ling bewezen, diende ook het groot voordeel, dat er onze taal bij vond, vermeld te worden. Gelijk de geleerde Lesbroussart, tijdgenoot van Maria-Theresia, het zeer wel uiteenzet (De l'éducation belgique, Brussel, 1783, blz. 5, 6, 44 en 46), waren door het verstompend en antinationaal onderwijs der priesters en paters niet alleen ‘de geesten, allengs hunne natuurlijke veerkracht en werkzaamheid verliezend, bijna teruggevallen in den machteloozen stilstand der eeuwen van onwetendheid en barbaarschheid,’ maar het vaderlandsch gevoel was uitgedoofd, ‘de landtaal in de ergste vernedering en minachting gezonken, zoodanig dat de Regeering haar, als 't ware, het leven herschonken, hare sludie van eene algeheele vernietiging gered had.’
Het boekje van Jozef II geeft een levendig overzicht van de ontelbare hervormingen, welke deze verlichte en welmeenende vorst in kerk en staal poogde in te voeren.
Zijne eenige drijfveer was onbetwistbaar het algemeen belang, hetwelk inderdaad eene grondige omkeering der geheele maatschappij dringend vorderde. De bloedige Fransche omwenteling kwam spoedig genoeg het bewijs leveren hoe juist de Keizer de behoeften van den tijd had begrepen.
We zien hem het edict van verdraagzaamheid uitvaardigen, waarbij de gewetensvrijheid uitgeroepen en de burgerlijke ambten ook voor niet-katholieken verkrijgbaar gemaakt werden, een aantal maatregelen nemen tot onderwerping der geestelijkheid aan het toezicht en het gezag van den staat en tot vermindering der kloosters, de geestelijke tienden afschaffen, het burgerlijk huwelijk invoeren, alle kerkelijke broederschappen tot één enkel samensmelten onder de benaming van de werkzame liefde voorden evenmensch onder de bescherming van Jezus-Christus, regelen voorschrijven voor de processiën, de bedevaarten, zelfs voor de sieraden der heiligenbeelden en het gewaad der kloosternonnen.