| |
| |
| |
Uit de Kunstwereld.
Cesar De Cock.
De Parijsche dagbladen spreken met den grootsten lof over twee landschappen, door den Gentschen schilder Cesar De Cock naar het salon van Parijs gezonden. Een klein tafereel wordt een kunstenaarsparel geheeten; een groot landschap, appelboomen in Normandië voorstellende, moet voor de beste werken van den meester niet onderdoen: het is een puikstuk van het beste gehalte. Wij hebben het geluk gehad de twee voornoemde schilderijen te bewonderen, en bewonderen is wel het woord dat hier past. Cesar De Cock doet er zich nogmaals in kennen als een knap teekenaar, als een ferm kolorist en als een dichter, zoo voor de keuze als voor de uitvoering zijner onderwerpen. Ook durven wij hopen dat deze twee paaiden eene eereplaats zullen bekleeden in de aanstaande driejaarlijksche tentoonstelling van Gent.
Die twee werken geven mij aanleiding om eenigszins uit te weiden over het leven en het talent van den meester, die in de kunstwereld onder de beste landschapschilders geteld wordt.
Cesar De Cock is geheel en al de man zijner werken. Hij werd te Gent geboren; zijne ouders waren eenvoudige, kleine burgers, die hun best deden om hunne kinderen behoorlijk op te voeden. C. De Cock, als vele anderen die kunstenaar geboren zijn, legde zich van jongs af toe op de muziek: hij was met eene schoone stem begaafd en bespeelde de viool met wezenlijk talent. De oude muziekliefhebbers der stad herinneren zich nog, hem in de concerten onzer alsdan bestaande maatschappijen gehoord te hebben. Maar medewerking aan liefdadigheidsfeesten
| |
| |
en aan concerten van zangvereenigingen brachten niets op. C. De Cock zag al spoedig dat hij zich hier geene positie maken kon. Hij trok naar Parijs, waar stem en viool hem een zeer nederig bestaan verschaften, terwijl hij al zijne vrije uren voor de studie der natuur en der schilderkunst over had. En deze studie verdrong weldra al de rest. C. De Cock legde zich met ongelooflijken ijver toe op het landschap. Hij doorliep de schilderachtigste omstreken van Parijs, en overal waar zijne dichterlijke ziel een passend onderwerp vond, gaf hij dit met treffende gelijkheid weer. Ook de overige schoone streken van Frankrijk trokken hem aan. Talrijk vooral zijn de voortbrengsels uit Normandië: zijne boschzichten of zoogenaamde sous-bois zijn wel vol poëzie; de lichtspelingen zijn treffend; met een weinig illusie, hoort men het zoo dikwijls beschrevene gemurmel van beken en rivieren; het geheel trekt u aan en doet u naar zulke bosschen en natuurschoonheden verlangen.
De jaren, die de kunstenaar in deze prachtige streken doorbracht, zijn ongemeen vruchtbaar geweest. Geen moderne schilder heeft zooveel, en dan nog wel zooveel goeds geleverd. Ook worden zijne werken zeer geschat in Frankrijk, waar hij zich een reeds zeer eervollen naam had gemaakt, toen hij nog niet in België, zelfs niet in zijne vaderstad bekend was. De meeste museums van Frankrijk bezitten landschappen van C. De Cock. De stad Rijsel heeft een zijner beste producten; het bekleedt dan ook eene eereplaats in het nieuw gebouw, dat deze nijvere stad voor de kunsten opgericht heeft. Ook de vele kunstliefhebbers hielden er van, hunne verzamelingen te volledigen door een landschap van onzen stadgenoot. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat C. De Cock in de tentoonstellingen de schitterendste onderscheidingen bekwam. Tot in Munchen, de kunststad bij uitmuntendheid, werden de werken van onzen stadgenoot met gouden eerpenningen bekroond.
Doch C. De Cock moest nog zijnen tol aan het vaderland betalen. Het heimwee bracht hem voor een 10tal jaren naar Gent terug. Gedurende de eerst volgende driejaarlijksche ten
| |
| |
toonstelling alhier werd hij ridder der Leopoldsorde benoemd, en zijn groot tafereel werd voor het Gentsch museum aangekocht. Het is een meesterstuk van zuiver gehalte, dat door allen, die onze nederige verzameling van moderne kunst bezoeken, evenzeer geprezen wordt.
Bij het overlezen van deze regelen verwondert het mij, zooveel te hebben kunnen neerschrijven over Cesar De Cock, zonder hierbij eene enkele maal den naam zijns broeders Xavier te hebben uitgesproken. In dezelfde zaal van ons museum, waar het schoone landschap prijkt van Cesar De Cock, hangt een ander meesterwerk, Koeien aan de Lei, door Xavier De Cock, den ouderen broeder van Cesar. In de kunstwereld worden de twee namen, Xavier en Cesar, dikwijls in eenen adem genoemd. Eene andere maal komen wij in 't bijzonder op Xavier terug. Keeren we dus tot Cesar De Cock.
***
Indien het aangenomen wordt dat het leven van groote mannen en kunstenaars tot de geschiedenis behoort, moet het ons toegelaten wezen in het huiselijk leven te dringen van den held onzer beschrijving.
Cesar De Cock is thans 68 jaar oud. Hij is nog kloek en gezond, alhoewel maagzeer hem in den laatsten tijd doen lijden heeft. Gansch zijn uiterlijk is dat van een artist. Zwaar van lichaamsbouw, een kop vol uitdrukking, de grijze weelderige haarbos het volle gezicht omlijstende, de kleeding los om het lichaam, de Rubenshoed op het hoofd, zoo kunt ge hem dikwijls buiten de Kortrijksche poort ontmoeten. Daar bewoont hij zijn eigendom, in de Musschestraat, dicht bij het station van St. Pieters-Aalst. De sierlijke voorgevel (niet van het station maar van het huis des Heeren De Cock), eenigszins misvormd door het groote ateliervenster, trekt uwe aandacht. Voor het huis een tuintje, waar alle soort van bloemen en gewassen door elkander groeien: buiten de paden is er niets methodiek, de natuur wordt hier geen kleedje aangepast.
Wilt ge mij thans binnen huis vergezellen. Ik verzeker u
| |
| |
een gul onthaal, bij de beste der menschen. Mevrouw De Cock, die ons met buitengewone vriendelijkheid ontvangt, is eene Zweedsche, geboren Stigselius, van rijke ouders. Naar Frankrijk gekomen om er de schilderkunst te leeren, heeft zij er de kennis gemaakt van onzen stadgenoot en is met hem in het huwelijk getreden. Uit dien echt is eene dochter geboren (mijn kindje, zegt M. De Cock), die thans bijna 9 jaar oud is. Mevrouw zelve is eene ware kunstenares: zij heeft ook landschappen van groote verdienste voortgebracht en munt bijzonder uit in het vervaardigen van waterverfschilderijen. Dat zij artiste is, legt u uit hoe hoog zij haren man schat en met welke opgetogenheid zij van zijn talent weet te spreken. Ook ware het moeilijk menschen aan te wijzen die gelukkiger zijn, want zij verstaan elkander in alle opzichten. Voeg daarbij dat zij hun kind verafgoden en ge bekent dat hier het geluk de volmaaktheid nabij komt.
Mag ik onbescheiden zijn, dan zeg ik dat M. De Cock over een schoon fortuin beschikt. En toch vindt ge ten zijnent niets dat rijke lieden verraadt. Geen pracht, het confortable vóór alles. De familie De Cock weet een goed gebruik te maken van hare inkomsten, maar 'k ga hier niet verder, om niemands nederigheid te kwetsen.
Doch daar verzoekt Mevrouw De Cock ons, de voorplaats binnen te treden. 'k Heb het u reeds gezegd: geen schitterend salon, maar eene eenvoudige burgerkamer, waarin kunst- en smaakstukken eene ruime plaats bekleeden. Op de schouwplaat eene prachtige pendule met zijstukken; ter zijde, rechts, eene oude fijngesneden linnenkast, links een staander, waarop de buste van C. De Cock, door Lod. Van Biesbroeck. Aan de wanden eenige oude schotels, een bijna uitgewischt portret van C. De Cock door schilder Pauwels, twee portretten in steendruk (M. Stigselius vader, en professor Van Cauwenberghe), het portret van moeder De Cock en dat van Mev. De Cock met hare Lili, zijn kleintje. Beide laatste stukken door meester Cesar. Zij verraden eene nieuwe zijde van zijn talent en doen betreuren
| |
| |
dat hij op dat gebied niet meer heeft voortgebracht. Niets eerbiedwaardiger inderdaad dan de schets van dat oude vrouwtje, in wier trekken men eenvoudigheid en goedheid leest; niets aanvalliger dan dat geestige kopje van de nog heel kleine Lili, die met hare mollige handjes het speelgoed door elkander rammelt, terwijl het geluk uit de oogen der lieve moeder straalt. Te vermelden nog een klein schilderijtje van Xavier De Cock, koeien in de weide, eene kleine waterwerf van Cesar en een stukje van meester Dael.
Mag ik in deze plaats nog uwe aandacht vestigen op een meubel, dat hier veel genoegen verschaft. 't Is de heel eenvoudige, maar helder klinkende piano, die bijna dagelijks door Mevrouw De Cock bespeeld wordt. En hebben we kans het gesprek op de muziek te brengen, dan zingt Mevrouw ons in hare moedertaal eenige zachte melodieën voor, die de ziel tot mijmeren stemmen en niet zelden een traan doen opwellen. Of wilt ge iets uit de oude Vlaamsche toonkunst, ook onze oude liederen worden hier vereerd, want Fl. Van Duyse, de meester van het vak, is een vriend van den huize en brengt soms iets ter studie aan Mev. De Cock.
Nevens deze voorplaats, vluchtig beschreven, bevindt zich eene kleine eetzaal. Hier houdt de meester zich meestal op. Hier leest hij zijn dagblad en zijne boeken, want C. De Cock is een hartstochtelijk lezer van natuurkundige werken. Over sterrekunde spreekt hij graag en bewijst hij een man van studie te zijn. In een woord, C. De Cock is niet alleen als schilder een best ontwikkeld mensch.
In deze zelfde plaats overloopt de meester niet zelden de eene of de andere zijner schetsen: let wel op deze woorden. Trek nu het besluit niet dat C. De Cock een atelierman is, die zijne landschappen binnen huize schildert, zooals een zoogenaamde kunstcriticus voor een drietal jaren schreef over een werk van den meester. Niets is minder waar: geen schilder, ik zegde het reeds vroeger, heeft meer in de open natuur gewerkt en heeft de natuur dan ook beter doorgrond.
| |
| |
Wilt ge het bewijs, volg den kunstenaar naar zijne groote, welverlichte werkplaats, op het eerste verdiep gelegen. De kleinere werken, zonder eenige omlijsting nevens elkander aan den muur opgehangen, trekken onmiddellijk uwe aandacht. Gij gunt u den tijd niet, de werkplaats zelve eens vluchtig op te nemen. Overigens niets merkwaardigs; geene mollige divans en andere zitplaatsen, geene rijke tapijten en kostelijke bibelots, die tegenwoordig de algeheele aandacht bij onze meeste kunstenaars aftrekken. Niets van dat alles. Maar in vergoeding een schat natuurzichten: bosschen, beken en rivieren, hoeven, zichten op dorpen en wegen, enz., die duizendmaal tegen alle andere kostbaarheden opwegen.
Enkele van die kleine tafereelen, kunstpaarlen van het zuiverste water, staan me nog immer voor den geest. Zoo een zicht uit het bosch van Compiègne, dat u onmiddellijk boeit. ‘Het geheel is met een warmen gloed overgoten. De zware stammen rijzen naar omhoog; tusschen hunne donkere kruinen speelt het blauwe licht van den hemel. De kracht en de grootheid spreekt u uit het geheele tegen en brengt een machtigen indruk teweeg.’ Zoo las ik onlangs nagenoeg over het werk van een Noord-Nederlandschen schilder, wiens naam mij ontvlogen is. Zoo is men gewettigd te spreken over dit kleine schilderij, dat in elk kunstmuseum op zijne plaats ware. - Het zicht op een watermolen komt me ook even ter memorie; maar wat men ook aanschouwt, overal treffen u deze eigenschappen: gevoel voor kleur, juiste teekening, fijne schakeeringen van licht en lucht, alles vrij en los getoetst, zonder eenige moeilijkheid weergegeven. Zoo zijn de omstreken van zijn geliefkoosd gewezen verblijf te Gani, in Frankrijk, zoo zijn de omstreken van Gent behandeld.
Een dichter zou bij het aanschouwen van deze werkjes tot de overtuiging komen, dat hij hier nevens een broeder staat, die de poëtische hoekjes der natuur vindt en die met ziel weet weer te geven.
Het ware niet mogelijk thans het tiende gedeelte slechts in
| |
| |
overzicht te nemen van al het schoone dat het atelier van C. De Cock te bezichtigen geeft, want men komt al spoedig tot de overtuiging dat men niet alleen tegenover een kunstenaar, maar ook tegenover een werker staat. En als u die waarheid van de lippen valt, dan bekent de meester u dat hij inderdaad veel en hard gewerkt heeft. Dan vertelt hij u van zijne ontelbare zwerftochten naar zijn geliefd buiten, van zijn werken in groote koude, of in verschroeiende hitte, en dan ziet ge dat het artistenleven meer dan eene schaduwzijde heeft.
En denk niet dat alleen de beste studiën tegen de muren van het atelier zijn opgehangen. Langs de wanden zijn vele werken bij elkander geplaatst, die eene eereplaats in het schoonste salon zouden bekleeden. En dan liggen nog zeer talrijke minder afgewerkte schetsen, zonder paneel, op een hoop, ten gronde. En dan staan er nog groote tafereclen naar de laatste hand van den meester te wachten. Ja, zoo er C. De Cock nog eenige jaren gegund blijven, dan mag de kunst nog vele puike werken van hem verwachten. En die jaren wenschen wij hem talrijk en gelukkig.
Onlangs bezocht ik schilder De Cock; ik was vergezeld van eenen mijner vrienden, die een hartstochtelijk liefhebber is van gravuren. Ter gelegenheid van dit bezoek leerde ik C. De Cock kennen als een voormalig beoefenaar der edele etskunst. De stukken op dit terrein door hem voortgebracht zijn weinig talrijk, maar alles getuigde van eene meesterhand. Zekere feiten, die hier niet dienen verhaald te worden, ontmoedigden den kunstenaar: deze ontmoediging was een echt verlies voor de kunst. Getuigen de producten van C. De Cock, door den Heer F. Vander Haeghen in de veiling Onghena aangekocht voor de bibliotheek der Gentsche hoogeschool. Getuigen zijne etsen geleverd voor de maatschappij: Les Aquafortistes de France.
Mogen deze regelen ook al door eene vriendenhand geschreven zijn, wie den schilder en zijne werken kent, zal den onderteekenaar niet van overdrijving beschuldigen.
H. De Guchtenaere.
|
|