Zoëse is verschrikkelijk in zijne bedrijvigheid. Wij gruwen van hem meer dan eens. Hij doet zooals hij 't den droomer Rangoni zegde: hij handelt natuurlijk, en loert als een gier op zijne Phaedra en zijn Hippolytus. Hij kent noch aarzeling, noch berouw. Ook zal de straf, die hem treffen zal, gruwelijk zijn als zijne daden, en het dramatische middel, daartoe door den dichter gevonden, bevredigt bovendien volkomen hetgeen men noemt de poëtische gerechtigheid: In het 13de tooneel 4de bedrijf, verschijnt Zoëse (Malatesta), stralende van genot over het voltrokken doodvonnis op Ugo en Parisina, nog slechts belust om ook in Nicolo's bloed zijne wraak te lesschen. Arglist en boosheid vieren hun' triomf. ‘Malatesta is bevredigd.’
Maar ook de straf is nabij. ‘Waar is mijne dochter?’ vraagt hij den Hertog. ‘Zij is 't, niet waar, die gij tot dienstmaagd had vernederd, omdat zij eene Malatesta was?.. Spreek!’ - ‘Uwe dochter,’ zegt Nicolo en het antwoord treft Zoëse als een bliksemstraal, ‘uwe dochter...was Parisina.’
Naast die vier hoofdkarakters bewegen zich twee episodische personages, Rangoni en Paula. Episodisch, zeggen wij, niet omdat ze vreemd blijven aan de eigenlijke actie; maar omdat ze slechts bij toeval bijdragen tot de ontknooping, en vooral omdat ze den schrijver toelaten lucht te geven aan de speelsche fantasie.
Wij achten het verkeerd dat enkele kunstrechters het episodische schier onvoorwaardelijk afkeuren. Het drama vooral leeft voor een goed deel van episoden. Zie maar Shakespeare zelf! Wat zou er overblijven van menig stuk, moest men ze allen uitkappen?
Een goed deel van het 2de bedrijf van Parisina draagt niet rechtstreeks bij tot de handeling en toch beviel ons dit bedrijf en het slottooneel ervan achten wij een der schoonste