Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 2
(1888)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
Nogmaals voor de vierschaar.Ik lees in De Toekomst (no 4, April 1888, bladz. 170). Overzicht der tijdschriften: Nederlandsch Museum, 1887. ‘Eene geestige en fijn geschreven anticritiek levert Jacob Stinissen, onder den titel: Voor de Vierschaar, op een vroeger verschenen artikel van C.N.’ Ik zou niemand zijne illusies over de geestigheid en de fijnheid der anticritiek van den heer Jacob Stinissen willen ontnemen. Alleen kwam het mij voor, dat ze geen voldoende antwoord gaf op mijne vraag: Mag dat? namelijk of men een uitgegeven stuk van een dichter mag omwerken en met zijn eigen naam onderteekenen, zooals uit het hieronderstaande blijkt gebeurd te zijn. Daarom laten wij beide stukken hier nog eens volgen: Najaarsindruk.
De vogels zijn heen en de velden staan naakt,
De wei vol waterplassen;
De bladeren liggen in het slijk,
Die in de lente wassen.
De wingerdranken slingeren woest
En Vallen van den gevel
Nu hangt de treurnis over 't gemoed
Gelijk een grause nevel.
Nu voelt het al den kouden slaap,
En voelt den winter komen;
Nu zinken ze in den doodslaap ook
De gedachten en de droomen.
Zomerindruk.
De hemel is blauw en de vogels zijn hier,
De weide staat vol bloemen,
De linde prijkt met teeder loof,
Men hoort den zomer roemen.
De wingerdranken slingren rond
Den grijsbemosten gevel,
De zoetste geur vervult de lucht,
Het lied klinkt langs de dreven.
Nu glans alomme hoop en moed
Nu woelt het krachtig leven,
De zoetste geur vervult de lucht,
Het lied klinkt door de dreven.
| |
[pagina 229]
| |
De wind ruischt door den naakten boom,
De hemel dreigt met regen;
Het lichte zaad der distels waait
In pluimkens langs de wegen.
De jonge wachtster staat bedrukt,
Zij hoedt voor 't laast de koeien,
Die langzaam opzien van den grond
En naar haar stallen loeien.
Zij volgt gedachtloos met haar oog
De wolken in de verte,
Dood en vernieling ligt over de aard
En de moedeloosheid in 't herte.
Virginie Loveling.
Gedichten. Wolters, Groningen, 1870, bladz. 103. Wolters, Groningen, tweede druk, Gedichten, 1877, bladz. 236. Het labberkoeltje ruischt in 't hout,
De hemel lacht u tegen;
De bloeme bloeit, het graan wordt rijp,
Het werk gedeit tot zegen.
De jonge wachtster droomt en hoopt
Als 't roosjen op de puinen,
Zij hoedt de koeien in de waard
En drentelt op de duinen.
Zij volgt verlangend met haar oog
De zeilen in de verte;
Leven en blijheid ligt over de aard
En de zaligheid in 't herte.
Jacob Stinissen.
Gedichten voor Huis en School, Gent, Ad. Hoste, 1886, bladz. 86. Kan eene dergelijke overeenkomst van twee stukken toevallig wezen? Ik herhaal mijne bescheiden vraag: Mag dat?Ga naar voetnoot(1). C.N. |
|