Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 3
(1889)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Deel II]Wat is eene Vlaamsche gemeente?Voordracht gehouden in de ‘Vlaamsche Conferentie der Balie’ te Gent den 13 Juni 1889Ga naar voetnoot(1).Tijdens de bespreking der wetsvoorstellen Coremans en Devigne ter verklaring en vollediging der wet van 17 Augustus 1873 over het gebruik der Nederlandsche taal in strafzaken, werd er in en buiten de Kamers door den minister van justitie, den Heer Lejeune, met aandoenlijke verontwaardiging protest aangeteekend tegen de houding der vermetelen, die de goede trouw van magistraten en ambtenaars in zake van Vlaamsch spreken durfden verdenken en naar waarborgen vroegen. Op plechtige wijze verpandde de Heer Lejeune zijn eigen woord en dat der Regeering dat de nieuwe wet eerlijk en stiptelijk zou worden nageleefd. Of de Vlamingen aan die ministeriëele belofte hun onvoorwaardelijk vertrouwen schonken is eene quaestie, welke het mij nutteloos schijnt hier te onderzoeken, daar het van nu | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
af aan wis en zeker is dat zij, die zich door geene fraaiklinkende woorden verkozen te laten paaien, met lofwaardige voorzichtigheid hebben gehandeld. Immers, wat er heden gebeurt levert een afdoend bewijs dat de taalwet van 1889, evenals die van 1873, evenals die van 1878, evenals die van 1883, door alle geoorloofde en ongeoorloofde middelen zal worden verdraaid, ontweken en, waar het kan, eenvoudig verkracht. In dat opzicht zijn ministers, magistraten en ambtenaars het volkomen eens: ils s'entendent comme larrons en foire; zij helpen elkaar met eenen ijver en een beleid, die onze bewondering, zoo niet onzen eerbied wekken, en van die heeren zal het niet afhangen, indien wij niet weeral voor den aap worden gehouden. De vraag echter is of het Vlaamsche volk zich bij voortduring door zijne betaalde dienaars zal laten foppen. Wie aan de vaderlandsche inzichten van het ministerie mogelijk nog twijfelde, heeft goed- of kwaadschiks de oogen moeten openen bij het verschijnen van het koninklijk besluit, hetwelk de nieuwe taalwet verzelde, als deze, na eenen onbegrijpelijken uitstel van bijna vijf maanden, eindelijk werd afgekondigd. Door dat besluit wordt een eerste, een gevoelige slag aan de wet toegebracht en tevens aan de magistratuur den weg aangewezen, waarop zij, door het aanwenden van licht te raden drogredenen, den geest en de letter van de gestemde bepalingen zal kunnen miskennen, ten einde dezelve met het oog op het gemak en het gerief der heeren rechters en substituten uit te leggen of, liever, uit den weg te ruimen. Of er aan zulk eenen duidelijken wenk door de belanghebbenden - belanghebbenden is het gepaste woord - met gretigheid zal worden gevolg gegeven, hoeft men wel niet te vragen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 1 der wet van 3 Mei 1889 bepaalt dat ‘in de Vlaamsche gemeenten van het koninkrijk de processen-verbaal wegens opsporing en vaststelling van misdaden, wanbedrijven en overtredingen in de Nederlandsche taal worden opgemaakt.’ Verder bepaalt het slotparagraaf van voormeld artikel dat ‘de Vlaamsche gemeenten door een koninklijk besluit zullen aangewezen worden.’ Het spreekt vanzelf dat hierdoor geenszins aan de Regeering het recht werd toegekend om naar willekeur en zonder opgave van redenen te beslissen dat deze gemeente bij de Vlaamsche en gene bij de Waalsche zou worden gerangschikt. Het gold hier eene loutere quaestie van feit, wier bestatiging natuurlijk aan het uivoerend bewind werd overgelaten: men zou eenvoudig vaststellen welke gemeenten Vlaamsch waren en de lijst ervan opmaken. De vraag kwam dus hierop neer: Wat is eene Vlaamsche gemeente? En voor alwie zich in het bezit van zijne vijf zinnen nog verheugt, moest het antwoord luiden: Eene Vlaamsche gemeente is eene gemeente, wier inwoners in meerderheid Vlaamsch sprekende Vlamingen zijn. Dat is duidelijk, dat is eenvoudig, dat is redelijk. 't Is daarom zeker dat de Heeren ministers Lejeune en Devolder, die het bewust besluit mede onderteekenden, naar eene andere oplossing van het vraagstuk hebben gezocht. Het heeft hun vijf maanden gekost, maar eindelijk toch hebben zij iets gevonden. Volgens die heeren is eene gemeente Vlaamsch als de meerderheid der ingezetenen... niets dan Vlaamsch spreekt. Niets dan Vlaamsch! De Vlamingen dus, die ook het Fransch kennen, zijn geene Vlamingen meer: door het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
koninklijk besluit immers worden zij goed- of kwaadschiks in Walen herschapen. Jan-Frans Willems, Conscience, Jan van Beers, Heremans, Ledeganck waren het Fransch machtig: zij zijn Walen! Walen zijn ook Vuylsteke en de Geyter, Emanuel Hiel en Frans de Cort, Rooses en Jan van Rijswijck, De Vigne en Coremans! allemaal Walen. Dat zulk eene stelling in strijd is met het gezond verstand hoeft wel geen verder betoog. Maar ik zeg dat zij niet alleen de rede en de logiek kwetst: met de rechtvaardigheid, de bestaande feiten en den geest van de wet strookt zij nog minder. Zij is in hooge mate onrechtvaardig, want zij bekrachtigt het grondbeginsel dat de Vlaming, die zich de moeite geeft zich de Fransche taal eigen te maken, door dit feit zelf van zijne grondwettelijke taalrechten wordt beroofd, van die rechten, welke zijne minder geleerde medeburgers, die niets dan Vlaamsch kennen, zullen blijven genieten. Dus, vermeerdering van geleerdheid, vermindering van rechten! De omgekeerde wereld! De gedachte dat hij, die eene tweede taal machtig wordt, als het ware een dubbel mensch is geworden, daar hij zich in twee gansch verschillende werkkringen met den geest kan bewegen, die gedachte is blijkbaar verouderd. De Heeren Lejeune en Devolder hebben dat allemaal veranderd. Voor die mannen van ééne taal kan men twee spraken evenmin als twee vaderlanden bezitten. Wie eene tweede taal zelfs gebrekkig verstaat moet noodzakelijk de eerste verzaken: hij ondergaat als loon voor zijn werk eene wezenlijke capitis deminutio! Doch het koddigste van de zaak is dat, terwijl tweetalige Vlamingen voor Walen worden gehouden, de Waal, die het Nederlandsch heeft aangeleerd daarom geen Vlaming wordt; hij is en blijft een Waal. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee maten en twee gewichten dus! Een nieuw en afdoend bewijs van de zonderlinge manier, waarop onze Franschgezinden de door de Grondwet uitgeroepene gelijkheid der Belgen en der landtalen voor de wet begrijpen en eerbiedigen. Ik zeg, vervolgens, dat het stelsel van het besluit geene rekening houdt van de bestaande feiten. Immers is het een feit, een gekend, een onbetwist en onbetwistbaar feit:
Het is immers geen geheim dat men in de tabellen der volkstellingen als tweetalig alle personen heeft vermeld, die een paar woorden Fransch konden radbraken. Wie in de Vlaamsche gewesten woont weet dat het getal van hen, die zich gewoonlijk in hunnen huiskring en in hunnen omgang met vrienden en kennissen van het Fransch bedienen, uiterst gering is en dat, behalve in de hoogere kringen, onze taal bijna uitsluitend wordt gesproken. Dat de Heer Lejeune, een Luxemburger Waal, die beter op de hoogte schijnt te zijn van hetgeen er in de Brusselsche advocaten- en magistratenwereld dan in het Vlaamsche land voorvalt, zulke ‘tweetaligen’ bij de Walen rangschikt en het dus als eene bewezene daadzaak aanneemt dat zij het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransch liever en gemakkelijker spreken dan hunne eigentaal, - zoo iets is niet zeer verbazend, want men weet hoe de schranderste geesten zich kunnen laten misleiden als zij onze toestanden door den bril der vooroordeelen van die zelfzuchtige, van die hatelijke kaste der taalaristocraten verkiezen te bekijken. Maar dat de Heer Devolder, een Kempenaar, zich zoo ver heeft vergrepen, ziedaar een treurig en klinkend voorbeeld van de zonderlinge gedachten, die in het Paleis van Justitie te Brussel worden gehuldigd, en van de dringende noodwendigheid om in dien Augiasstal van de verfransching onzen Vlaamschen bezem met niets ontziende strengheid eens te doen rondgaan. De waarheid is dat de Waalsche tweetaligen, die in Vlaanderen wonen, rari nantes zijn, zoo dungezaaid inderdaad dat het belachelijk ware die eenige uitzonderingen in aanmerking te nemen. Het is niet minder waar dat er, op tien Vlaamsche tweetaligen, misschien niet één te vinden is, die zich in het Fransch beter en liever dan in de moedertaal uitdrukt. Bijgevolg in het Vlaamsch gedeelte des Rijks dient men de tweetaligen, niet bij de uitsluitend Franschsprekenden, te voegen, maar bij hen, die niets dan Nederlandsch verstaan. Eene Vlaamsche gemeente zal dus eene gemeente zijn, waar meer dan 50% der gezamenlijke bevolking de Nederlandsche taal spreken, onverschillig of zij nog bovendien het Fransch, het Engelsch, het Duitsch of het Chineesch machtig zijn. Dit ons stelsel is eenvoudig, is logisch, is rechtvaardig. Het kan in de practijk tot geenerlei moeilijkheden, tot geenerlei ongemakken aanleiding geven. Want, men lette er wel op door de wet worden in het Vlaamsche land de rechten der Franschsprekenden met schier angstige bezorgd- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid gewaarborgd, terwijl er niets, volstrekt niets bepaald wordt om het taalrecht der in het Walenland wonende Vlamingen te beschutten. Het stelsel Lejeune-Devolder integendeel, de quaestie van wettelijkheid en van rechtvaardigheid daargelaten, leidt tot de monsterachtigste dwaasheden: zoo bij voorbeeld eene gemeente van 3000 zielen, die allen Vlaamsch spreken, maar waar er 1501 personen zijn, die te recht of ten onrechte als tweetaligen worden aangegeven, is eene Waalsche gemeenteGa naar voetnoot(1)! Ten slotte houd ik staan dat de door de Heeren Lejeune en Devolder gestelde regel eene krenking is van den geest der taalwet en bij gevolg van den wil des wetgevers. Het princiep, dat geheel onze wetgeving betrekkelijk het taalgebruik beheerscht, was tot nog toe dat in het Vlaamsch gedeelte des lands de burger het recht heeft tusschen de twee landtalen te kiezen en tevens, door eene logische toepassing van het plerumque fit, werd het aangenomen dat, bij gebrek aan eene uitdrukkelijke keuze vanwege den betrokken burger, de openbare overheid zich van het Nederlandsch zou bedienen, om reden dat, zoolang namelijk het tegendeel niet bewezen is, een Vlaming volgens alle waarschijnlijkheid aan zijne moedertaal de voorkeur zal geven. Een ander princiep is dat bedoeld recht om te kiezen onbeperkt is en volkomen onafhankelijk van de vraag of de belanghebbende burger niets dan Vlaamsch of daarbij ook nog Fransch kent: de magistraat of de ambtenaar moet Vlaamsch spreken, niet omdat hij zich voor eenen persoon | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bevindt, die geen Fransch verstaat, maar eenvoudig omdat die persoon goed vindt dat men zich van het Nederlandsch bediene. Dat grondbeginsel - men moge hetzelve goed- of afkeuren - werd nogmaals door de jongste taalwet bekrachtigd. De Kamer dreef zoo ver haren eerbied ervan dat zij het recht van den betichte erkende om eene Fransche rechtspleging te eischen, zelfs wanneer hij geen woord Fransch verstaat en, wederkeerig, toeliet dat een Waal, indien hij zulks verkiest, in het hem onbekende Nederlandsch zou worden vervolgd, beschuldigd, verdedigd en gevonnist! Alleen in strafzaken en enkel wat de Brusselsche rechtbanken betreft, werd er eene uitzondering toegestaan: dáár mag slechts eene Nederlandsche rechtspleging worden geëischt als de betichte geen Fransch blijkt te verstaan. Maar juist omdat die uitzondering eene afwijking bekrachtigt van het algemeen princiep, is het zonneklaar dat verdere afwijkingen, die door geene wetsbepaling uitdrukkelijk zouden worden voorgeschreven, als eene wezenlijke krenking van de wet moeten worden beschouwd. Daar nu het koninklijk besluit waarvan sprake het zooeven gestelde algemeen grondbeginsel openlijk miskent en door een ander vervangt, hebben wij het recht te vragen op welken tekst die radicale afwijking wordt gesteund. Zulk een tekst bestaat niet: er is geen andere tekst dan het reeds aangehaalde art. 1 der wet van 3 Mei 11. Maar die bepaling zegt alleen dat ‘in de Vlaamsche gemeenten’, enz. en, ik heb het reeds aangestipt, omtrent de beteekenis van die woorden kan er geen twijfel zijn. Of zou er in de parlementaire debatten iets te vinden zijn, dat de ministeriëele uitlegging zou rechtvaardigen? Laat ons zien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het voorstel Devigne, alsmede in den door de middensectie aangenomen tekst, was er geene spraak van Vlaamsche gemeenten. Het luidde: ‘In de provinciën Oost- en West-Vlaanderen’, enz. Het was de Heer Colaert, lid voor Ieperen, die, in de zitting van 23 November 1888, de aandacht van de Kamer op het feit riep dat er in zijn arrondissement eenige Waalsche gemeenten waren, waar het onmogelijk zou blijken processenverbaal in het Nederlandsch op te stellen. Hij stelde voor bij den tekst de woorden ‘behalve in de Waalsche gemeenten’ te voegen. Tegen dit voorstel sprak Minister Lejeune: ‘Wie zal ons uitleggen,’ zei hij, ‘wat wel bepaalt eene Vlaamsche of eene Waalsche gemeente?’ Ook de Heer de Kerchove de Denterghem was er tegen. Het land in Vlaamsche en in Waalsche gemeenten verdeelen achtte hij gevaarlijk. De geheele wet trouwens was gevaarlijk. Hij drukte den wensch uit dat men het Brusselsch stelsel tot geheel het land zou uitbreiden, dus dat men zich van het Fransch zou bedienen, behalve wanneer de betrokken persoon niets dan Vlaamsch verstond. Verscheidene leden namen nog het woord en nadat de Heer Bara gevraagd had hoe men de Waalsche en Vlaamsche gemeenten van elkander zou onderscheiden en Minister Lejeune nog eens verklaard dat ‘men zich behoorde te houden aan de groote omschrijvingen,’ 't is te zeggen arrondissementen en provinciën; daar het niet practisch was aan iedere gemeente, Waalsch, Vlaamsch of gemengd, ‘hare eigene atmosfeer toe te kennen,’ werd het voorstel Colaert door de Kamer aangenomen. Vóór de tweede stemming, den 18 December 1888, herhaalde de Heer Colaert dat ‘het onderscheid tusschen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamsche en Waalsche gemeenten zeer gemakkelijk te maken is, daar iedereen wist wat men door Waalsche en door Vlaamsche gemeenten moet verstaan.’ Minister Lejeune verzette zich niet meer tegen de wijziging, doch stelde een betere redactie voor, die enkel den vorm betrof. Tevens vroeg hij dat de Vlaamsche en Waalsche gemeenten bij koninklijk besluit zouden worden aangeduid. De Heer Woeste was van meening dat zulk een koninklijk besluit eenvoudig als aanwijzing mocht gelden en dat de rechtbanken altijd zouden mogen uitspraak doen over de vraag of eene gemeente Vlaamsch of Waalsch is. Hiertegen verzette zich Minister Lejeune, die beweerde dat de eindelijke beslissing aan de Regeering moet toebehooren, om reden dat zij alleen met volle kennis van zaken kan oordeelen. Ten slotte, niettegenstaande eenige opmerkingen van den Heer Colaert, die het ‘gevaarlijk’ vond die macht aan het Bestuur te laten, werd het artikel in zijnen tegenwoordigen vorm bij blijven zitten en opstaan aangenomen. Uit die lange en eenigszins verwarde discussie, waarvan ik natuurlijk slechts de bijzonderste punten heb aangehaald, blijkt er duidelijk:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is volstrekt nutteloos verder aan te dringen. Uit het voorgaande mag met zekerheid worden besloten dat het stelsel der Heeren Lejeune en Devolder op niets anders berust dan op eene willekeurige en volkomen ongegronde uitlegging, of laat ons maar eenvoudig verdraaiing zeggen, van den nochtans zoo duidelijken zin van art. 1 der taalwet. Wat beide ministers daartoe heeft gedreven springt overigens in het oog. De geschiedenis van onze taalwetten, en inzonderheid van de laatste, levert afdoende bewijzen van het feit dat de kaste der Franskiljonsche magistraten en ambtenaars in haar verzet tegen de billijke aanspraken der Vlamingen, zoohaast men eindelijk gedwongen werd iets toe te geven, al hare krachten bijeenbracht om telkens het vuur te beperken: in de eigenlijke Vlaamsche gewesten wordt ja de stelling der verfranschers hoe langer hoe meer onhoudbaar, en vandaar hunne razende pogingen om ten minste in de hoofdstad hun gezag te handhaven, om daar bij voortduring alle vette postjes te mogen innemen, zonder zich de moeite te getroosten de taal van de meerderheid der Belgen aan te leeren. In hun besluit van 3 Mei hebben de Heeren Lejeune en Devolder, beiden advocaten der Brusselsche Balie, hun best gedaan om hunne vrienden der Brusselsche rechtbanken niet te storen. Wat niet meer te verdedigen was hebben zij laten varen: dat's la part du feu. Maar dank aan hunne vernuftige lezing van art. 1 der wet zijn zij erin geslaagd de hoofdstad en hare vijf voornaamste voorgeborchten - de vier overige zullen wel eerlang volgen - van het Vlaamsche | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land feitelijk te scheiden en onder het Waalsche regiem te stellen. Een slimme vossenstreek, die niet alleen nu aan Franschgezinde beambten de moeite spaart hunne processenverbaal in het Nederlandsch te moeten opstellen, maar ook later een in schijn nog al machtig wapen aan onze Franschelaars zal schenken, als zij tegen nieuwe aanvallen der aanhangers van de Vlaamsche zaak hunnen Waalschen zak, dat is het leeuwenaandeel in de te Brussel gevestigde rechtbanken en besturen, zullen moeten verdedigen. Want - de Heer Bara en zijne volgelingen hebben het dik wijls genoeg herhaald - hun verzet tegen de Vlaamsche Beweging geldt enkel en alleen eene quaestie van ‘plaatsen’: bij het aanstellen van magistraten en ambtenaars zal men voortaan eischen dat de candidaat voor de plaats deuge of zich, ouder gewoonte, vergenoegen met te onderzoeken of de plaats aan den candidaat bevalt? Alles voor 't ‘beetje,’ zooals men te Gent zegt, ziedaar de leus van de mandarijnen, die wij onderhouden om door hen erger dan Afrikaansche negers te worden behandeld. Goed gespeeld, Mijnheer de Minister! Maar, respice finem! Gij dwaalt, indien gij u inbeeldt dat wij dien goocheltoer zullen laten voorbijgaan zonder protest aan te teekenen en onze rechten uitdrukkelijk voor te behouden. De verjaring zal gestuit worden, wees gerust! Wij moeten ons nu afvragen welke zullen de onmiddellijke gevolgen zijn van het gehekelde besluit. Die gevolgen zijn bedenkelijk, want niet minder dan negen-en-twintig gemeenten, met eene gezamenlijke bevolking (1880) van 389,902 zielen, worden van het Vlaamsche land losgescheurd. Doch, wat is eigenlijk het Vlaamsche land? | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoowel in onze taalwetten als in het dagelijksch verkeer begrijpt men onder dien naam de vier provinciën Oosten West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg, alsmede de Brabantsche arrondissementen van Brussel en van Loven. Maar de grenzen van die bestuurlijke omschrijvingen komen met die der talen niet gansch overeen: in het zuiden van de Vlaamsche gewesten zijn er eenige uitsluitend of gansch overwegend Waalsche dorpen; eveneens langs de noordergrens der Waalsche provinciën Luik en Henegouwen vindt men een zeker getal Vlaamsche gemeentenGa naar voetnoot(1). Het ware zeer gemakkelijk eenen toestand te doen ophouden die noodzakelijk tot erge ongemakken en onrechtvaardigheden aanleiding geeft, door de grenzen van eenige provinciën en arrondissementen een weinig te wijzigen, ten einde de Walen bij de Walen en de Vlamingen bij de Vlamingen te laten. In elk geval zou men de Vlaamsche gemeenten der provinciën Henegouwen en Luik bij Oost-Vlaanderen, Brabant of Limburg moeten voegenGa naar voetnoot(2). Want, men vergete het niet, het is een gering kwaad voor Walen onder het regiem der Vlaamsche taalwetten te leven, daar die wetten het recht der burgers, die het Fransch verkiezen te gebruiken en door bestuur en gerecht wenschen te doen gebruiken, ten volle en uitdrukkelijk waarborgen, terwijl er voor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlamingen in het Walenland van zulk een recht wat hunne taal betreft geene spraak isGa naar voetnoot(1). Hoe het zij, de Waalsche gemeenten van Vlaamsch-België zijn ten getal van 24, te weten: In West-Vlaanderen zeven (Waasten, Nederwaasten, Ploegsteert, Komen, Herseau, Lowingen en Dottenijs); In Oost-Vlaanderen drie (Orroir, Amegijs, Rozenaken); In Brabant zes (Bierk, St-Renelde, Zittaart, Sluizen, Neerheilishem en Opheilishem); In Limburg acht (Kruisworm, Rukkelingen, Bitsingen, Eben-Emaal, Herstappe, Ternaaien, Otringen en Wonk). De gezamenlijke bevolking van die 24 gemeenten was op 31 December 1880 (datum der laatste algemeene volkstelling) 36,399, waaronder
Van den anderen kant zijn er in het Walenland 28 gemeenten, waar het Vlaamsch bestanddeel voorheerschend is, namelijk: In Henegouwen vijf (Everbeke, Bever, Edingen, St.-Pieters-Kapelle en Marke); In de provincie Luik drie-en-twintig (Aubel, 's Graven-Voeren, Mouland, St.-Martens-Voeren, St.-Pieters-Voeren, Remersdaal, Teuven, Attenhoven, Elishem, Bisschops- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Houthem, Laar, Landen, Neerhespen, Neerlanden, Neerwinden, Overhespen, Overwinden, Rumsdorp, Waalsch-Betz, Waasmond, Wange, Wezeren en Roost). Op 31 December 1880 telden die 28 gemeenten 31510 inwoners, waaronder
Wat het koninklijk besluit ter uitvoering van art. 1 der nieuwe taalwet diende te doen was dus eenvoudig de 24 bovengemelde Waalsche gemeenten bij het Walenland voegen en daarentegen de 28 Vlaamsche plaatsen onder het Vlaamsch regiem stellen. Op die manier zou men de taalgrens zoo goed geërbiedigd hebben als het doenlijk was zonder eenige gemengde gemeenten te verdeelen. Men ging anders te werk. Van het Vlaamsche land worden door het besluit, niet 24 gemeenten met 36,399 inwoners gescheiden, maar wel 44 met 426,301 zielen. Ten andere, aan het Walenland ontneemt men slechts 19 gemeenten met 14,287 inwoners, in stede van 28 met 31,510. Zoodat men bij het Walenland laat, of aan het Vlaamsche land ontrukt, 29 Vlaamsche gemeenten met 389,902 inwoners! Ziedaar het eerste practische gevolg van den maatregel, dien wij aan die twee Vlaamschlievende ministers, de Heeren Lejeune en Devolder verschuldigd zijn! Een nader onderzoek van den toestand der gesprokene | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
talen in die 29 gemeenten zal zonneklaar aantoonen hoe ongerijmd de aangenomene rangschikking mag heeten. De 29 gemeenten waarvan sprake dient men in vier verschillende groepen te verdeelen. Ten eerste hebben wij vier gemeenten (Bever-bij-Edingen, Waasmond, Bilsen en St. Truiden) waar de meerderheid der inwoners niets dan Vlaamsch spreektGa naar voetnoot(1). Die gemeenten hadde men dus, met het oog op het door het koninklijk besluit gestelde grondbeginsel, in de lijst der Vlaamsche gemeenten moeten opnemen. Dat zulks niet geschiedde is enkel te wijten aan de diepe onwetendheid en aan de slordige nalatigheid van de ministeriëele bureelheeren, die nochtans vijf maanden noodig hadden om zich van eene taak te kwijten, die 't is gelijk wie met eene gematigde hoeveelheid verstand begaafd in een paar dagen hadde kunnen volbrengen. Wat Bever en Waasmond betreft, het volstond het lijvig boekdeel, de uitslagen van de volkstelling van 1880 bevattende, te openen. Men ziet er immers dat te Bever op 1000 inwoners 685 niets dan Vlaamsch spraken, 20 niets dan Fransch en 296 beide talen. Te Waasmond waren er 557 uitsluitend Vlaamsch sprekenden, 40 uitsluitend Fransch sprekenden en 403 tweetaligen. De ambtenaars van het ministerie hebben dat niet gezien: een bewijs van hunne verregaande oplettendheid. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor Bilsen en St. Truiden hebben zij zich zonder onderzoek, ja zonder nadenken, aan de cijfers der volkstelling gehouden. Eene vergelijking echter van die cijfers met die van het voorlaatste recensement (1866) zou volstaan hebben om de onnauwkeurigheid ervan helder te doen uitschijnen. Men oordeele! Spraken te Bilsen:
De uitslagen voor St. Truiden zijn nog puiker. Spraken aldaar:
Het ware den lezer beleedigen hier aan te wijzen dat voor die twee plaatsen de cijfers der volkstelling van 1880 letterlijk uit de lucht zijn gegrepen. Zulks immers is zoo klaar als het zonnelicht. Dat er te Bilsen, een dorp in het hart van Limburg, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
urenver van de taalgrens gelegen, niet alleen zulk een aantal tweetaligen wordt gevonden, maar op zes inwoners één drietalige, terwijl de verhouding voor gansch België slechts één op 411 is, dat is alreeds ongelooflijk genoeg, te meer daar men te Bilsen op 2416 inwoners, 2181 personen telde in de gemeente zelve geboren, 216 in eene andere gemeente van België en slechts 19 in het buitenland. Maar hetgeen alle palen te buiten gaat is het ontstaan te St. Truiden, dat stil, afgelegen stadje, van drie clans, Walen, Vlamingen en Duitschers(!), die in strenge afzondering moeten leven, ieder in zijne wijk, als weleer de Colonna's en de Orsini's te Rome, want het aangegeven getal der tweetaligen is er bespottelijk klein. En het koddigste van de zaak is weeral dat er, op 11,542 St. Truidenaars, 8955 zijn in de gemeente zelve geboren, 2442 in eene andere Belgische gemeente en 145 in het buitenland. Het zijn dus de St. Truidenaars zelven, die hun eigen Vlaamsch hebben vergeten en hetzij het Fransch of het Duitsch aangeleerdGa naar voetnoot(1)!!! De waarheid is dat de beambten, met het invullen en de verzameling der tabellen van de volkstelling in Limburg gelast, blijken hebben gegeven van de meest buitensporige nalatigheid en dat de bureelbazen in het provinciebestuur te Hasselt en in het ministerie van binnenlandsche zaken te Brussel, die het werk moesten overzien en desnoods verbeteren, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
denkelijk ietwat vakeriger dan naar gewoonte waren en de hun voorgelegde stukken goedkeurden zonder ze te lezen. Want het krielt er van allerlei dwaze onnauwkeurigheden, die zelfs den oningewijden lezer in het oog moeten springen. Het koninklijk besluit van 3 Mei heeft hier en daar eenige dier kemeltjes ontdekt en wat aangaat Rijkel, Henis, Uikhoven, enz., de uitslagen terecht gewezen. Maar men heeft ongelijk gehad dat zuiveringswerk niet te voltooien en de twee grofste gevallen, Bilsen en St. Truiden, onaangeroerd te latenGa naar voetnoot(1). De tweede groep is de belangrijkste. Zij bevat 17 gemeenten, waar de Vlaamschsprekenden talrijker zijn dan de Franschsprekenden, hetzij men de tweetaligen buiten rekening houde of hen te gelijk bij hen voege die zich uitsluitend van slechts ééne der landtalen bedienen, dus tevens bij de Vlaamsch- en bij de Franschsprekenden. De volgende tafel zal gemakkelijk doen zien hoe het met het taalgebruik in die 17 gemeenten gelegen is. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een blik op die cijfers is genoeg om aan al wie een greintje goede trouw bezit de overtuiging te geven dat in al die gemeenten het Nederlandsch verreweg de meest verspreide taal is. En dit is waar, zelfs indien men toegeeft - hetgeen niet in het minst het geval is - dat de tweetaligen met gelijk gemak zich onverschillig van het Fransch of van het Vlaamsch bedienen. Men lette ook op het feit dat, behalve in een drietal buitengemeenten, waar de tweetaligen - wij hopen dat men hun getal niet heeft overdreven - bijzonder sterk zijn, het uitsluitend Vlaamsch gebleven bestanddeel ongeveer 2/5 van de gezamenlijke bevolking bedraagt, terwijl de zuivere [W]alen en gansch verfranschte Vlamingen te Brussel en dezes voorsteden en te Ronse ter nauwernood een vierde van het totaal verbeelden en elders tot eene onbeduidende minderheid zinken. Er is geen twijfel mogelijk: die 17 gemeenten zijn Vlaamsche gemeenten. In de derde groep vinden wij zeven gemeenten waar meer dan de helft der inwoners onze taal machtig is, doch waar, dank aan het groot getal tweetaligen, zij, die Fransch spreken, talrijker zijn dan degene die het Nederlandsch kennen. Zulke plaatsen zou men onder de Waalsche gemeenten moeten rangschikken, indien de tweetaligen zich inderdaad even goed en even gaarne in het Fransch als in Vlaamsch uitdrukken konden. Maar, ik heb het reeds gezeid, die tweetaligen zijn bijna allen Vlamingen en bij de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meesten blijft de kennis van het Fransch zeer oppervlakkig, zeer onvoldoende: het Vlaamsch is hunne omgangstaal en bijgevolg moeten zij ten voordeele van die taal de weegschaal doen overhellen. Overigens, ziehier de cijfers: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat in al die plaatsen het zuiver Waalsch bestanddeel sterk is vertegenwoordigd lijdt geenen twijfel. Maar wie zal in ernst kunnen beweren dat in die zeven gemeenten de Walen in meerderheid zijn? En daarbij, ik kan het niet genoeg herhalen, onder het Vlaamsch regiem worden de taalrechten der Franschsprekenden stipt geëerbiedigd, terwijl men in het Walenland van die der Vlamingen geene de minste rekening houdt. Eindelijk hebben wij ééne gemeente, Elsene-bij-Brussel, waar zij, die onze taal spreken, een weinig beneden de helft der totale bevolking blijven. Immers, op 36324 inwoners of, nauwkeuriger, op 33561, na aftrok der kinders onder twee jaar, vindt men slechts 15714 Vlaamschsprekenden of 45,4% (waaronder 8103 tweetaligen of 23.4%). Edoch ben ik van meening dat Elsene bij het Vlaamsche land dient gevoegd te worden en wel om de volgende redenen. Ten eerste zal ik doen opmerken dat er aldaar eene menigte vreemdelingen wonen, om wier gemak en gerief de Belgische wetgever zich niet hoeft te bekommeren. Het recensement stelt vast dat niet minder dan 2763 ingezetenen (ongeveer 8% der geheele bevolking) in het buitenland waren geboren. Laat die 2763 vreemdelingen, waaronder er stellig niet velen zijn, die onze taal kennen, wegvallen en de verhouding der Vlaamschsprekende Elsenaars stijgt tot 49.4% of in ronde getallen, de helft der inwoners. Er is meer. Elsene moge eene onafhankelijke gemeente zijn; feitelijk is zij anders niet dan eene wijk van Brussel. De hoofdstad is, in het bestuurlijk opzicht, in tien gemeentelijke omschrijvingen verdeeld, evenals Antwerpen in drie en Gent in vier. Dat belet echter niet dat ieder van die steden stoffelijk en zedelijk een geheel vormt, een wezen welks belangen en behoeften een en dezelfde zijn, een wezen, dat zijn eigen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
karakter, zijne eigene kenteekens heeft. Zich op de bestaande verdeeling in afzonderlijke gemeenten steunen om onderdeelen van dezelfde stad aan een verschillend regiem te onderwerpen is niet te rechtvaardigen, want die onderdeelen, door willekeur of toeval afgeteekend, beantwoorden aan geen noemenswaardig verschil in den aard of in den aanleg der ingezetenen. In de hoofdstad bij voorbeeld is er zeer zeker meer verschil tusschen de Marollenwijk en den Quartier-Léopold, welke beiden van de gemeente Brussel deelmaken, dan tusschen Elsene en de Louisalaan, tusschen St. Joos-ten-Oode en Schaarbeek, tusschen St. Gillis en Kureghem. Ik zeg dat men, in zake van taalregeling als in alle anderen, de tien gemeenten, welke, vereenigd, de hoofdstad van België vormen, als een onafscheidbaar geheel dient te beschouwen en te behandelen. Welnu, deze tien gemeenten telden, op 31 December 1880, te zamen 399883 inwoners (met inbegrip van 19837 kinders beneden twee jaar), waaronder
Uit die cijfers blijkt zonneklaar dat de hoofdstad, waar 7/10 der inwoners onze taal spreken en 4/10 geene andere machtig zijn, wel degelijk eene Vlaamsche stad is en onder het Vlaamsch regiem dient te worden gesteld. Quod erat demonstrandum. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De door de Heeren Lejeune en Devolder verkondigde regel dat de Vlamingen, die Fransch leeren, ipso facto ophouden Vlamingen te zijn en dat zoohaast in eene gemeente het getal der Franschsprekenden (met inbegrip der tweetaligen) 50% van de totale bevolking bereikt, zulk eene gemeente van het Vlaamsche land moet worden gescheiden, die regel zal nog andere gevolgen na zich sleepen, welke onze ministers mogelijk niet hebben voorzien. Tot nog toe hebben de Vlamingen, verre van zich tegen de verspreiding van het Fransch te verzetten, integendeel hun best gedaan om het onderwijs van die taal in hunne scholen in te voeren, ja door alle mogelijke middelen te begunstigen. Nu en dan zelfs heeft hen hunne verbroederingszucht ietwat buiten de palen der redelijkheid gelokt. Zoo zag men tijdens de bespreking der taalwet van 1883 het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds en de Heer Devigne, lid der Kamer van Gent - een uitmuntende Vlaming nochtans! - met lofwaardige, doch stellig overtollige bezorgdheid aandringen opdat men in de Vlaamsche middelbare scholen door het aannemen van het Nederlandsch als voertaal van het onderricht het grondig aanleeren van het Fransch toch niet zou benadeelen. En eene wijziging in dien zin werd op voorstel van den Heer Devigne door de Kamer gestemd. De uitgedrukte vrees was weiniggegrond, want in Vlaamsch-België heeft het Fransch zooveel machtige verdedigers, dat Flaminganten zich de moeite konden sparen voor die taal in de bres te springen en misschien practischer zouden gehandeld hebben door al hunne krachten en gansch hunne aandacht aan het wedereischen der rechten van onze moederspraak te wijden, daar, tot op dezen dag, het Nederlandsch in Vlaanderen, verre van het Fransch te verdringen, er nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet in geslaagd is de gelijkheid van stelling te bekomen, door de Grondwet beloofd en door de helaas! grootendeels onuitgevoerd gelatene taalwetten van 1873, 1878, 1883 en 1889 plechtig bekrachtigd. Intusschen bewees de houding der Vlamingen opzichtens het aanleeren van het Fransch, eene houding die met die der Walen tegenover onze taal gelukkig afstak, dat zij niets beters wenschten dan de eendracht en de eensgezindheid onder de Belgen in de hand te werken. Zal die broederlijke stemming nog lang voortduren? Stellig niet, indien het koninklijk besluit van 3 Mei niet ten spoedigste wordt ingetrokken. Immers, indien wij, Vlamingen, onophoudend onze stem verheffen om een Vlaamsch gerecht, een Vlaamsch bestuur, een Vlaamsch onderwijs te eischen, het is niet omdat onze landgenooten meestal geen Fransch verstaan, het is eenvoudig omdat het ons belieft Vlamingen en Nederlanders te blijven. Wij beschouwen onze Nederlandsche taal als onafscheidbaar verbonden met onze Nederlandsche nationaliteit. Zij is het kenteeken en het schild ervan, het stevigste bolwerk van ons bestaan als volk. De taal is gansch het volk, herhalen wij, en met reden, want moest ooit onze taal verdwijnen, wat zou er van ons volk geworden? Dus, als wij dat onschatbare kleinood, als wij het erf onzer vaderen tegen de vijanden van ons ras met onbuigbare hardnekkigheid verdedigen, het practisch nut, de alledaagsche noodwendigheden welke onze toestanden opleveren, zijn onze voornaamste drijfveer niet. Hooger is ons doel. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat wij die gewichtige stoffelijke belangen uit het oog verliezen, doch enkel dat wij andere, edelere belangen van zedelijken aard nog zorgvuldiger willen vrijwaren. Het is ja tevens ongerijmd en onrecht- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vaardig, eene tastbare krenking van recht, logiek en gezond verstand, dat magistraten en bestuurders zich in hunne betrekkingen met justiciabelen en bestuurden van eene taal zouden bedienen, welke deze niet verstaan. Maar voor een volk, dat zich vrij waant, ware het eene onuitwischbare schande uit eigen beweging het juk op zijne schouders te plaatsen en zelf zijne verbastering te bewerken: wie zijne moedertaal verloochent, verraadt het vaandel des Vaderlands, verzaakt zijne nationaliteit. Ook, gesteld zelfs alle Vlamingen, dank aan de algemeene verspreiding van het onderwijs, buiten hunne eigene taal, nog het Fransch, het Engelsch of het Duitsch leerden spreken, toch zouden wij met onverzettelijken wil de volle verwezenlijking blijven eischen van het grondbeginsel, dat geheel ons streven in zich besluit: In Vlaanderen Vlaamsch! Want, zooals Julius Vuylsteke het zoo treffend zong: Veracht, gehaat, gevloekt
wie ooit zich zelf kan hoonen
en elders banden zoekt
wanneer hij zelf moest tronen.
Veracht wie zich miskent,
gehaat wie zich vervuigen,
gevloekt wie aan het buigen.
aan 't kruipen zich gewent.
Steeds was er in ons land
een dijk om 't vreemd te stuiten,
een onverbroken band
om 't Zuid aan 't Noord te sluiten.
Wij ook, wij zullen Fransch,
noch Duitsch, noch Engelsch wezen,
maar blijven als voordezen,
voor eeuwig NederlandschGa naar voetnoot(1).
Ziedaar onze plicht, de plicht van allen die nog weten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wat eergevoel, vaderlandsliefde en nationale waardigheid beteekenen! De Regeering denkt er anders over. Door te beslissen dat alle Vlamingen, die Fransch leeren, ispo facto ophouden Vlamingen te zijn en voortaan als Walen dienen te worden beschouwd, bekennen onze ministers dat in hunne oogen het onderwijzen der Fransche taal in Vlaanderen's scholen geen ander doel heeft dan de verbastering en de zedelijke verovering van onze gewesten allengs voor te bereiden. De gevolgtrekking is klaar. Tegen die sluwe pogingen, wier eigenlijk doelwit niet langer een geheim is, zullen zich de Vlamingen ‘met handen en tanden’ verzetten. Zij zullen dus eenen waren kruistocht tegen het Fransch moeten ondernemen en alles aanwenden om de studie der vreemde taal te belemmeren, zoo niet te verbieden. Zij zullen in een woord verplicht zijn eenen muur tusschen hen en hunne Waalsche landgenooten op te werpen en als eenige practische waarborg tegen verdere overweldigingen, ten slotte nog de BESTUURLIJKE SCHEIDING te vragen. Heeft de Regeering die oplossing van het vraagstuk beoogd? Ik besluit. Zooals ik het in het begin van deze voordracht herinnerde, heeft Minister Lejeune namens het Gouvernement aan de Kamer en aan geheel het land uitdrukkelijk beloofd dat de nieuwe taalwet eerlijk en stiptelijk zou worden uitgevoerd. In de wandeling gezegd, komt zulk eene belofte nog al vreemd voor. Wie op zoo'n plechtige wijze verklaart dat eene wet eerlijk en stiptelijk zal worden nageleefd, geeft duidelijk te verstaan dat andere wetten noch eerlijk, noch stiptelijk worden toegepast. Die bekentenis is kostelijk. De Vlamingen hebben de woorden van den achtbaren | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minister met voldoening vernomen, met eene voldoening namelijk, die niet volkomen vrij was van het scepticisme, aan menschen eigen, welke bij ondervinding weten hoe zwaar beloften van dien aard wel wegen. De Heer Lejeune heeft goed gesproken: zal hij ook durven handelen? Wij gaan hem ongetwijfeld eerlang aan het werk zien, want een omzendbrief, door twee geachte leden der Brusselsche Balie - MMrs. Pol Gisseleire en Maurits Josson - onderteekend, leert ons dat art. 13 der nieuwe wet hetzelfde lot ondergaat als art. 10 der wet van 1873, namelijk dat het door de rechtbanken der hoofdstad eenvoudig als niet bestaande wordt beschouwd. En de Vlaamsche bladen geven ons bijna in ieder nummer treffende bewijzen van die openlijke wetsverkrachting.Ga naar voetnoot(1) Laat ons hopen dat de Heer Minister van Justitie onverwijld de noodige maatregelen zal nemen om dien opstand van de Brusselsche magistratuur tegen 's lands wetten te beteugelen, dat hij allerminst aan zijne onderhoorigen, de leden van het Parket, zal herinneren dat zij ambtshalve gelast zijn een wakend oog op de uitvoering van alle wetten te houden, en hun ten strengste zal gebieden zich met passende krachtdadigheid te verzetten tegen alle pogingen om de bepalingen der taalwet van 3 Mei 1889 te ontwijken of te verdraaien, acte te vragen van hun verzet, de rechtbank dwingen bij een beredeneerd vonnis het verzet van de hand | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te wijzen en bijgevolg aan wien het behoort de mogelijkheid geven de zaak voor eene hoogere vierschaar, ja tot voor het Hof van Verbreking te brengen. In elk geval, Van twee dingen één: of wel zou het Oppergerechtshof de handelwijze der Brusselsche rechters veroordeelen, en dan zijn wij gewonnen; of wel het zou, evenals in de zaken Schoep en Paeling, den onbetwistbaren zin van de wet en den niet minder zonneklaren wil van den wetgever ten gerieve van eenige Vlaamschhatende magistraten miskennen, en dan zijn wij ook gewonnen, want zulk een kaakslag zou het Vlaamsche volk dadelijk wakker schudden en evenals in de twee aangehaalde gevallen, de spoedige tusschenkomst van het Parlement onvermijdelijk na zich sleepen. Middelerwijl vrees ik dat indien de Heer Lejeune als een eerlijk man zijn woord gestand doet, indien hij eene poging waagt om de stipte toepassing der wet te verzekeren, het al te gemakkelijk zal wezen op zijne aanmaningen nog al afdoende te antwoorden door de eenvoudige opmerking dat hij zelf, door zijn berucht besluit, een voorbeeld heeft gegeven, hetwelk natuurlijk zonder aarzeling werd gevolgd: wie zelf eene wet verdraait, is zedelijk niet bevoegd om aan anderen het eerbiedigen van die wet te prediken. Het is daarom dat het koninklijk besluit van 3 Mei 1889 eerst en vooral moet ingetrokken of ten minste aan eene grondige herziening onderworpen worden. Wij willen hopen dat de Regeering zulks zal verstaan. A. Prayon-van Zuylen, adv. Gent, Juni 1889. |
|