Nederlandsch Museum. Derde Reeks. Jaargang 2
(1888)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Mirakelen-literatuur.Historie vande Mirakelen, die onlanx in grooten ghetale ghebeurt zyn, door die intercessie ende voor bidden van die H. Maget Maria. Op een plaetse genoemt Scherpen-heuuel, by die sladt van Sichen in Brabant. - By een vergadert ende beschreuen door Meester Philips Nvman, Greffier der Sladt van Bruessel, vvt laste des Eerweerdichste Heere Aertsbisschop van Mechelen. - Tot Bruessel, by Rugeert Velpius, inden gulden Arent by t'Hoff, int Jaer 1606. Dit is de titel van een boek in-12o van 257 blz., dat in het licht verscheen als derde uitgave, ‘vermeerdert van verscheiden schoone MirakelenGa naar voetnoot(1).’ In zelfden fransijnen band zijn bijgebracht vier ‘toevoechselen van mirakels.’ Het eerste ‘toevoechsel’ beschrijft andere mirakels gebeurd van 1604 tot 1608; het tweede van 1603 tot 1608; het derde van 1603 tot 1616; het laatste bevat enkel de omstandige beschrijving van eene ‘ghenesinghe van creupelheydt 1616.’ | |
[pagina 66]
| |
Al deze boekjes zijn geschreven door voornoemden Philips Numan; in de voorrede van een drukje van 1614 meldt hij: ‘T' is geleden tvvelf jaeren dat vvy begonst hebben te beschrijven de miraculen’ van Scherpenheuvel, en mits het laatste deeltje het jaartal 1618 draagt, had de man, die in 1617 was overleden, dus gedurende vijftien jaren zijne specialiteit beoefend. Men ziet hieraan hoe groot in die tijden de bijgeloovigheid onzer landgenooten was en hoe men trachtte door de beschrijving van mirakelen dit bijgeloof nog dieper en wijder te doen wortel schieten. Op onze dagen werd de macht der H. Maget van Scherpenheuvel deerlijk in de schaduw verdrongen door de nieuwere wonderwerken der moderne Lieve Vrouw van Lourdes. Maar toch, welk verschil ten voordeele der eerste in het gehalte der wonderen en in dezer talrijkheid! Betrekkelijk zijn de mirakelen ten huidigen dage vrij gering in getal geworden. Thans hooren wij nog wel bij lange tusschenpoozen van ééntje aan de moedergrot van Lourdes, in Frankrijk, of aan eene van dezer succursalen, waarvan eene der aanzienlijkste die van Oostakker bij Gent is. Maar volgens Numan's mirakelen-kronijk ging het er in 't begin der XVIIe eeuw te Scherpenheuvel anders toe. Alleen voor het jaar 1603 vindt hij er tusschen de vijftig à zestig te beschrijven, en hij doet dit con amore, met eene uitbundigheid van bijzonderheden, die meermaals van eene verregedreven naïveteit of van eene brutale onbeschaamdheid getuigen. Dit jaar 1603 schijnt dan ook het ‘jaar der comeet’ voor de mirakelen van Scherpenheuvel te zijn geweest. Voor 1604 zijn er maar twee-en-twintig meer ter ooren van Numan gekomen, voor 1605 juist hetzelfde getal, maar dan volgt er eene gevoelige daling op de mirakelenbeurs; de | |
[pagina 67]
| |
jaren 1606 tot en met 1616 geven uitslagen, die op éen en hoogstens zes mirakels per jaar neêrkomen. Wat mag de oorzaak van dit in 't oog springend verval zijn geweest? Was de bijgeloovigheid van het volk verminderd, of had de geestelijkheid hare handen vol met andere zaken, waarom zij de voor haar zoo rijke bron der mirakelen verwaarloosde? Wie weet? Dubbel was het doel, dat met het verspreiden dier boekjes werd nagestreefd. De eigenlijke beschrijving der mirakelen gebeurde om de dweepzucht der menigte en gewis ook om de winzucht der geestelijkheid te bevorderen; maar elk mirakelen-register verscheen met eene ‘voor-reden,’ waarin het politieke doel duidelijk doorschijnt. Nog waren de Spaansche beheerders der Zuidelijke Nederlanden in 't begin der XVIIe eeuw niet gerust over den gang van het protestantisme, en zij wilden den invloed bevechten der ‘booze Calvinisten in Hollandt,’ die, daar kloek ingericht, niet nalieten voortdurend godsdienstige en anti-Spaansche propagande in onze gewesten te maken. Numan gaat die ketters duchtig te lijf; in zijne ‘voorreden’ van 1606 lezen wij: ‘VVant van allen tijden eest den Ketters gemeyn ende geduerich geweest, dat al vvat hunlieden ende hunne consistorien niet gelooflyck en heeft gedocht dat sy tselue inde Cathol. Roomsche Kercke seer nydichlyc souden calomnieren ende lasteren.... | |
[pagina 68]
| |
lijcke blasphemien tracteert ende veruolgt. De Gheestelijcke persoonen met loghenen ende calomnien belastert, onse Ghenadighe ende Godtvruchtige Princen, ende die Heeren vanden Lande fieltelijcken beschimpt: Die dienaers ende liefhebbers van onse L. Vrouwe begect ende bespot, ende ten lesten arbeydt met logenen ende verzierde fabelkens, die eere Godts, ende van sijne ghebenedyde Moeder te verduysteren ende te vernielen. Maer vveder zy vvillen oft niet en vvillen, dese verduysterde Nacht-uuylen moeten verdragen dit schoone en claerblinckende licht d'vvelck Godt tot zijne ende synder Moeders eere daeghelycx bermhertichlijck es onstekende: ende door die merckelijcheyt der verdiensten van de H. Maget geschieden, moeten lyden en gedoogen, dat zy, met hunlieder hooft het Serpent, metten voeten van die Vrouwe vvorden geplet ende vertreden. VVant hoe die boose meer arbeyden om die eere der H. Maget ende Moeder Godts te verdrucken, hoe dat die goederthieren ende bermhertige Heere ende Vadere die selue te meer verheft.’ Daarna richt Numan zich tot zekere ‘catholycken,’ waaronder er waren die niet gansch blindelings zijne mirakelverhalen schenen te vertrouwen; aan dezen, zoo vervolgt hij, ‘sal vernueginge gedaen vvesen, door den arbeyt ende de neersticheyt die vvy gedaen hebben int ondersoeck vande vvaerheyt der miraculen: vvant alle t'gene dat tot onser kennisse gecomen es onder naem van miraculen, hebben vvy doen ondersoecken ende examineren door die gelegentheden ende circunstantien der persoonen, siecten, den staet der seluer siecten voor ende naer de genesinge, die vercleringe der ghetuygen, authoriteyt vanden Magistraten, ende andere persoonen in digniteyt ende publycke ampten ende officien gestelt zynde met behoorlijcke eeden, ende andere vasticheden, gelyc men naer recht in ondersoeckinge ende informatien van alle gevvichtige saecken gevvoonlijck es te doene. Ende en hebben maer opgeteeckent alleenlijck t'gene d'vvelck naer vvettelijcke informatie es beuonden vvarachtig te zyne. Esser yemant voorts die niet te vreden vvesende met ons verhael ende verderen, noch begeert neusvvyselycken te tvvyfelen, die sal mogen (belieuet hem) die originale ende authentycke bescheeden comen zien, berustende onder den alder-eervveerdichsten Heere Eertsbisschop van Mechelen’. Inderdaad, Numan's boekjes dragen, als borg van de onbetwistbare echtheid en waarheid huns inhouds, de goed- | |
[pagina 69]
| |
keuring van Mathias, aartsbisschop van Mechelen (die ze heeft ‘gesien ende geexamineert,’ en heeft ‘goet gevonden ende ghordineert dat de zelve souden worden ghedruckt ter eeren Godts ende van zyne gebenedyde moedere’), benevens die van ‘Petrus Vinck, deken van de collegiale kercke van S. Goedelen,’ terwijl de uitgever die werken tevens met een ‘extract vvt der priuilegie’ van ‘die Eertshertoghen onse ghenadighe Heeren ende Princen als Hertoghen van Brabant enz.’ in de wereld zond. Vergelen wij niet de ronkende opdracht van een mirakelen-boekje (groot 55 bldz. 12o) aan den ‘edelen, wysen ende seer voorsienigen heeren’ van den gemeenteraad van Brussel, bij wie Numan zich verontschuldigt hun zulk prulletje te durven opdragen in deze bewoor dingen: ‘Ende al eest sake dat een soo cleynen werexken schynt nyet weerdich ghenoech te zyne om te commen voor die ooghen van eenen Magistraet van Bruessele: nochtans indyen wy willen innesien die stoffe van dit begryp, men zal lichtelyck oordeelen dat het niet onweerdich en is om ghelesen te vvorden, oock van groote ende van gheleerde persoonen: aenghesien dat het dient voor het beste van onsen vvesen ende natuere, d'vvelck es die ziele: ende oock dat het vvarachtich es, dat hy vele gheeft de ghene die goede dinghen gheeft. Ende vvant dit stucxken heeft die stouticheyt ghenomen van te climmen tot int hoff, int ghesichte van die Alderdoorluchtichste Infante onse Princesse, soo heeftet hem oock verstout ende moet ghenomen van te climmen tot in de Rechtplaetse der Iustitie, alwaer v t'selue es presenterende met alle eerbiedinghe.’ In den vorm zelf dier opdracht ontdekt men weder duidelijk eene berekening. Het was den schrijver vermoedelijk niet genoeg dat hij zijne hoedanigheid van secretaris der stad Brussel kon vooruitzetten om eene soort van ambtelijk gezag aan zijne verhalen te geven; dat hij de goedkeuring van den aartsbisschop en de privilegie van de prinsen van Brabant kon inroepen; in bedoelde opdracht lascht hij een voor een | |
[pagina 70]
| |
de namen en titels van al de raadsleden der gemeente, ten getalle van vier en twintig, en daar het allen hoogadelijke en notabele personen waren, was die lijst stellig geschikt om voor de verblinde menigte de waarheid der mirakelen te staven. Wij denken niet, hoe verpaapscht tegenwoordig ook België zij, dat èn het hof èn de adel of misschien de hoogere geestelijkheid zelve er ooit zouden in toestemmen hunnen naam te leenen tot het bevestigen en bewaarheden van al de uitvindsels en bedriegerijen, gelijk wij er hier een goed honderdtal beschreven vinden. Bepaald - wij verhopen het ten minste voor zijne waardigheid als mensch - zou de tegenwoordige aartsbisschop, Mr Goossens, er meer dan eens op nadenken eer hij, in navolging van zijnen voorganger Matthias, er zou toe besluiten zijne waarverklaring onder eene miraculeuze genezing ‘van tooverije’ te plaatsen. Niet onbelangrijk oordeelen wij 't te kennen wat soort van ‘siecken ende crancken’ door ‘die wonderlijcke wercken Gods’ te Scherpenheuvel werden genezen. Wij schrijven daartoe letterlijk eenige titels over, die wij in Numan's schriften boven elk mirakel geplaatst vinden: ‘Bloet ghesien op de lippen van tbeeldt van onse L. Vrouwe, 1603; - van een die spottede mette pelgrimaigie van Scherpen-heuuel, in Mayo 1603; - ghenesinghe van een Ionkman kreupel gheboren ende seer mismaect; - ghenesinghe van een vvtdrooghende kindt; - een kindt dood gheboren, vervvect ende ghedoopt; - van de gheelsuchte ende squinantie verlost; - eenen bult ofte vvtwas ghenesen; - eene vrouwe ghenezen van dry accidenten seer wonderlycke; - eene ongheneselycke quetsure vvonderlycke ghenesen; - straffe van een soldaat ofte crychs-man, meynende de pelgrimage van onse L. Vrouwe te beletten; - een Ionghe dochtere | |
[pagina 71]
| |
verlost van den boosen vyant; - een dochterken ghenesen van ghesletenheyt; - een betooyerd kindt ghenesen.’ Die titels, men ziet het, zijn zeer pikant, maar nog veel pikanter zijn de omstandige en kleurrijke beschrijvingen van Numan. Ook weerstaan wij niet aan den lust om onzen lezers een volledig brokje dier mirakel-literatuur mede te deelen:
Een seer vvonderlijcke ghenesinge van bloetloop ende betooueringhe, In September 1603.
Magdalena Preudhomme weduwe van wylen Baudechon Alart / oudt omtrent tzestich jaren / woonende inder stadt van Bruessele / haer geneirende met oude cleederen voor de lieden te vercoopen / in den jaere 1593. om wat corens te vergaderen / es inden tijt vanden oogst met haer dochterken ghegaen naer het dorp van Berthem / niet verre vander stadt van Louen / alwaer men haer gheseeght hadde / dat zy wel wat soude vergaderen ende prositeren / ende heeft met meer andere persoonen aldaer eenighen tijt ghewrocht. Ende alsoo seker handwerckere woonende inden seluen Durpe van Berthem / der voors. Magdalena hadde ghebeden / te willen gade slaen / datmen niet ensoude nemen van zyn graen / d'welck ghewassen was op sekere stuck lants daer omtrent / hem toebehoorende: soo heeft zy ghemerckt dat sekere vrouwe handen voors. dorpe / een deel graens vanden lande des voors. handwerckers hadde genomen / midts welcken zy hem daeraf heeft ghewaerschout / ende heeft de voors. handtwerckere t'selue afgenomen graen metter daet vuytten huyse vande voors. vrouwe gaen halen / ende te hemwaerts ghenomen: die welcke daerdeure seer es uergramt gheweest / ende des anderen daechs t'samen opt velt gecommen zynde / beeft der voorschreven Magdaleene verweten / dat zy van haer geclapt hadde totten voors. handtwerckere / maer dat zijt haer wel betaelen soude: ende | |
[pagina 72]
| |
des avonts daernaer t'huys gecommen zynde inden voors. Dorpe / logerende de voors. Magdaleene neffens t'huys vande vrouwe die t'voors. graen ghenomen hadde / soo es de selue tot haer gecommen / seggende / dat zy seer gram hadde gheweest / maer dat t'selue was voorby ende ghepasseert / ende dat zy daerop niet en moeste achten / presenterende der voorschreven Magdaleene wat gefrytte Roomsche boonkens op een houten telloore om die te eten: ende hoe wel zy t'selue niet geirne en dede / nochtans heeft die aenveert ende daeraf ghegeten / ende den seluen nacht daer naer heeft gheuoelt dat zy cortsachtich was / maer daerop niet achtende / ende des anderen daechs smorgens wederom int velt ghegaen zijnde / heeft haer seluen beuonden met seer groote pyne int hooft / ende worde metten heelen lichame draeyende al oft sy sot oft vuytsinnich gheweest hadde / inder vueghen dat omtrent den auont / met helpe van een ander vrouwe zy worde gheleydt nae het voors. Dorp / alwaer sijnde es haer terston ouergecommen eenen geweldigen buyckloop schier sonder ophouden / d'welck hoorende die vanden Dorpe / vraechden ende seyden totter voors. Magdaleene / dat sy niet wel gedaen en hadde / te gaen logeren soo naer het huys van de voorgenoemde vrouwe / gemerct dat sy befaemt was van een Toouenersse te wesen / d'welck de voors. Magdaleene hoorende / ende siende dat sy haer werck niet meer en konste gedoen midts haerder siecte / es des anderen daechs allenskens ghecommen naer de stadt van Bruessele / alwaer geraect sijnde / es ghebleven metten voors. loop; maer verhopende dat het soude beteren ende vergaen / heeft haer begeuen ten huyse van sekeren persoon van haerder kennisse ghenoemt Simon / wonende op den Sauele tegen over S. Anne / om sijn huysghesin te helpen gade slaen. Ende want de voors. siecte vanden loop bleef duerende / heeft de voors. Magdaleene van daer moeten vertrecken / ghelijck sy oock naerderhant | |
[pagina 73]
| |
moeste doen wt eenige andere huysen / daer sy een camere gehuert hadde om te woonen / konnende qualijck logyst vinden / ouermits niemant sulcken vuylicheyt in zijn huys en begeerden / die nv alreede een seer lange wyle gheduert hadde/ende niet stelpen en wilde/niet teghenstaende zy vele remedien daerteghen ghebruycte/soo by aduyse van M. Hendrik Mastelyn Medecyn ende Doctoor vanden huyse van hunne Hoocheden/als oock naerderhant van sekere expert Chirurgyn die hem der medecynen oock onderwont/inde voors. stadt van Bruessele woonende/ sonder noch oock den raidt van verscheyden andere persoonen die haer diversche remedien deden versoecken/maer al te vergeefs. Ende dit nu eenighe jaeren gheduert hebbende/crygende dertich oft veertich camergangen ordinaerlyck tusschen dach ende nacht/es de voors. Magdaleene seer machteloos ende impotent gheworden/niet wetende wat raidt meer ghebruycken/ende indachtig wordende datmen haer geseegt hadde dat die vrouwe tot Berthem voors. die haer die boonen teten gegeuen hadde/was befaemt van tooverye/heeft ghedacht dat zy derwaerts soude gaen/om haer de voors, toouerye aff te doen doene (waer inne sommige menschen hedens daechs wat te seer lichtveerdich zyn) ende aldaer ghecommen zijnde/hebben haer die vanden Dorp vercleert/hoe dat de voors. vroume lange buyten seluen dorpe vertrocken was/ende dat eenighe van hunlieden ghehoort hadden dat zy als een Toovenersse ieuers byder justitie was gheexecuteert. Daernaer heeft de voors. Magdaleene verstaen/datter niet verre vande stadt van Halle/was woonende een mans persoon die welcke den lieden wiste te helpen van toouerye/midts weldien es sy derwaerts eensdeels properlyc ghegaen/ eensdeels door een vrouwe die sy daertoe hadde ghenomen ghedragen gheweest: ende de voorschreuen persoon haer geuisiteert ende ondersocht hebbende/heeft haer | |
[pagina 74]
| |
gheantwoort / dat sy niet om helpen en was / maer alsoo soude blyven haer leefdage lanck: niettemin raeyde haer eenige offrande te doen aen onse lieue Vrouwe tot Halle / ende voorts haer beenen te strijcken met gebranden wyn neghen daghen lanck / d'welck sy oock al gedaen heeft/ sonder nochtans bate te vinden / blyuende den voors. loop nacht ende dach duerende / ende was onderwylen daer af soo cranck / dat sy met crucken moeste gaen / somptyden en konst maer op knyen ende handen cruypen achter huyse / ende hadde wel een jaer lanck den bloetloop. Achternaer heeftmen haer gheraden / dat sy soude aenspreken sekere vrouwe woonende te Bruessele byt Hoff die welke eenige cruyden wistte te gheuen tegen die toouerye / totter weleker ghegaen zijnde/ ende haren noot clagende / heeft haer doen drincken eenige lepels ghedroocht cruyt met wyn / waermede die voorschreuen Magdaleene naer huys ghegaen zynde / ende comende omtrent der Capucynen cloostere (alwaer sy doentertyt woonde) es seer qualijck gheworden / ende heeft beginnen over te gheven / worpende vuyt (met reuerentie) acht cleyne beestken / in maniere van muyskens / die maer versch gheworpen en waeren / ende noch niet veel hairs en hadden / maer waren leuende, ende hadden cleyne steertkens: ende eenen dach oft twee daernae heeft noch van t'voorschreuen cruyt ghenomen / maer en es alsdoen niet quyt gbeworden: maer hebbende vande selue cruyden voor de derde reyse ghenomen / heeft ouerghegeuen twee beestkens diemen noemt Clabots-hoosden / ende daernae drye oft vier cleyne vischkens / ende daernaer noch eenen dicken worm ghelijck een slangsken / hiermede bleef de voorschreuen Magdaleene wat verlicht aen t'herte / maer den voorschreuen loop bleef noch aleuen seer duerende nacht ende dach / wordende dickwils (by oorloue ghesproken) die spyse quijt ghelijck sy die hadde ghenut: ende niet soo haest en hadde sy een montsuolle | |
[pagina 75]
| |
gegeten / oft een druppele ghedroncken / sy en creech camerganck / inder vuegen dat (op dat sy soude moge altemet eenen stuyuer oft twee gaen winnen inder goede luyden huysen met werken ende anderssins) es ghenootsaeckt geweest om haer lichaem ghebonden te gaene met vele doecken ghelijck de jonge kinderen diemen vescht / aengesien dat die voors. passie niet en cesseerde / hoe weynich dat het was: Ende bleef aldus gaende metten voors. loop noch wel drye oft vier jaren lanck / naer dyen sy de voors. beesten quyt gheworden was / sonder yet meer daertegghens te doene siende dat sy gheen bate en vondt. Ende ten lesten es haer gheraden geweestt van eenighte goede vrienden inden jaere ons Heeren duysent sesse hondert ende drye (als nv den voorschreuen loop seer naer thien jaeren gheduert hadde) dat sy soude gaen versoecken onse Lieue Vrouwe op Scherpen-heuuel / ende dat zy aldaer soude moghen ghesontheyt cryghen / ghelijck daeghelijcx vele menschen miraculeuselijck ghenesen werden. Midts welcken heeft voor haer ghenomen t'selue te doene: maer ghehoort hebbende / dat die huysvrouwe van Geeraert le Moyne Trompetter vanden Eertshertoghe Albertus / met haer sustere / wesende van haer kennisse / souden derwaerts gaen / heeft gedacht te vertoeuen tot dat die souden wederom gekeert zijn / om van haerlieden die gheleghenheyt vanden wech ende andersins te verstaen. Ende corts daer naer de selue van haere bedeuaert wederomme te Bruessele ghecommen zynde / heeft de voors. Magdaleene haerlieder gheweestt besoecken / ende alsoo die sustere vanden voorschreuen Trompettere hadde mede ghebrocht van t'hout vande Eycke / daer t'beelt van onse Lieue Vrouwe eertijden op ghestaen hadde / heeft der voorschreuen Magdaleene een stuckxken vanden seluen houte ghegheuen / raidende dat zy dat int watere soude legghen ende van dat watere drincken met goet betrouwen op Godt / ende aendachticheyt van | |
[pagina 76]
| |
zijne gebenedyde Moeder. Maer de voorghenoemde Magdaleene t'selue stucxken houts aenueerdende / es terstont daermede gegaen inde Kercke ter Cappellen van onse L. Vrouwe ghenoemt inder voors. Stadt van Brussele/ niet verre van t'huys des voors. Trompetters gheleghen zijnde/ ende aldaer knielende voor den Autaer van onse L. Vrouwe / heeft t'voors. stucxken houts metten tanden ghebrysselt ende doorghegeten / biddende met grooter deuotien die heylighe Moeder Godts / dat sy voor haer ghesontheyt soude willen bidden: ende soo saen als zy tvoors. hout int lyf hadde / geuoelde haer seer verlicht te wesen / geuoelende voorts wt haer maghe near de slincke zyde van haren buyck jet sincken / d'welck seer swaer ende ghewichtich was / al oft eenen clont geweestt hadde / ende blyuende aldaer den tyt dat sy een gheheele Misse hoorde / ende noch een deel van een andere/ worde gewaer dat haer passie gestelpt was / sonder eenigen loop meer te geuoelen / dan geuoelde allenlijk den voors. clont inde slinke zijde van haren buyck / hert wesende ende groot als twee vuysten / waerdeure verblyt sijnde / heeft t'selue terstont te kennen ghegeuen aende huysvrouwe des voors. Trompetters / verhalende hoe dat zy nu beter was / ende daerom eenen dach oft twee daernaer heeft haer bereydt om naer Scherpen-heuuel te gaen / met eenen genoemt Dierick vander Schueren / Commissaris vande voors. stadt van Brussele / inde Louensche poorte / zijn huysurouwe / sekere jonge dochter / ende Benoiste Henry huysvrouwe van Hugues Noiset: ende wesende t'samen vertrocken wt Bruessele des daechs voor S. Mattheeus dach / inde maent van Septembri/ int voors. jaer 1603. zijn gaen logeren dien auont inde stadt van Louen sonder dat die voors. Magdaleene jet meer van hare passie geuoelde / ende des anderen daechs zijn voorts gegaen near den voors. Scherpen-heuuel te voete: ende es waerachtich / hoe de voors. Magdaleene | |
[pagina 77]
| |
voorder ginck / ende naerder de voors. plaetse quam / hoe zy haer lancx soo beter beuondt / wtghenomen als sy quamen omtrent der Justicie staende niet verre vanden berch van Scherpen-heuuel / heeft de voors. Magdaleene begonst te gevoelen sulcke pyne in haren buyck / al oft zy in barens noot hadde gheweest / soo dat sy genootsaeckt was te blyuen staende / latende d'andere geselschap voorgaen / blyuende alleenlijck omtrent heur / haer dochtere / ende die huysvrouwe des voors. Diericx vander Schueren: ende want haer de pyne seer oueruiel /ginck haer houden met beyden handen aen eenen boom daer neffens staende / op welcke plaetse zy quyt worde / al oft sy ghebaert hadde / een blase oft groot vel / ronde ghelijck een flesche / vande grootte als eenen ghemeynen yintepot / ende dat met eenen slach ofte gheluyt: welcke blase vol was van leelij.ke materie / gemingelt van groen / van gheel / van blau ende swert / ghelijck zy beuonden / hebbende de selue met hunne stocxkens ende metten voeten in stucken gestooten. Welcke vuylicheyt quyt sijnde heeft haer terstont soo wel ghevoelt/ ende soo versterckt geworden / dat sy het ander gheselschap nu alreede verre vore wesende / es naergheloopen. Ende hebbende altsaemen een wyle tijts haerlieder devotie ghedaen aen het Cappelleken onse Lieue Vrouwe op den voorschreuen berch van Scherpen-heuuele / zijn dyen seluen dach allegadere te voete wederomme ghekeert tot omtrent een halffue myle vander stadt van Louen / sulcx dat zy dyen seluen dach byde thien mylen weechs hadde ghegaen / sonder eenighe pyne / quellinghe oft becommeringhe vanden voorschreuen loop meer te hebben / oft te gheuoelen: ende des anderen daechs daernaer te Bruessele wederomme gecommen zijnde / es zedert dyen tijt altoos gesont ghebleven / ende also wel te passe / als sy noynt haer leuen en was / ghelyck zy noch es opden dach van heden / soo zy alle t'gene voorschreven es onder solemnelen eedt vercleert | |
[pagina 78]
| |
heeft (daarop neirstelyck vermaent zijnde) voor wethouderen der stadt van Bruessele op den viij. dach van April / 1604. Ende opten rij der voorschreuen maent zijn voor de voorschreuen Wethouderen ghecompareert de voorghenoemde Dierick vander Schuren ende zijn huysvroume / die welcke vercleert hebben onder eedt / dat zy de voorschreuen Magdaleene gekent hebben ouer ontrent neghen oft thien jaeren / ende dat zy de selue houden ende altoos hebben hooren houden voor een vrouwe van eeren ende gheloofweerdich in haere woorden / ende dat die selue Magdaleene hunlieden somtijden / duerende haere voorschreuen siecte / gheclaecht heeft hoe dat zy betoouert was / ende dat sy quyt was gheworden die Muysen / Clabotshoofden ende andersins hier bouen verhaelt: ende weten oock wel dat zy metten loop heeft ghegaen acht oft thien jaeren lanck / hebbende de selue somtijden ghesien seer sieck ende cranck / ende hebbende doorghaens int aensicht een geluwe ende leelijcke coleur. Enden vercleert int besundere de voors. huysvroume / dat de voors. Magdaleene es int gheselschap van haer / van haren man ende die andere persoonen hier vore ghenoemt / te voete gegaen wt deser stadt / naer de voors. plaetse van Scherpenheuuel / wesende wel indachtich dat alsoo sy quamen omtrent der justicie byden voors. berch / dat de voors. Magdaleene daechde dat zy creech seer groote pyne in haren buyck / ende worde aldaer yet quijte / d'welck zy haer wilde laten sien/maer en sloech daer op geen achte / seggende dat het eenighe vuylicheyt was / ende dat daer naer niet en viel te sien / gaende alsoo t'samen lichtelijck deure / ende mercte wel dat de voors. Magdaleene zedert dat sy t'selue quijt was geworden / seer lichtelyck voort ginck / ende cloecker ende beter te passe was dan te voren / commende dien seluen dach / als zy des morgens wt Louen gegaen waren / te voete wederomme tot op een halfue ure byde selue stadt / ende es zedert wel te passe gebleuen / ghelijck sy alnoch es. | |
[pagina 79]
| |
Alles blyckende by den bescheede daeras ghedepescheert onder den zeghel de voors. stadt ende onderteeckent P. Numan.
Men ziet dat van de verklaring des mirakels eene openbare acte werd opgemaakt, die werd bekleed met stads zegel en onderteekend door stads secretaris P. Numan. Doch men denke niet dat deze dwepende ambtenaar alleen zulke attestatiën afleverde. Op weinig uitzonderingen na, vinden wij onder elk geval, ook elders dan te Brussel, vermeld dat de wethouders zulke verklaringen hebben ontvangen en doen bekleeden met stads zegel, - als te Leuven, te Aken, te Aarschoot, te Sichem, te Ath, te Antwerpen enz. De attestie van een mirakel gebeurde met eene zekere plechtigheid. Numan beschrijft, onder anderen, hoe dat toeging te Antwerpen in 1603 ten opzichte van zekere non Anna Laureyns, die ‘miraculeus’ was ‘ghenesen van een seer lange passie oft quale.’
Ende al t'gene nopende dit mirakel hier vore es verhaelt / es richtelyck onder solemnelen eedt ondersocht ende gheconfirmeert gheweest / eerst voor Heeren Ian del Rio Priestere / Archidiaken ende Canonick der Cathedrale Kercke van onser Lieuer Vrouwen tot Antvverpen / Vicaris Generael ende Officiael des Bisdoms aldaer / ende namaels voor Ionck heere Ian vander Noot Schepene / ende M. Dionys vander Neesen Secretaris der seluer stadt / byden Heeren Wethouderen van Antvverpen daertoe ghecommitteert / als blyct byde Resolutie der voors. Heeren genomen opten tweeden Decembris 1603. onderteeckent I. vanden Kiebom / ende es alle t'selue onder den voors. eedt verclaert ende ghecertifficeert gheweest / nopende t'ghene een yeghelycx wetentheyt bedroech / te wetene by Zuster Cornelia Gielis Moeder Abdisse vanden voorschre- | |
[pagina 80]
| |
uen Conuente / Broeder Ian Pellens Pater Confessoor / Broeder Anthonis Pantegem mede-Pater / Suster Agneete Reyns Sieck-meestersse / die de voorschreuen siecke heeft ghade gheslaghen / die voorghenoemde Suster Anna de Bruyn / Zuster Anna Groelens / ende Suster Elizabeth van Ymmerseel die de bedeuaert hebben gedaen op Scherpenheuuel / Heere ende Meester Godeuaert Verreycken Medecyn der stadt van Antvverpen / M. Cornelis van Velsen ende Ian VVaterincx Chirurgyns / die de voorschreuen lamme ende impotente Religieuse hebben ghemeesteert ende geproeft te helpen verscheyden jaren lanck: ende Ian de Bruyn van Aelst vadere der voors. Suster Anna / ende Joffrouwe Sara vander VVeelden haere Schoonmoedere/ tweede huys-vrouwe desselfs Ian de Bruyn / die de voorschreuen hunne dochtere inden voorschreuen Conuente hebben ghesien / ende ghehanteert dickwils ende menichweruen / binnen de voors. ses jaeren / dat zy aldus lam ende impotent was gheweest / ende t'sanderdaech naer S. Simon ende Juda dach / de selue hebben beuonden / gesont ende gansschelijck ghenesen te zyne / buyten alle helpe ende hope van menschen / alles blykende by die Originale depositien als vore daer afghedaen.
Bittere overwegingen zouden wij moeten maken over dat betreurlijk samenheulen van de openbare ambtenaars en de hoogere standen met de geestelijkheid, met het doel om ons volk in het bijgeloof te wikkelen en te voeden. Voorwaar, het was een akelig tijdperk in de ontwikkelingsgeschiedenis van ons land. Is het dan te verwonderen dat dit zaad der dweepzucht en des hijgeloofs, eens zoo kwistig en zoo listig uitgezaaid, hier zulke diepe wortels heeft geschoten, dat wij, in volle negentiende eeuw, spijts het rusteloos zwoegen met den ploeg der beschaving, er nog niet in gelukten die plagen uit te roeien? | |
[pagina 81]
| |
***
Die Philips Numan was nochtans anders niet beroofd van verstand en geleerdheid. Bij Witsen Gijsbeek, evenals bij Siegenbeek en J.-F. Willems, vinden wij hem aangeteekend als een verdienstelijk letterkundige. Poppens vermeldt hem als ‘een sierlijk en vloeiend schrijver.’ En niet alleen schreef hij in het Nederlandsch; hij was ook Latijnsch dichter, en liet vertalingen drukken uit het Latijn, het Spaansch en het Fransch. Onder andere vertaalde hij Justus Lipsius' werk ter eere van O.-L.-V. van Halle. Zijne voornaamste Nederlandsche dichtwerken zijn: Den Striit des Gemoets en den wech der Deuchden, in 7940 verzen (1590), en Den Spiegel der Menschen inhoudende den generalen staat ende roep van 't menschelijck geslachte, 72 blz. in-8o. Om eene gedachte van zijnen dichttrant te geven, deelen wij hier eenige verzen mede uit den Striit des Gemoets: Wat baet eten en drincken versaken,
Daer men tbloed der armen suypt, als dicwils gebeurt?
Wat baet dat men in de Kercke schreyt, sucht en treurt,
Als men buyten niet en thoont van villonye?
Wat baet aen d'een tot caritaten zyn bekeurt
En aen dander door nyet thoonen partye?
En zulk een geleerd man versnipperde zijnen tijd aan het opstellen van mirakel-kronijken! Maar wat zou ons dat verbazen? Zien wij niet in volle negentiende eeuw mannen, met onbetwistbaar schrijverstalent bedeeld, evenals vroeger een Numan en anderen, voor het wonderdadige en het bovennatuurlijke nog in het harnas springen? W.R. |
|