komen, doch zij is nog ver van den glans te bereiken van de ‘verblindende Gouden eeuw’. ‘In haar groot tijdvak, laafde de Hollandsche school zich aan twee hoofdbronnen: eene voortreffelijke wetenschap, in Italië geput, en eene sterke dozis naturalisme, het is te zeggen opmerkingsgeest en studie, eenigerwijze ingeboren aan het Nederlandsche ras.’ De stijve klassieke leer beviel meer aan de navolgers der groote meesters en zoo ontstond het pruikentijdvak, dat het tijdvak van verval was. Onze huidige schilders, integendeel, in stede de natuur te minachten, zijn er aan verslaafd: de wetenschap hunner voorouders
hebben zij vergeten, het ideaal kennen zij niet meer. Daarom boezemt de jonge school ons weinig belang in. Heel anders staat het met de school der 17e eeuw. 't Is ook over de gewrochten van de schilders van dien tijd dat de heer Havard het meest uitweidde. De lijst der hoofdstukken zal er genoeg van getuigen: De Hollandsche school, haar ontstaan en haar karakter, (blz. 1). - Het eerste tijdvak (blz. 15). - Het overgangstijdvak (blz. 34). - Het groote tijdvak: historie- en portretschilders; de schilders van zedentafereelen, enz.; de landschapschilders; de zeeschilders; de schilders van stillevens (blz. 30). - Het tijdvak van verval (blz. 210).
In alle opzichten is dat zeer nuttig boek wel gelukt. De 91 platen die het versieren zijn uiterst wel verzorgd en goed gekozen. Op het einde van het boek vinden wij eene naamlijst van al de vermelde schilders. Deze zijn, in het werk zelve, volgens hun vak, chronologisch gerankschikt en de heer Geiregat heeft de laatste archiefnavorschingen benuttigd om de plaatsen en jaren van geboorte en afsterven van tal van Hollandsche schilders nauwkeuriger aan te stippen.
Wat zeggen van de waarde der beoordeelingen die in het bock voorkomen? De werken van den heer Havard over Holland, en bijzonderlijk over de Hollandsche kunst, zijn genoeg gekend om ons niet te doen vreezen dat wij in zijn werk die ongehoorde gekheden zullen ontmoeten, welke wij bij onze Zuiderburen telkens aantreffen, dat zij twee regels over onze gewesten schrijven.