auteur van Romeo und Julia auf dem Dorfe, Die Leute von Seldwyla, Der grüne Heinrich, den gevierden ‘altmeister’ der kunstnovelle, den Zwitser Gottfried Keller, en den beroemden Duitsche schrijver der Aesthetik, den ook als dichter en romanschrijver hooggeprezen Friedrich Theodor Vischer. Met meesterhand weet de nog jeugdige essayist in de werken van beide schrijvers, welke hij vooral als humoristen, ‘Vertreter des alemanischen Humors’, hoogschat, al het karakteristieke van hun talent te doen uitschijnen. Met meer genot en vrucht dan ooit neemt men, na deze puikgestyleerde bladzijden te hebben gelezen, hunne gewrochten ter hand.
In de boeken van Scheffel, die Mauthner in zijn derde opstel bestudeert, weet hij met schrander oog het kaf van het koren te scheiden. Zoo was 't ons eene ware vreugde, eindelijk eens eene gezonde oordeelvelling te lezen over den waereldberoemden en stellig overschatten Trompeter von Säkkingen, waarvan hij zonder omwegen en met veel grond verklaart, dat het ‘so tief im Volk gedrungen, weil es das leichteste von Gewicht ist’.
Der Blutsänger von Brandy-Bar is eene allervroolijkste parodie op Bret Harte. Als motto schreef Mauthner boven dit opstel deze beteekenisvolle woorden:
‘Es gleicht dein Buch dem Californierland,
Ein Körnchen Gold in mancher Schippe Sand.’
Ook de bladzijden aan Paul Lindau gewijd, mogen uitmuntend heeten. Hierin werpt Mauthner eenen blik op de geheele letterkundige loopbaan van dezen overbekenden schrijver van zoo menige novelle uit het Berlijnsche leven, en doet, in een helder en krachtig betoog, de hoedanigheden en gebreken uitschijnen van de zoogenoemde ‘Schule der Nüchternen’, waarvan hij den auteur der ‘Nüchterne Briefe’, zoowel om zijne grootere gaven als om zijnen ouderdom, terecht tot hoofdman rekent. Over Lindau's streven, om in Duitschland als navolger van het Fransche realisme op te treden, wordt zeer juist opgemerkt:
‘Der Lindau'sche Realismus ist nicht aus einem Guss; er ist frivol und wirkt mitunter fast parodistisch.’