Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 3
(1889)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
Betrekkingen tusschen de Capucienen en den Gentschen Magistraat in de 16de en 17de eeuwen.
| |
[pagina 202]
| |
goed, eindigden zich als de wezenlijke eigenaars daarvan te beschouwen, deelen wij hieronder eenige stukken mede betreffende de Capucienen en hunne betrekkingen met den Gentschen Magistraat.
De orde der Capucienen werd in 1526 gesticht met goedkeuring van paus Clemens VII en breidde zich, door dezes opvolger Paulus III (1535) bevestigd met de aanstelling van eenen vicaris-generaal, aanstonds uit over gansch Italië. Reeds in 1585 werd de nieuwe regel te Antwerpen, na de overgave dezer stad, op aanbeveling van den toenmaligen paus Sixtus V en door toedoen van den hertog van Parma, overgeplantGa naar voetnoot(1). Vijf jaar later wordt ook door den Magistraat van Gent, op aandringen van denzelfden landvoogd, den Capucienen aldaar een onderkomen verstrekt. Het godshuis en de kapelle St. Christoffel der Volders, gelegen aan den Schepenenvijver, dicht bij de Hooi- of Steenpoort, in de wijk OverscheldeGa naar voetnoot(2), werden door het stadsbestuur gepacht voor een | |
[pagina 203]
| |
jaargeld van 20 ponden groote, en den paters Capucienen in vruchtgebruik gegeven op 10en Mei 1590: Betaelt dhuysmeesters Deken ende gheswornen vanden aermen vanden volders de somme van twintich ponden groot hemlieden jaerlicx belooft te betaelen over dhuere van haerlieden capelle, ten behouve ende ghebruucke vande paters capucynen gespeciffieert byde rekenynghe Xen meye 1590 verschenen Xen april 1683.........XX L. gr. De verplichtingen der gehuisvesten vinden wij in de aanteekening over hunne bedankingen van 11en October van hetzelfde jaar. De paters zullen steeds voor stad en bestuur hunne gebeden opdragen; zij verklaren bovendien nooit klooster noch kapel als hun eigendom te beschouwen: hun regel overigens verbiedt iets eigens te bezitten. Actum den XI (octobris 1590). | |
[pagina 204]
| |
houden dat soe langhe als dat dese stede soude moghen bewaert wesen van alle ongeluck, overvallende ofte andere veranderinghe, hy ende die van zyne orders hemlieden hertelicken wellecomme souden wesen ende dat zy bovendien hemlieden doen ende bewysen souden alle hulpe ende assistentie hemlieden mogelick wesende, begeerende alleenlick andenvoirs. capuchinen dat zy tmagistraet deser stede in huerlieden gebeden souden indachtich wesen ende de welvaert der selve stede omme gerecommandeert houden. Op den bladrand, tegenover de eerste regels van dit stuk, lezen wij: Dancksegginghe vande Capuchine nopende derectie van huerlieden convent met protestatie dat zy daeraenne geen recht en pretenderen. Buiten gemelde geestelijke medewerking verschaften de paters ook stoffelijke hulp in geval van brand - wat in het dankschrift niet onder de voorwaarden staat aangeschreven. Ten hunnent werden ladders, emmers en andere stukken van brandweer bewaard; met de vier biddende ordenen deden zij in het oude Gent dienst als pompiersGa naar voetnoot(1). De stad van harentwege bleef niet te kort om den vromen paters aangenaam te zijn. Vooreerst bij het inrichten der lokalen ten behoeve der nieuwe bewoners: Eerst betaelt Janneken Pieter Arents, clusenesse neffens de volders capelle, de somme van vier ponden grooten, haer by mynen heeren scepenen vander kuere toegeleit by vorme van aelmoesen hemlieden tot secourse vanden oncost byde zelve ghedoocht int doen repareren van een ander cluuse neffens Sinte Quintins | |
[pagina 205]
| |
cappelle, mits dat die vander ordene vande capuchynen deselve eerste cluse thuerlieder waerts ghetrocken hebben ende gheapplicquertande vors. volders cappelle, breeder ghespecifiert byder requeste by haer ten dien fyne ghepresenteert ende naer tverclaers vander ordonnantie.........IIIJ L. gr. Op den bladrand staat: Bij affirmatie van scepenen vander kuere metgaders huerl. ordonnantie ende quittancie omme de medegetrocken partien van dese capitele met anders ghelast zyn hier ghesien. Den doender deser bringt hier in vutgheven de somme van acht ponden, zes schellingen acht penningen groot, ter causen van ghelycke somme by mynne heeren scepenen toegheleit ende ghejont aen de paters vanden cappusynen tot het coopen van een clocxken ende tot reparatie vande hunde horologie ghestaen hebbende ende van nieus ghestelt ende upgherecht inde volders cappelle dienende voor den huerslach tot behoufe vanden zelve capitsynen. Breeder ghespecifiert byder requeste by hemlieden te dien fynne ghepresenteert ende naer tverclaers vander ordonnantie ..........VIIJ L VI s. VIIJ d. gr. Betaelt Jaecques vander Hoochstratenbeelgesnydere, de somme van IJ L gr. van ghemaect ende ghelevert thebbene twee beelgen van onser Lieve Vrauwe endc eenen capitsien, die ghestelt zyn voor de keercke vande capitsienen binnen deser stede naer tverclaers vander ordonnantie.........IJ L. gr. | |
[pagina 206]
| |
Betaelt ende gherembourseert Jer. Joos de Deckere, de som me van eenentwintich ponden XVIII s. IIJ gr. VI d. gr. by hem verschoten int coopen van diveersche materialen ende ander zaken ghelevert ende gheemployeert int convent van de paters vandecappitsynen binnen deser stede, omme taccomoderen vande selve naer rentwysen der specificatie staende in zeker billiet by hem te dien fynne overghegheven ende naer tverclaers vander ordonnantie......XXJ L XVIII s. III. g. VI d. gr. Dat, niettegenstaande de onderwerping der stad aan Spanje, het oprichten van het Capucienenklooster nog vermetele afkeuring uitlokte, blijkt uit eene mededeeling van den heer Cannaert in zijne Bijdragen tot de kennis van het oude strafrecht in Vlaenderen. In 1592 werd een oude calvinist, Jan Bins, tot de galg veroordeeld om op Sakramentsdag van het vorige jaar met geweld in dit klooster te zijn gedrongen en daar met schimp en spot alles in rep en roer gebracht te hebbenGa naar voetnoot(1). In 1592 wordt de kloosterhof omringd van eenen muur, bekostigd met eene aanzienlijke geldboete door het schepencollege uitgesproken tegen Steven Du Jardin, welke om ongeoorloofden minnehandel te recht stondGa naar voetnoot(2). Op 14 Juni 1613 huurde de magistraat twee nieuwe huizingen van de Volders ten gebruike der Capucienen. Betaelt Bauduyn Martins als ontfanghere vande aermen vanden Volders de somme van X L grooten over den Godtpenning | |
[pagina 207]
| |
besproken int verhueren van twee huusen ten ghebrucke van de heeren patres vanden Capuchynen, breedere naer uutwysen der wettelicke voorwaerde gheexhibeert hiernaer fo 318 int capittle van jaerlicx ende ordinaire, alwaer dat verantwoort es vande huere vanden selven huuse, des hierby ordonnantie . X L gr. Betaelt de voorseide huusmeesters de somme van IIIJ L Xs. gr. over dhuere van twee van haerlieder huusen ende eerfve staende neffens elcanderen inde Sackbrocrstraete ten behouve ende ghebruucke vande voornomde patres vande capuchynen, upden voet conditien ende bespreken begrepen int contract ende voorwaerden vande voirseide cappelle, ten advenante van ses pont grooten tsiacrs boven eenen Godspenning van X L gr. ghereet (danof dat uutgheven ghemaeckt es hier vooren fo 260 int capittle van delmoesen) ende boven de heerelicke ende onlosselicke renten daeruutgaende bij den contracte niet ghespecifiert, die de stede thaeren laste ghenomen heeft vanden lesten valdach voorts de voorseide huere inneghegaen den XVen Juny 1613 ende voor soo langhen tyt als de voornomde capuchynen ghebruucken sullen, te betaelene van drye te drye maenden elck een vierde ende voorts upsulcke andere conditien ende bespreken vermeit int langhe by den contracte ende wettelicken voorwaerden danof ghepasseert voor myne heeren schepenen van dezer keure den XIIIJen Juny 1613, gheteeckent Casteels, hier gheexhibeert, ende ditte van neghen maenden verschenen den XVon Maerte XVJe XIIIJe; des hierby quictantie IIIJ L, X s.gr. Op den bladrand is aangeteekend: By de voorwaerde als inden text metgaeders copie autenticque vande voorgaende voorwaerde daerop de leste relatyve es. Den 17den Juli 1620, bij het verpachten van eenen volmolen gelegen nabij het Capucienenklooster, werd ten bate der paters, in de overeenkomst met de huurders de voor- | |
[pagina 208]
| |
waarde ingelascht, dat hun jaarlijks twaalf lakens ‘voor niet’ zouden gevold worden. Twee jaar nadien wordt dit getal vermeerderd op verzoek der Capucienen en met toestemming der pachters op twintig gebracht. Alsoo de onderscrevenen pachters van de nieuwe volmuelene, ghestaen by het convent vande patres vande capuchienen binnen deser stede van Ghendt, int pachten vanden selven muelene jeghens mijnen heeren schepenen vande keure by wettelicken voorwaerde van daten XVII July 1620 belast syn geduerende den tyt vanden selven haeren pacht voor de voornomde heeren patres, oncost de stede, jaerlicx te vollen twaelf laeckenen, ende dat de selve paters naederhandt de voors. pachters hebben commen aensoucken ende bidden dat sylieden boven de voors. twaelf laeckenen noch viere souden willen voor hemlieden vollen sonder daervooren eenighen loon te trecken, ende oock deselve XVJ laeckenen averechten ten minste twee drachten op elck laecken waervan de blocken sullen volghen den arbeyder, anghezien dat de voors. pachters vanden volmeulene syn meesters ghehauden syn de caerden daartoe bequaem te doen, twelc andrechten gheschieden sal binnen het convent ter plaetse dewelcke die patres capuchienen daertoe verleenen sullen. Soo ist dat deselve pachters in tvornomde versouck van de patres hebben ghecondescendeert ende ghewillekvert soo sylieden van ghelde syn doende int versouck ende bede by deselve patres jeghenwoordelick van wiens ghedaen ende gheproponeert, te weten dat zylieden pachters boven de voornomde XVJ laeckenen voor de voors. patres noch jaerlicx sullen vollen tot vier stucken saergen, gratis ende sonder loon alsboven, twelc sylieden beloven te doene op expresse conditie nochtans toesech ende belofte by deselve patres ghedaen ende die sylieden andermael by deselve syn doende vandat de voors. pachters gheduerende den tyt van huerlieder pacht sullen vermoghen te spoelen alle haerlieder laeckenen in sekeren watercom ofte splete staende inde voornomde meulene ende danof twater hare situatie is nemende in seker rivierken vande selven heeren patres, synde de voornomde pachters oock te vriden dat tghone by hemlieder hiervoren anden voors. patres meer gheaccordeert dan daermede sylieden by de voornomde voorwaerde vander stede belast syn byde | |
[pagina 209]
| |
voorscrevenen voorwaerde ende tcontract, by vorme van ampliacien in scriptis ghebouckt sal worden de toesech, consentement ende belofte vande voornomde heeren patres hiervoren gheroert, omme soo deen als dandere van partyen contracteerende in toecommenden tyden alle tselve te moghen dienen naer tbehooren, toorconden syn hicraf ghemaeckt twee ghelicke scriftelicke bescheeden by elck van hemlieden contractanten respectievelick onderteeckent ende onder elck van hemlieden een berustende deser XIe Meye 1622 ende onder stondt gescreven soo hier naervolcht: Onderteeckent by my Br Symoen van Audenaerde, gardiaen van den Capuchinen binnen Gendt, vutname ende commissie mede van onser eerw. p. provinciael Arent Dhanens, Antheunis Soetaert, Niclays Vandeperre ende by my Bauduyn Soetaert. Bet neder stondt: Ghecollationneert jeghens syn originel onderteeckent alsboven ende met tselve bevonden taccordeeren by my onderteeckent J. Kerchove. Op den bladrand: Raeckende tvollen vanden laeckenen vanden patres capuchienen. In 1630 worden weer twee huizingen palende aan de woonst der Capucienen, door den magistraat van de volders in pacht genomen en te hunner beschikking gesteld: Betaelt den huysmeesteren vanden aermen, vande volders de somme van twintich ponden grooten hemlieden jaerlycks bygheleyt ende belooft over dheure van twee haerlieden huysen ghestaen neffens elckanderen het eene haudende den houck vande Sackebroerstraete ende het andere neffens den inganck vanden selven aermen tot gebruyck vande Paters Capucynen op sulcken voet ende conditie als dese stede oock gheheurt heeft de Capelle Sanctuarie, erfven ende andere huijsen vanden voornoemden aermen over het LII jaer verschenen waerte 1682...............XX L gr. | |
[pagina 210]
| |
In 1632 werd de Kapel herbouwd, zooals ze thans nog bestaatGa naar voetnoot(1). Tegen het einde der 17e eeuw, in 1683, treffen wij in de stadsrekeningen buiten de opgave van pacht der verschillende gebouwen door het stadsbestuur voor het klooster gehuurd, eene buitengewone toelage aan van vier pond groot, voor brand waar: Betaelt vrauwe..... Colins, douagiere vanden heere van Soetschoore, gheestelicke moeder vande Eerw. paters Capucynen binnen deser stede, de somme van vier ponden grooten, omme daermede te coopen eenighe sacken boscolen tot hunner dienste bij requeste ordonnantie vanden XXIJen Augustus 1682 ende quictantie.............IIIJ L. gr. De betrekkingen tusschen Magistraat en Capucienen bieden tot hiertoe geene enkele onregelmatigheid aan. Eenige jaren later echter komt een kenmerkend geval voor. De gardiaan van het klooster richt zich bij brieve van 29 April 1698 tot het stadsbestuur om het plein vóór de kerk met een ijzeren hek te mogen afsluiten, voorwendende dat het getier der kinderen de gebeden steeds komt storen. 12 meij 1698. | |
[pagina 211]
| |
ghedaen hebbende de goddelijcke diensten inde kercke van het selve clooster t'welck door liberalitheyt van de voorsaeten van Uwe Eden is opgherecht, hebben tot groot nadeel vanden goddelicken dienst en het beletten van hunne daghelijckxe ghebeden bevonden, dat de kinderen vande straete, in grooten number, t'elckent naer middagh ten tijde van het ghebedt, en savonts als de supplianten hun recollectie hauden voor het venerabel, aldaer soodanigh ghetier ende gheschreeuw maecken, dattet onmoghelijck is metde gherequireerde andachticheijt het selve ghebedt te comen doen. Al het welcke saude connen gheeviteert ende daerinne remedie ghestelt worden, bij so verre uwe Ede de goetheijt hadden te consenteren, dat de supplianten oorlof ghegeven wierde om de plaetse voor de selve kercke met een half muerken met yser traillen daer vooren af te stoppen, laetende een bequaeme spatie voor de versochte separatie om de coutsen en de waeghens te connen keeren: waer toe tot meerder gherief in het midden vande selve separatie, bequaemelick saude connen ghemaeckt worden een ghenoeghsaeme wijdde poorte om de selve carossen daerinne te connen rijden ende bequaemelick te keeren. Ende al ist dat de supplianten voor desen over de voorseyde disordre niet en hebben geclaeght, t'selve is veroorsaeckt ten opsiene dat omtrent de voornoemde kercke ten voorhoofde en t'halfven van eenen van de twee zijde meuren heeft ghewoont eene dochter, dewelcke is commen te sterven en de deure van haeren huijse toeghestopt. Ende alsoo de voornoemde separatie niet en vermach te gheschieden sonder consent van uwe Eden, de supplianten keeren sich seer oodtmoedelick tot uwe Eden, biddende te verleenen consent om de voornoemde separatie in de maniere voorschreven te moghen doen, en daer toe te emploijeren des stadts wercklieden: te meer om dieswille datter eenen persoon sich presenteert om eenighe materialen t'sijnen coste te besorghen. Ende dat de supplianten hun sonderlinghe sullen verobligeert vinden te bidden voor de prosperitheijt van uwe Eden en het welvaert van de ghemeene inghesetene deser stadt; t'welck doende etc. Het onderzoek ‘de commodo et incommodo’ geschiedt in | |
[pagina 212]
| |
degelijken vorm. Bovenaan het voorgaande stuk, in den linkerhoek staat de samenstelling der aangestelde commisie: Schepenen vande Keure committeren tot het visiteren vande plaetse in dese vermeit Jr Gregoire, Ignace De Vos ende Jr Frederick Hendrick De la Valette, Schepenen, mitsgaders den onderschreven eersten secretaris ter interventie van d'Heer Philippe Stobbeleere, ontfangere vanden wercken. Actum in het collegie den XXIXen April 1698. Op den bladrand, tegenover de eerste regelen van het verzoekschrift, werd in 't kort de beslissing opgeteekend. Ghehoort het rapport van commissarissen de plaatse ghevisiteert hebbende, en op alles gheledt, Nihil om menighvuldighe consideratien. Actum in het collegie den XIJen meij 1698. Tusschen die menighvuldighe consideratien wordt o.a. aangehaald, dat het handelsverkeer te dier plaatse te levendig is om zulke versperring van den openbaren weg toe te laten; maer in de eerste plaats, en als eigenlijke reden, wordt er op gewezen, dat de paters Capucienen, trots hunne schriftelijke verklaring van 1590, thans klooster en kapel en daarenboven de plaats met de omliggende huizen, als hun toebehoorende aanzien - wat reeds vroeger uit sommige hunner gesprekken werd opgemaakt. Ziehier het omstandig, met beweegredenen gestaafd besluit van het college: Actum in het collegie, den 12 Meij 1698. | |
[pagina 213]
| |
open plaetse voor hun kercke ende clooster omtrent het midden met een half muerken met ijsere traillen saude afghestopt worden, laetende een bequaem spatie daer vooren om de coetsen te keeren - allegierende voor reden, dat sij door de kinderen vande straete in grooten nomber 't elcken naermiddagh ende s'avonts aldaer groot ghctier maeckende ten tijde van het ghebedt, soodanigh worden belet, dat het hun onmoghelijck is met die versochte aendachtigheijt hun ghebedt te connen doen. - Ghehoort oock het rapport van commissarissen uut het collegie met den ontfanghere vanden wercken ter plaetsen gheweest hebbende, is op de voorseide requeste gheappointeert, ghelijck volght. Ghehoort het rapport van commissarissen de plaetse ghevisiteert hebbende, ende op alles ghelet, Nihil om menighvuldighe consideratien. Op den bladrand, tegenover het eerste deel dezer oorkonde leest men het beknopt besluit: Aen de P.P. Capueinen afgheslaghen het versoeck vande plaetse voor hun kercke ten deele af te stoppen. | |
[pagina 214]
| |
Waar dus, door het stellen van een voorgaande, de stad in gevaar gebracht werd haareigendomsrecht te verliezen, daar trad de Magistraat, zooals zijn plicht gebood, krachtdadig op; maar ook, hij onttrok zich tevens niet - en poogde niet zich te onttrekken - aan wat hij als zijne verplichtingen beschouwde. Tot den tijd der Fransche omwenteling bleven, onafgebroken, kapel en gebouwen van de Volders gehuurd om de Capucienen te herbergenGa naar voetnoot(1). |
|