Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 4
(1890)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
De inquisitie te Parijs in 't midden der 16e eeuw.N. Weiss. La Chambre ardente, étude sur la liberté de conscience en France sous François I et Henri II (1540-1550). Parijs, 1889, in-16, CLI+432 blz. Versierd met 7 etsenGa naar voetnoot(1).De Geschiedenis der Inquisitie, die tot heden nog op zulke onvolledige wijze gekend, en voor het gekende gedeelte op zulke onvolledige wijze behandeld wordt in onze algemeene geschiedeniswerken, deed gedurende de laatste jaren veel vooruitgang. In al de landen waar deze bloedige instelling gewoed heeft, vindt hare geschiedenis heden ten dage talrijke beoefenaars, die er zich op toeleggen de kronijken uit te persen en de archieven te doorsnuffelen, ten einde de bouwstoffen te verzamelen tot het beschrijven van dit of gene hoofdstuk dezer belangrijke geschiedenis. Het opmaken eener algemeene geschiedenis der Inquisitie werd nog niet beproefd. Een Amerikaan, de heer Ch. H. Lea, zond echter reeds in 1888 in het licht eene uitstekende en zeer volledige History of the Inquisition of the Middle-Ages, in 3 deelen. Eene dergelijke geschiedenis voor de moderne tijden ware tot heden toe nog eene zeer moeilijke taak, daar de archieven nog | |
[pagina 82]
| |
verre zijn van hun laatste woord te hebben gezegd. Daar liggen nog schatten bedolven, die als bij tooverslag de geschiedenis van ontelbare martelaars doen verrijzen en de inrichting en werking van menige bijna onbekende instelling voor onze oogen ontrollen. 't Is onder de instellingen van dien aard, dat wij de Chambre ardente van het Parlement van Parijs in't midden der 16e eeuw moeten rangschikken, waarover de heer Weiss in zijn jongste werk handelt. Dezes titel bevalt mij maar half: de ondertitel beantwoordt beter aan den inhoud van het boek. De Chambre ardente, waarvan spraak, was immers slechts in werkzaamheid onder de regeering van Hendrik II en dan nog alleen van December 1547 tot Januari 1550. ‘La première chambre ardente de Henri II’ ware dan ook een meer gepaste titel geweest, daar ons meer dan eene rechtkamer van dien aard bekend staat. Zoo werd reeds in 1535 onder de regeering van Frans I eene chambre ardente ingericht. In 1553 werd de in 1550 geschorste kamer hersteld. Den 17 April 1545 was ook eene dergelijke kamer te Rouaan tot stand gebracht ‘pour connoistre du faict d'hérésie sans qu'elle pust vacquer à d'autres affaires.’ Zoo vinden wij nog onder Lodewijk XIV, van 1680 tot 1682, eene chambre ardente, ingericht om la Voisin en la Vigoureux te vonnissen, twee vermaarde kaartenlegsters, die bij dit winstgevend stieltje nog dat van giftverkoopsters deden en waarvan de eene levend werd verbrand en de andere opgehangen. In de 18e eeuw werd die naam nog gegeven aan gerechtkamers met een ander doel dan de vorige ingericht. Het boek van den heer Weiss bevat twee deelen met verschillende paginatie. In het eerste geeft de schrijver eene korte schets van de kettervervolging in Frankrijk gedurende de laatste jaren der regeering van Frans I en het begin van die van Hendrik II (1540-1550). Hij bespreekt daarin ook de inrichting en werkzaamheden der Chambre ardente. Voor de tijdruimte April 1547 tot Maart 1550, steunt hij zijne gezegdens op eene lange reeks onuitgegeven stukken, getrokken uit de registers van het Parle- | |
[pagina 83]
| |
ment van Parijs. Deze rechtspraken zijn deels ontleed, deels uitvoerig afgedrukt. Deze stukken en ontledingen van stukken deelt schrijver verder mede: zij vormen aldus het tweede deel van het werk. De afgedrukte stukken zijn ten getale van 366; de ontlede stukken ten getale van 73; maakt samen 439. Dit zijn echter niet al de rechtspraken door het Parlement van Parijs tegen de Lutheranen (zooals men de Calvinisten alsdan noemde) gedurende hoogergemelde tijdruimte genomen. De registers van het tijdperk November 1547 tot April 1548 en van Mei 1549 tot October 1549 zijn verloren. Rekenschap houdende hiervan, dat de Chambre ardente heel het jaar door zetelde en anderzijds dat het tweede tijdperk, waarvan de registers verloren zijn, datgeen was gedurende hetwelk de vervolging het hevigste was, mag men gerust verklaren dat van April 1547 tot Maart 1550, minstens 700 rechtspraken tegen de ketters werden uitgebracht. Eene tamelijk zonderlinge aardigheid mag het heeten, dat wat de geschiedenis der Chambre ardente betreft, de belangrijkste inlichtingen te vinden zijn..... onder de Errata et addenda. Buiten de rechtspraken door de Kamers tegen de ketters gericht, had de heer Weiss in het Rijksarchief van Parijs niets meer aangaande deze Kamer teruggevonden. Toen zijn boek echter afgedrukt was, legde hij de hand op een uiterst belangrijk register, behelzende de inrichtingsacte der Kamer, met den datum daarvan (8 October 1547), welke hem tot dan toe ontsnapt was, verder de brieven en edicten tot die Kamer gericht, waarvan hierin ook de ware naam, la Seconde Tournelle of Tournelle Criminelle eerst voor den dag kwam. Heel de werkingswijze ontrolde zich nu voor zijne oogen van December 1547, toen zij in werkzaamheid trad, tot 10 Januari 1550, daags voór hare schorsing. Reeds door ordonnantie van 19 November 1549, werd aan de klachten der geestelijkheid, die zich op de kettervervolging als op een voorrecht beriep, gehoor gegeven en werd bevolen dat de ketters niet meer door de Parlementen, maar door geestelijke rechters zouden gevonnist wor- | |
[pagina 84]
| |
den. Op 8 Januari 1550 verzond het Parlement van Parijs de ketters, die het nog onder handen had, naar hunne bisschoppen en den 11en verklaarde de Koning de Tournelle Criminelle geschorst, latende alleen aan de Tournelle ordinaire het recht de ketters te vonnissen, die bij haar in beroep zouden gaan van de besluiten hunner eerste rechters. Dit alles heeft de heer Weiss op het laatste oogenblik gevonden en onder de Errata et addenda medegedeeld op het einde van zijn boek. In zijn voorwoord spreekt hij er niet van en dit om de goede reden, dat hij de onvoorzichtigheid heeft begaan zijn werk in eens van het titelblad af te laten drukken, in plaats van titelblad en voorwoord eerst na voltooing van de rest van het werk te laten zetten. Eene goede les voor wie boeken maakt! Bij eenen recensent van een onzer tijdschriften is dit belangrijk gedeelte van den heer Weiss' boek volkomen onaangemerkt gebleven, zoodat men in gemelde rccensie lezen kan dat de Chambre ardente in 't begin van 1548 werd ingericht, iets dat de heer Weiss in zijne historische inleiding neerschreef, vooraleer hij kennis had genomen der later ontdekte stukken, en dat, zooals wij hooger zagen, verkeerd is. Wat leert ons nu dit werk? Het is eene bijdrage tot de geschiedenis der Inquisitie te Parijs gedurende een drietal jaren. Uit de hooger gemelde cijfers kunnen wij opmaken dat het Parlement dezer stad ongeveer 25 rechtspraken per maand in zake van ketterij uitleverde. Bijna al de aangehouden personen werden tot den brandstapel verwezen, na doorgaans eerst hunne tong te hebben zien uitrukken of doorboorden of hunne onderlip afsnijden, dit uit reden dat zij te zelfder tijd voor blasphemie gestraft werden. Deze auto-da-fe's van Hendrik II zijn over't algemeen weinig bekend, evenmin als die van zijn vader, onder wiens regeering, gedurende de laatste jaren, heel Frankrijk door, brandstapels voor de Calvinisten oprezen. De uitroeiing der Waldenzen zullen wij hier slechts ter loops aanhalen als een meer bekend voorbeeld van de strengheid van Frans I tegen de vijanden van den | |
[pagina 85]
| |
Roomschen godsdienst, van den zelfden man, die, om politieke redens, de bondgenoot was van de protestansche Vorsten van Duitschland, van den schismatischen Koning van Engeland en van den musulmaanschen Sultan der Turken. Wij moeten er den heer Weiss over erkentelijk zijn, dat hij de veelvuldige kettervervolgingen van dien vorst in zijne historische inleiding heeft herdacht, en tal van nieuwe bewijzen der bloedige Orthodoxie van zijnen zoon aan den dag heeft gebracht. Vermelden wij ten slotte, dat het werk van den heer Weiss een goeden Index bevat en zeven schoone etsen van oude en moderne zichten der voornaamste plaatsen van Parijs, die het tooneel der bloedige drama's der Inquisitie in het midden der 16e eeuw zijn geweest.
Julius Frederichs. |
|