Nederlandsch Museum. Vierde Reeks. Jaargang 1
(1891)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Politiek en Studentenleven in de Letterkunde.Cosinus: Kippeveer, roman in twee deelen. - Amsterdam, uitgeversmaatschappij ‘Elsevier’. 3e druk (1890) (uitverkocht). Hebben Virginie Loveling, Smits, Voorlichter en Waersegers, Teirlinck en Steyns, om maar deze - Zuid-Nederlandsche - schrijvers te noemen, in enkele werken het staatkundig en godsdienstig leven onzer gewesten geteekend; - behooren Vuylsteke en Dr W-a. (W. Zuidema), Klikspaan en Piet Paaltjes, Tony en Hildebrand tot de dynastie der Nederlandsche studentenauteurs, - bij Cosinus vinden we onder - en boven! - veel ander eigenaardigs, alles te zamen: politiek, godsdienst en studentikozileit: de politiek met haar kuipen en kruipen; de godsdienst met zijne bekrompenheid en dweepzucht; de studentikoziteit met hare verrassende onalledaagschheid en hare immer frisch-hartstochtelijke, jeugdige, toomelooze, joelende, woelige vroolijkheid.
***
Cosinus' roman is zeer onderhoudend: vol geest, vol opmerking, vol waarheid, vol satire,-eene bonte menging van allerlei toestanden. Er wordt in Kippeveer over alles en nog wat gesproken: spiritisme, verkiezingen, bondgenootschap van Roomschen | |
[pagina 55]
| |
met Protestanten, vrije scholen en universiteiten, naaischolen met den bijbel, verplichte koepokstofinenting, bijbellezingen en bijbelteksten, leger des Heils, realismus in kunst en literatuur, modes, studentengrappen en weer studentengrappen en nog studentengrappen, - dit alles overgoten met eene eigenaardige, pikante saus, en wijn - veel wijn! - Het boek is zelfs wat al te veel - we zeggen niet uitgewaterd, maar - uitgewijnd. Doch door de verscheidenheid van scènes en den flinken geest van opmerking is het een boek dat de moeite der kennismaking ruimschoots beloont, al brengen diezelfde eigenschappen ook mee dat het een boek is dat veel gemakkelijker gelezen dan ontleed kan worden. Toch, omdat het in Zuid-Nederland min algemeen bekend is dan het verdient, willen we beproeven eene samenvatting van den hoofdinhoud te geven, de nevensituaties ter zijde latende. Wat wij op het oog hebben is dus veeleer eene aankondiging dan eene beschouwing of eene recensie.
***
De heer Paul Frederik Alexander baron Landek van Tuiningen houdt zich met spiritisme bezig, en daardoor krijgen zijne soirees eene zekere vermaardheid, weshalve de studenten op het denkbeeld komen te trachten door bemiddeling van hun' studiemakker Otto, zijn' zoon, eene invitatie te verkrijgen, iets wat hun later ten volle gelukt. Maar op 't oogenblik dat het verhaal aanvangt, heeft de baron vrij wat anders in 't hoofd: men wil hem lid maken van de Provinciale Staten. Het komt hem toe ‘om in de Staten te zitten,’ want - zijne ‘voorouders waren ook lid van den Landdag.Ga naar voetnoot(1)’ ‘Het Groote Hoofd in Amsterdam’ zal hem wel de noodige toestemming geven. Zijn buurman, Casper Simon, zal hem | |
[pagina 56]
| |
den steun der katholieken bezorgen. Want hun beider gevoelen is dat ze ‘de liberalen met alle kracht keeren moeten... Ze maken 't volk te wijs! Ze richten maar scholen op, en daar wordt geen geld voor gespaard. De meiden hebben.... gedurig inktvlekken aan de vingers van 't brievenschrijven... Naar[beider] meening moet de schoolmeester voortaan een trapje lager staan en de dominee en pastoor een trapje hooger!.... Het volk begint over alles mee te praten .. De overheden zijn [nochtans] van God verordineerd .. De leeraartjes aan de burgerscholen en de advokaatjes en doktertjes praten er heel anders over tegenwoordig. Maar ze hebben ook te veel vrijen tijd; er is meer dan overvloed van dat bemoeizieke volk; en de inrichtingen waar die luchthartige praters afgericht worden, moeten voor twee derden worden opgeruimd’Ga naar voetnoot(1). Wij wonen nu opvolgenlijk - in den roman, niet in het blijspel, - want daarin zijn, jammer genoeg, de meeste studentikoze scènes moeten wegvallen - eene redactievergadering bij van den almanak der studenten, waar, voor de lol, geesten opgeroepen worden, iets dat er zoo bont toegaat dat heel de inboedel van Kippeveer - ouderling, naast den baron en, onder meer, naast den onverdraaglijken Zeekat, en bij wien een der studentenredacteuren van den almanak inwoont - kort en klein geslagen wordt, en Otto van Landek, zat als een lap, onder de tafel rolt, zoodat de studenten hem moeten huiswaarts leiden: uitmuntende gelegenheid om bij den baron den boel onderst boven te werpen, iets wat aan bezoek van geesten wordt toegeschreven. Na vele grappige tooneelen, door studenten bij Kippeveer uitgehaald, komt ook eene bijbellezing, die de baron in een' deel van eenen zijner pachters voor de dorpelingen houdt. Maar die lezing wordt druk besproken; want het oproepen van geesten wordt als zondig aanzien, niet alleen door het gewone volk, maar ook door de ouderlingen, - Zeekat vooral - die den baron uit hun midden verdrijven, en zelfs door de redactieleden van den door den baron gesteunden Burgervriend, die hem naderhand heelemaal buitencijferen. | |
[pagina 57]
| |
Nog andere onweerswolken pakken zich boven 't hoofd van Landek samen: De geesten schijnen met hem een loopje te willen nemen. Zijn zoon heeft eene tamelijk Zolaïstische bijdrage in den almanak geleverd. Er worden twee canditaturen tegen de zijne gesteld: eene van de katholieken, eene van de liberalen. Zelfs zijne geestverwanten, die hem steunen moesten, laten hem in den steek. De Trompetter, het blad van den grooten veldheer te Amsterdam, werpt hem over boord. De heer Simon van Haagenborg, broeder van Casper Simon, dient gekozen! Een verbond met de katholieken moet aangegaan worden; de toekomende maal helpen de katholieken dan ook een' orthodox verkiezen! En nu is het uit met de prestige van baron Van Landek. Het scheelt niet veel, of men spuwt op hem, bij cene nieuwe oefening, die hij op den deel belegt. Bij de verkiezing krijgt hij 54 stemmen, de katholiek 786, de liberaal 602. En nu gaan de Landeks uit elkander: de baron om eene verre reis te doen, zijne dochter Marie om in eene kostschool te Brussel hare opvoeding te voltooien, iets wat haar intusschen verhinderen zal rendez-vous te hebben met haren buurman, George Simon; Otto blijft, zoogezegd om zijne studiën voort te zetten, maar in werkelijkheid om een echt studentenleventje te beginnen leiden. Hij komt op ongeregelde uren t'huis, slaapt bij 'n vriend in de piano, rijdt en rost, zuipt en slaapt, sticht dolle studentenkringen, speelt, verliest, ontleent geld aan Kippeveer, die er een woekerzaakje van maakt, moderniseert de inrichting van het huis, maakt schulden en weer schulden en nog eens schulden, wedt en rijdt op de paardenkoersen, en haalt op den duur toch testimonium's genoeg om candidaats te doen, iets waarin hij gelukt, en met een onverhoopt ééntje afkomt. Te midden van het schitterendste - maar ook het laatste - | |
[pagina 58]
| |
van de studentenfeesten die Otto van Landek geeft, komt zijne zuster, later ook zijn ouwe heer, t'huis. Veel komt daarbij te recht wat vroeger niet al te behoorlijk in den haak stond. Kippeveer en de andere schuldeischers worden betaald. Marie zal trouwen met George Simon, Otto - ook enkel in den roman - met freule von Sülpitz, die vroeger bij den baron is komen logeeren, ja zelfs Hippie, een der knechts, met het door hem geschaakte Mientje, de heel en al doorbijbelde en ingetektste dochter Kippeveer's, voormalige bestuurster van eene naaischool met den bijbel. En, wat meer waard is nog, de baron van Landek is van zijne reis met heel andere, meer moderne, meer humane begrippen teruggekeerd: Adel?... Ik vind adel heel mooi... Maar... ik heb zelf pas een reis om de wereld gemaakt, en ik heb met mijn baronschap niets kunnen doen, letterlijk mets. Integendeel! In het groote Amerika heb ik het gewoonlijk maar verzwegen!... En wat mijn geloof betreft, ik heb rondgezwalkt op stormachtige zeeën; ik heb gespoord, dagen lang, door wildernissen heen; maar ik heb nietgevraagd of de kapitein van de boot, of de machinist van den spoortrein, aan wie ik mijn leven toe vertrouwde, ook een geloof of een politieke kleur bezat. En onderweg vielen de reizigers, die dagen lang samen waren, elkander met dat onderzoek óók niet lastig; want onze geloofsbrieven waren onze handelingenGa naar voetnoot(1). Betreurden we hooger dat de meest sappige studentikoze scènes geen plaats in het blijspel konden vinden, - toch hebben we daardoor niet gezegd dal er gèèn pit meer in 't blijspel zit. In het eerste bedrijf zijn vooral de spiritische zitting, en het eerste optreden van dominee Reinman en de broeders Kippeveer en Zeekat eigenaardig. In het tweede bedrijf is het bestraffen van Mientje lachwekkend, die in de kamer ‘gegooid’ wordt waarin Hippie zich had moeten verbergen. Bijzonder geslaagd is het tweede tafereel van het derde bedrijf: het laatste feest van Otto, de t'huiskomst van Marie met de zich zoo heetende | |
[pagina 59]
| |
Mevrouw de Saint-Ange; het ontvluchten van George Simon, in spook vermomd, uit de kamer waar Marie een rijkleed paste; vooral de tehuiskomst van den baron zelven, wien de knecht het feest verbergen wil en hem dus zooveel praatjes moet opdisschen dat de baron heelemaal in de war geraakt. Vermelden wij nog, in het vijfde bedrijf, de vlucht van Mientje met Hippie, de aanklacht door Zeekat en Kippeveer, man en vrouw, als zou Otto bij Kippeveer gestolen en eene zaag en eene boor nagelaten hebben (de daders waren Mientje en Hippie, voornoemd), en het ontdekken van de spullen Mientjes, die de kleederen van Marie had aangeschoten, terwijl deze haar rijkostuum paste.
***
Lezer, mijne taak is vervuld. Nu begint de uwe. Pol Anri. |
|