den beginne weinig bijval. Menige stad was nog niet ontvankelijk voor het zaad der beweging, en dit was bijzonder waar voor de weinig bevolkte en weinig nijverige steden. Men was dus wel gedwongen het oogenblik af te wachten, dat het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
publiek in staat was het nut der Extension te vatten. De ondervinding in de tien eerste jaren opgedaan wees de beste middelen aan, om de moeielijkheden, die den vooruitgang der beweging belemmerden, te overkomen. Tot in 1885 had Cambridge schier alleen ‘lecturers’ uitgezonden, die in elke stad, waar ze gevraagd werden, 10 of 12 wekelijksche lessen gaven. In 1885 zette Oxford zich voor goed aan den arbeid. Een der grootste hinderpalen was tot hiertoe het inzamelen der gelden geweest, noodig om den professor te betalen. Om de kosten te verminderen, besloot de Un. Ext.-Commissie van Oxford leergangen in te richten van slechts zes lessen. Daarmee heeft de beweging uitgaande van Oxford in weinige jaren eene ongeloofelijke uitbreiding genomen. Cambridge en de twee andere hoogescholen van Engeland, Victoria- en London-University, behielden hun stelsel van tien of twaalf lessen. De Univ. van Oxford heeft daarenboven de eer gehad, de ‘Extension’ twee inrichtingen bij te zetten, die niet weinig invloed hebben gehad, en die een nieuw en nog ernstiger karakter aan de beweging gaven. In 1885 bracht zij het stelsel der ‘Travelling Libraries’, der ‘Reizende Boekerijen’ in voege, en in 1888 dat der ‘Summer Meetings’, der ‘Zomer-Bijeenkomsten.’ Eene groote moeielijkheid voor menig Un. Ext.-student bestond daarin, dat de boeken, handelende over het onderwerp der lessen, niet in zijn bereik waren. Het was dan eene goede invoering, den ‘lecturer’ te laten reizen met eene kleine boekerij, bestaande uit standaardwerken, om die aan de Studenten ter leen te geven. In 1888, in de maand Juli, kwamen een groot getal leerlingen in de univ. van Oxford te zamen, om een paar weken in de gebouwen der hoogeschool zelve ernstig door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te brengen. Talrijke leergangen, 's morgens gegeven, werden ingericht. 's Namiddags bezocht men de musea, de boekerijen, de laboratoria. Twee jaren later, in 1890, ondernam Cambridge ook leergangen in de verlofdagen, doch slechts diegenen, die reeds een certificaat verkregen hadden, mochten ze volgen. Deze ‘Summer Meetings’ werden tot heden toe druk bezocht. Ziehier waaruit de Summer-meeting van Cambridge en Oxford in 1892 bestond. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cambridge.Eene reeks lessen over scheikunde, over physica, over physiologie, over aardkunde, over evolutie. 8 lessen over Engelsche geschiedenis. 10 lessen over Engelsche essayisten. 6 lessen over plaatdruk. Eenige lessen over sterrekunde. 1 les over Grieksche poëzie, over een physiologisch onderwerp, over Hendrik II, over Julius Caesar, over versierde handschriften. Eene reeks lessen over landbouwkundige-scheikunde, en over mechaniek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oxford.Eene reeks van 100 lessen over de Renaissance en de Hervorming. Éene reeks lessen over Grieksche kunst en het Grieksche treurspel, over scheikunde, over aardkunde, over plantenkunde, over sterrekunde, mechaniek, electriciteit, over physiographie, gezondheidsleer, over geluid, licht, warmte, over de gedichten van Shelley, staathuishoudkunde, over elementair Hebreeuwsch, de geschiedenis der Un. Oxford. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lessen over houtsnijden, over lichtdruk, snelschrift, drukkunst en over de letterkundige studie van den bijbel. De gedachte, de Un.-Ext. studenten de gelegenheid te geven naar de zetels der oude hoogescholen te komen in de zomermaanden, als de ‘colleges’ door de studenten verlaten zijn, komt van America. Het beginsel der universiteits-uitbreiding werd in de laatste zes jaren overgebracht in Schotland, Ierland, America en Australië. De inrichtingen der staatshoogescholen van Pennsylvanië en New-York, mogen op éene lijn staan met die van Cambridge, Oxford en Londen. In 1887-1888 werd de gedachte der Un. Ext. verwezenlijkt door Chantanqua-univ. (staat New-York). Het volgend jaar werd het stelsel uitgebreid. Het is te Chantanqua dat voor de eerste maal degenen, die gedurende den winter de leergangen gevolgd hadden in eene der steden van den staat New-York (zoo groot als Engeland zonder Wales en zoo bevolkt als België) vergaderden, om daar eene maand door te brengen. Eer wij America verlaten, voegen wij er nog bij dat de Senaat van New-York door eene wet van 16 April 1891, aan de Un. Ext. beweging eene toelage van 50.000 fr. gestemd heeft. Ziedaar de beweging uiteengezet tot op onze dagen. Wie kan het groot nut betwijfelen, dat zij voor het Engelsche volk heeft afgeworpen? Wie had het ooit durven droomen, dat de oude, aristocratische conservatieve universiteiten tot het volk gaan zouden? De oude hoogescholen van Oxford en Cambridge bleven vóor twintig jaar eenzaam en kalm in den vrede hunner groene ‘meadows’, van de wereld afgescheiden door hunne kloostermuren; terwijl rondom hen het drukke gewoel van handel en nijverheid steeg, dacht de studeerende jeugd slechts aan het onuitsprekelijk genot te kuieren onder de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eiken, waar in vroeger eeuw eens Pope en Adison kwamen droomen, te wandelen tusschen de grijze, eerbiedwaardige ‘quadrangles’, getuigen van de samenkomsten van al de dichters, staatslieden en wijsgeeren, die door hunne glorierijke reeks den roem van Engeland uitmaken. De universiteiten bleven gesloten voor de ‘barbaren’ van buiten. Wat het geestesleven betreft, las men Aristoteles en Plato, weinig of geen plaats was aan de nationale literatuur, de moderne geschiedenis, de mathesis ingeruimd. Eene andere reden van afzondering was de duurte van het studentenleven (vijf à tienduizend fr. per jaar)Ga naar voetnoot(1). Het is een titel in Engeland, Oxfordman of Cambridgeman te zijn geweest. Als men de geschiedenis der Universiteiten nagaat, vindt men dat drie nieuwe factors ze kenschetsen:
Deze drie factoren vinden wij in onze dagen terug onder eenen anderen vorm:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De universiteiten hebben dus eene nieuwe veerkracht geput uit de verspreiding van het hooger onderwijs, en hebben haar in zich zelf gekeerd, aristocratisch karakter verloren. De hoogere ontwikkeling geven zij niet meer uitsluitend aan diegenen, die jaarlijks te Oxford of te Cambridge vijf à tienduizend frs. kunnen verteren, maar zij hebben haar in het bereik gesteld van iedereen; daardoor hebben zij nieuwe uitwegen voor hunne studenten en voor het publiek geschapen, maar daardoor hebben zij vooral, en dit is op verre na het gewichtigste, eenen machtigen beschavenden invloed op het Engelsche volk geoefend. Inderdaad, hooger onderwijs alleen bevredigt den rijp geworden geest, leert den mensch zich schatten naar waarde, geeft hem eenen vrijen, ruimen blik in het leven, en kan daarom machtig veel bijdragen tot het behoud van den socialen vrede, indien het onder de massa wordt gebracht, zooals door liet Un. Ext. Mov. Hoogere leergangen over alle wetenschappen en kunsten zijn sinds het ontstaan der beweging met den besten uitslag gegeven geworden. Hier volgt eene tabel het getal toehoorders voorstellende van 1873 tot 1890.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ziehier nu eene tafel, den vooruitgang toonende der beweging in de zes laatste jaren.
Deze statistieken bewijzen, dat het werk der Un. Ext. ernstig wordt opgenomen, zoowel door ‘lecturers’ als door de toehoorders. Zij leeren ons ook, dat de comiteiten in den beginne talrijke moeielijkheden hadden te overwinnen - de onverschilligheid van het publiek, het dekken der kosten - die hen niet ontmoedigd hebben, integendeel, aangespoord tol volharding in hel bewustzijn der degelijkheid hunner zaak. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij bewijzen ons ook dat het publiek wel onverschillig zijn kan - doch daarom is het nog niet onwaardig hoogere ontwikkeling te genieten - maar dat, eens de aandacht gewekt, eens de leeslust geprikkeld, het met beide handen de gelegenheid grijpt, en uitslagen levert, die alle verwachting overtreffen. Ziehier nog eenige cijfers, met betrekking op het jaar 1889-1890.
In 1891 hebben dus in Engeland 44000 personen een vrij booger onderwijs genoten, waardoor niet alleen op intellectueel gebied, maar ook op moreel gebied eenen weldadigen invloed op het Engelsche volk is geoefend. De schoonste en welsprekendste bewijzen daarvan zijn de brieven, door Un. Ext. studenten aan hunne leeraars geschreven, en waarvan eenige in het L. Un. Ext. Journal verschenen. Wij vertalen uit dat van den 15en Maart 1892. ‘Waarde Heer. - Gij beloofdet mij vriendelijk mij bijzonderheden te zenden aangaande uwen leergang, indien ik naam en adres wilde zenden. Ik doe het nu, en neem de gelegenheid te baat u te bedanken voor het onuitsprekelijk genoegen, dat uwe leergangen mij hebben verschaft.’ ‘De brooze gezondheid mijner moeder maakt mij tot huishoudster, en tusschen mijn werk door vind ik den tijd na te denken over wat ik heb gehoord, en zoo vervliegen de uren, die anders somber en eenvoudig zouden voorbijkruipen. ‘Alhoewel ik weinig tijd over heb, is het mij volkomen onmogelijk uwe lessen te missen, want gij maakt uwe onderwerpen zoo boeiend, dat, hoe dieper men ze instudeert, hoe aantrekkelijker ze worden.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Daar ik weet dat gij belang stelt in uwe leerlingen, ben ik zeker dat gij mij zult vergeven u met zulken langen brief lastig te vallen. Ik koester de innige hoop dat nu uwe gezondheid gansch hersteld is.’ ‘Geloof mij, waarde Heer, Uwe dankbare leerlinge.’ Een schrijnwerker sprak op eene meeting te Hull de volgende woorden uit: ‘Zes jaar geleden woonde ik in deze zelfde zaal de lessen bij der Un. Ext. en ik heb nooit opgehouden ze bij te wonen. Ik kan niet zeggen, wat ik hun verschuldigd ben. Zij hebben eene omwenteling bewerkt in mijn bestaan. Zij hebben mijnen gezichteinder verbreed, en mij eene hoogere beschouwing der wereld gegeven. Mijn leven is er door verlicht en gelukkig gemaakt.’ Deze beweging brengt ook alle klassen der bevolking te zamen. In een examen in Northumberland bekwam een mijnwerker de eerste plaats, de dochter van eenen rijken fabrikant, lid van het Parlement, de tweede. Op het examen na eenen leergang van staathuishoudkunde te Nottingham boden zich 31 mannen aan en 27 vrouwen. Onderde mannen, waren 4 studenten, 4 magazijniers, 9 klerken, 6 begoede fabrikanten, 1 onderwijzer, 2 onbekend, onder de vrouwen telde men 7 dochters van fabrikanten, 2 van eenen clergyman, 12 van handelaars, en 6 hoedenmaaksters. Un. Extension brengt dus kleinen en grooten samen, om te werken aan éen doel: ontwikkeling. Daar leeren zij elkaars goede hoedan igheden kennen en hoogschatten, daar leeren de rijken, dat het overwicht van de eene op de andere klasse een zedelijk en verstandelijk overwicht moet zijn, gepaard met vreedzame toenadering, leeren de armen, dat hun stoffelijke toestand afhangt van den min of meer hoogeren graad hunner zedelijke en verstandelijke ontwikkeling. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Un. Ext. Mov. heeft daarenboven nieuwe uitwegen geschapen voor den Engelschen boekhandel, heeft nieuwe inrichtingen doen rijzen, waar hooger onderricht gegeven wordt, maar het groot, gewichtig, opvoedkundig gevolg is dit: de beweging heeft in '91 aan 44,000 personen hoogere ontwikkeling geschonken; die 44,000 menschen, elk afzonderlijk, zullen op hunne omgeving eenen beschavenden invloed oefenen, waardoor de beweging de verheffing bewerkt van gansch het Engelsche volk. Ziedaar wat de Engelschen hebben tot stand gebracht. En zullen wij, vóor zooveel moed, vóor zooveel volharding gepaard met goede uitslagen, dan alleen in bewondering wegzinken? Neen! Hem, die het reusachtig werk der Un. Ext met éenen blik overschouwt, en hem dan slaat op onze Vlaamsche gewesten, schiet eene gedachte door het hoofd: de toepassing der Engelsche beweging op onze Vlaamsche toestanden. En hoe meer die gedachte rijp wordt in zijnen geest, des te meer wordt hij overtuigd, dat daarin grootendeels de zedelijke oplossing der Vlaamsche beweging ligt, door de moreele verheffing van het Vlaamsch volk zelf. De zedelijke verheffing van een volk hangt af van eene hoogeschool, die als een brandpunt is van beschaving, waaruit de lichtstralen schieten over het gansche land. De zedelijke verheffing van het Vlaamsche volk hangt dus af van eene Nederlandsche hoogeschool, en indien er zulke inrichting van staatswege niet bestaat, hangt zij af van de verspreiding van het hooger onderwijs onder het volk in het Nederlandsch. Als Willem I de zuidelijke Nederlanden uit hunnen eeuwenlangen slaap wil wekken, richt hij hoogescholen op; als hij bij de Vlamingen het bewustzijn hunner nationaliteit, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de liefde tot hunnen stam wil heropbeuren, zendt hij Kinker naar Luik, Meyer naar Leuven, Schrant naar Gent, om den leeraarstoel van Nederlandsche letterkunde te bekleeden. Na de omwenteling van 1830 werden die katheders afgeschaft, doch alhoewel het verblijf dier professoren hier te lande kortstondig was geweest, het bleek voldoende genoeg, om een klein letterkundig leven te verwekken, en bij eenigen liefde te zaaien voor de Nederlandsche taal en den Nederlandschen stam, kiemen waaruit de Vlaamsche beweging ontsprong. Eene hoogeschool of een vrij hooger onderwijs is dus een machtig wapen tot de zedelijke verheffing der massa. En onder deze ‘massa’ begrijpen wij in Vlaanderen (in 't Walenland is het daarom niet veel beter) niet alleen de werklieden, maar in het algemeen gesproken, alle standen der maatschappij. Onder de Fransche overheersching werden alle Hoogescholen hier afgeschaft. Hier en daar bestond nog eene inrichting van hooger onderwijs voor de eene of andere specialiteit, maar, wilde men een volledig hooger onderwijs genieten, men moest naar Frankrijk. Deze toestand had eene groote daling van het verstandelijk peil der bevolking tot gevolg. Langs den anderen kant kankerde de verfransching voort heviger dan ooit. Willem I heropent de hoogeschool van Leuven, sticht twee nieuwe universiteiten, en geeft aan elk eenen leeraarstoel van Nederlandsche letterkunde. Na de omwenteling werden de hoogescholen behouden, de katheders van Nederlandsche letterkunde echter afgeschaft, omdat het franschgezind bestuur er een gevaar inzag voor de Belgische nationaliteit. Men vreesde te zeer dat van die katheders eenen Nederlandschen invloed zou uitgaan. Sindsdien gebeurt aan de drie hoogescholen bijna alles uitslui- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tend in het Fransch. Van de studie der Germaansche talen was tot in de laatste jaren geen spraak. Onder de Hollandsche regeering hadden wij goede professoren, die ook goede studenten hebben gevormd, voornamelijk rechtsgeleerden. Maar na de omwenteling werden zij door onbekwamen vervangen, wier geest echter - de regeering verzekerde zich ervan - zich in de Fransche richting en in de Fransche wetenschap bewoog. Ook was het land nog te jong in ontwikkeling, om zelf goede leeraars te leveren op alle gebied. En die toestand was te betreuren. Want de zuidervolken, vroeger aan het hoofd der beschaving, dalen; de Germaansche volkeren komen op. Waar is de oude roem van Oostenrijk, van Spanje, van Frankrijk? Het machtige Duitschland, het rijke Engeland en zijn groot Saksisch kroost, America en Australië, antwoorden daarop. De rassen van het Zuiden hebben verloren in stoffelijke macht, omdat zij zich lieten vooruitstreven in verstandelijk opzicht. Ook zijn de meeste onzer hedendaagsche goede professoren ‘self-made men’. Verandering in den toestand is gekomen door de studie der Germaansche philologie, die gelijken tred houdt met den vooruitgang der natuurwetenschappen en der geschiedenis, en als een verband tusschen die twee vakken kan worden beschouwd. Maar nog staat het peil der algemeene ontwikkeling laag. Is het niet bitter voor een ontwikkeld mensch, op te merken dat hier de lagere stand niet leest dan centenblaadjes en eenige vuile romans, uit het Fransch vertaald, dat de middel- en de hoogere stand niet leest dan dagbladen, en geen boek koopt, tenzij een roman van Zola of Daudet, dat alle standen gelooven, dat Frankrijk het monopolium heeft der beschaving, dat men niets weet van Nederlandsche, noch Duitsche, noch Engelsche cultuur, dat men nog immer voortgaal versleten stellingen te ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kondigen, zooals de verdeeling van den aardboden in luchtstreekkringen, en het ontstaan der Renaissance door eenige geleerden uit Constantinopel naar westelijk-Europa afgezakt, dat boeken als Eline Vere van Couperus, Tom en ik, Een Hollandsch Binnenhuisje van Johanna van Woude, Bogoriana van Annie Foore, De kleine Johannes van Fred. Van Eeden, Kippeveer van Cosinus jaren na hunne verschijning nog totaal onbekend zijn, en dat alles, omdat de geest der onderwijzenden zich bijna geheel, zooniet uitsluitend beweegt in de Fransche richting! De beschaving der Vlamingen is de Nederlandsche. Zij bestaat, en wij mogen er met fierheid op wijzen. Gelegen tusschen Duitschland, Engeland en Frankrijk heeft zij de gelegenheid het goede dier drie culturen in zich op te nemen, wat zij ook doet. Geen enkel volk is zooals het Noord-Nederlandsche op de hoogte van wat bij de anderen op cultuurgebied voorvalt. Indien wij dus ons volk in de Nederlandsche beschaving trekken, zullen wij het de beschaving geven, die het natuurlijk toekomt, en eene beschaving, die in zich vereenzelvigt, al wat de drie groote cultuurvolken van Europa goeds voortbrengen, eene beschaving dus, die, wel beschouwd, nog een mengsel is van Romanisme en Germanisme; eene zuiver nationale beschaving zou trouwens in Europa leiden tot barbaarschheid. Ja, de Vlaamsche beweging is wel daar om het te doen, doch, een onpartijdige blik in die beweging zegt ons, dat zij nog immer, alhoewel minder dan vroeger, eene beweging van ontwikkelden is, waaraan het volk niet meedoet. Welnu, het ernstig inrichten van hooger onderwijs voor het volk zou ongetwijfeld eene gunstige verandering in die toestanden brengen. Is het niet waarschijnlijk dat hoogere leergangen, over allerlei onderwerpen, in goed Nederlandsch, met goede | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandsche boeken, en met eene vlaamschgezinde strekking gegeven, het volk zouden trekken in den kring der Nederlandsche beschaving? Het feit alleen, dat zij in goed Nederlandsch zouden gegeven worden, zou het volk bewijzen, dat er eene beschaafde, Nederlandsche spreektaal bestaat. Het feit alleen, dat men goede Nederlandsche boeken over allerlei onderwerpen zou aanhalen, zou het volk bewijzen, dat er eene degelijke Nederlandsche beschaving bestaat, waaraan het zich rechtstreeks laven kan. Het verstandelijk peil van het volk zal rijzen, eene zedelijke verheffing moet er onvermijdelijk op volgen, en met die verheffing zal stap voor stap de zekere moreele zegepraal der Vlaamsche beweging naderen. Nu vooral moeten wij tot het volk gaan, nu, dat het in bezit gaat treden van politieke rechten. Elke partij zoekt zich meester te maken van de massa. De flaminganten ook moeten het doen. Maar om het volk tot zich te trekken, is het niet voldoende, het eenige malen vóor de verkiezingen toe te spreken; wij moeten de ziel van het volk veroveren, het leeren, dat het in zijn belang is, de Vlaamsche beweging voor te staan, niet zoozeer door politieke redevoeringen, als door de zedelijke verheffing bij middel van hoogere leergangen. Wij zullen in de eerste jaren reeds eene klasse van ontwikkelde flaminganten vormen, die onder hun zedelijk en verstandelijk overwicht de tegenstrevers zullen verpletteren. Wanneer wij eene vergelijking maken tusschen flaminganten en franschgezinden, moeten wij nu reeds te onzen voordeele bekennen, dat de eersten zich onderscheiden door eene algemeene ontwikkeling, terwijl de laatsten alleen weten wat er op het gebied der Fransche beschaving gebeurt. Zij willen noch van Engelsche, noch van Duitsche beschaving weten. Indien men in den eerste niet zoo talrijk opkomt als men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
had gedacht, Iaat ons volharden, Geestdrift en volharding overwinnen altijd. Overigens, hoogere ontwikkeling, slechts aan weinigen uitgedeeld, verspreidt zich ook door de wrijving der menschen, juist zooals de watercirkels veroorzaakt door het plonsen van eenen steen in het nat. Door de toepassing van de Engelsche toestanden op de Vlaamsche beweging, doen wij ook niets anders dan op haar de leer der evolutie toepassen, en de richting onzer eeuw volgen: opbeuring en ontwikkeling der minderen. Een gevolg van het gevoel der rechtvaardigheid, voortgesproten uit de algemeene kennis der wijsgeerige moraal. En het schijnt, dat de kiemen der beweging op het vasteland reeds in de lucht zweven. Te Gent richtte Prof. Dr Mac Leod met zijnen praeparator, den heer Staes, eenen hoogeren leergang in van plantenkunde, met het beste gevolg. Te Luik gaven Prof. Leo Fredericq en Prof. Gravis met niet minder goeden uitslag leergangen over physiologie en plantenkunde. Het kruidkundig genootschap Dodonaea richt openbare voordrachten in op den buiten, en verzamelt ze in volksboekjes. Zijne Antwerpsche afdeeling gaf eenen leergang van microscopie. Te Brussel worden op kosten der stad eenige openbare hoogere leergangen in het Fransch gegeven. Te Gent zullen Prof. Fredericq en Prof. Vercoullie met eenige studenten der Germaansche philologie kostelooze hoogere leergangen voor het volk inrichten gedurende den loop van het schooljaar 1892-93; eenen van Nederlandsche, eenen van Duitsche en eenen van Engelsche letterkunde. Zullen die pogingen ondersteund worden? Zal er eene goede, krachtige inrichting aan gegeven worden, om het uitgangspunt te zijn van eene machtige beweging? Wij durven het hopen: goede voorbeelden vinden goede navolgers.
P. Tack.
L. de Raet. |
|