Nederlandsch Museum. Tweede Reeks. Jaargang 4
(1887)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
Wetenschap en arbeid.In de moderne maatschappij is het onderwijs het aes triplex, het driedubbel staal, waarvan de dichter gewaagt, dat de borsten beschutten moet, in den struggle for life. ‘Le raisonnement et l'expérience sont d'accord pour démontrer que la moralité et la richesse, par suite le bonheur des peuples, sont en rapport direct avec le développement de l'instruction.’Ga naar voetnoot(1) Hoe verder eene natie vooruitgaat op het gebied van opvoeding en onderwijs, hoe meer ook hare zeden worden gelouterd, hoe hooger het peil van haren stoffelijken welstand stijgen zal. De volkeren, die zich voor het onderwijs de zwaarste opofferingen getroosten, brengen het ruimste deel bij tot de algemeene beschaving der menschheid, ter bevordering van het welvaren, ook van de toekomstige geslachten. Van die waarheid hebben allen, die niet ziende blind en niet hoorende doof zijn, sedert lang de vaste overtuiging gekregen. Werd er in de laatste jaren veel gedaan, om de jeugd tot | |
[pagina 298]
| |
verstandige burgers op te leiden, nog blijft er op dat uitgestrekte domein veel grond braak liggen. Wel vormt de hedendaagsche volksschool hoofd en hart; wel wordt hier en daar, dank aan de gymnastische oefeningen en doeltreffende spelen, ook de ontwikkeling des lichaams eenigermate bevorderd; doch niet steeds blijft men indachtig, dat de school - zooals Comenius het reeds verlangde - voorbereiden moet tot het werkelijk leven; dat zij het kind niet slechts vormen moet, in zedelijk, verstandelijk en lichamelijk opzicht, maar hem tevens rechtstreeksche middelen hoeft ter hand te stellen, waarmee het later, in overeenstemming met zijnen aard en aanleg, het best zal kunnen voorzien in de noodwendigheden van zijn stoffelijk bestaan. Kan de volksschool het kind niet tot ieder vak opleiden, toch dient niet vergeten, dat de mensch behalve een helder hoofd, een rechtschapen hart, een vast karakter en een goed ontwikkeld lichaam, ook wakkere oogen en vaardige handen hebben moet. Om aan die roeping te beantwoorden, meenen wij dat de oefeningen van geest en lichaam elkander wederkeerig tot ontspanning moeten strekken; dat het onderwijs meer hoeft te berusten op de zelfwerkzaamheid van het kind, dan op een passief toehooren en een slaafsch nabootsen. Van die waarheid was Fröbel doordrongen, toen hij de kindertuinen in het leven riep, waar het natuurlijk bezig zijn der kleinen gehuldigd wordt; waar door doelmatige afwisseling, de krachtinspanning tusschen lichaam en geest in evenwicht wordt gehouden. Vond dit hoogst belangrijk princiep tot nog toe eene min of meer voldoende toepassing in de bewaarscholen, weinig dacht men er aan ook de lagere school naar dien eisch in te richten. | |
[pagina 299]
| |
***
Onze maatschappij wordt nog voortdurend den heilloozen invloed van het verleden gewaar. Niettegenstaande eenige democratische wetten en de civiele gelijkheid, hangen wij nog aan den ouden slenter, blijft in ons de geest verroest der standen uit de middeleeuwen. Men pronkt met de woorden gelijkheid en broederlijkheid; maar heeft de volksschool wel al gedaan wat er in hare macht ligt, om die verheven leuze te helpen bewaarheiden?? Het geesteswerk en de handenarbeid, die geroepen zijn om zich onderling te rugsteunen, om zich wederzijds te volledigen, vliegen tegen elkander op als twee vijandelijke elementen. Onze bevolking leeft gescheiden in twee kampen: Hier wordt er geleefd als de plant, gezwoegd als het lastdier, gesloofd in werkhuizen en fabrieken, in groeven en mijnen; elders blijft men uitsluitend werkzaam op het gebied van den geest, of meent men eene zending te volbrengen, met de godin Farniente te dienen in den leuningstoel Wie denkt hier niet aan de standen der middeleeuwen, niet aan de bevolking van Laconië, met hare Spartanen, Periëken en Iloten? Zou men niet zeggen, dat de natuur een deel onzer bevolking slechts met de kracht van het brein en anderen alleen met de kracht van de spieren heeft bedeeld, en zij dus geen volledig organisme heeft voortgebracht? Het springt in het oog, dat die splitsing strijdig is met de natuur zelve, die toch in alles eene harmonische ontwikkeling nastreeft; dat die kloof op het maatschappelijk leven eenen hoogstnadeeligen invloed moet uitoefenen. Hij die zijne krachten wijdt aan een bezigzijn van stoffe- | |
[pagina 300]
| |
lijken aard, stremt daardoor de ontwikkeling zijner verstandelijke vermogens; terwijl het aanhoudend geesteswerk en het huiszittend leven van l'homme de cabinet nadeelig werken op zijne physieke vorming en weleens organische gebreken veroorzaken. ‘Propension à l'aliénation mentale, au ramollissement, aux maladies nerveuses, tel est de plus en plus le résultat des études spéciales exclusives. Tendance à l'idiotisme et au crétinisme, telle est la conséquence de l'organisation vicieuse des travaux de l'agriculture et des usines,’ Zoo schrijft Leneveux, membre de la commission d'enseignement professionnel du département de la Seine. De gezondheidsleer en de physiologie verzetten zich beide tegen die inbreuk op de wetten der natuur.
***
Sedert eenigen tijd wordt er geklaagd, dat de studiënprogramma's te veel omvattend, de leerstof en de schooluren niet geëvenredigd zijn met de krachten van het kind; maar heeft men er ernstig aan gedacht, dat de handenarbeid niet vruchteloos zou kunnen aangewend worden, om het gebroken evenwicht eenigszins te herstellen? Moeder natuur is eene milde, maar tevens gestrenge vrouw. Zij bedeelt ons met verstandelijke vermogens en met spierkracht, opdat wij van beide gaven een wijs gebruik zouden maken, tot ons eigen welzijn en tot nut der maatschappij. Berokkent de huidige gesteltenis nadeel aan de verstandelijke en de lichamelijke ontwikkeling, niet minder schadelijk is zij, wanneer wij haar van een sociaal standpunt beschouwen. Er heerscht antipathie tusschen de volksklas, die alleen | |
[pagina 301]
| |
van handenarbeid leeft, en een ander deel der bevolking, dat in een bijna uitsluitend geesteswerk zijn bestaan vindt. De arbeidende klas stelt niet altijd vertrouwen in de theoriën der wetenschap, is niet licht overtuigd, dat men het goed met haar meent en neemt de mannen van studie en hen, die zonder zwaren arbeid in hunne levensbehoeften voorzien, weleens voor elementen, die weinig of niets bijdragen tot de welvaart des volks. In dier voege wordt er geredeneerd, van den eenen kant; terwijl de standen, die op het wetenschappelijk gebied meer ontwikkeling erlangden, het ongelijk hebben met de werkende klas niet genoeg in aanraking te komen, er zelfs met minachting op neder te zien. Geen betoog hoeft het, dat die antonomie eenen zeer ongunstigen invloed te weeg brengt op het maatschappelijk leven eener natie en daaruit soms botsingen ontstaan, die betreurenswaardige gevolgen na zich slepen.
***
Naar onze bescheiden meening, liggen er eenige middelen in het bereik, die ofschoon geene antiseptica, toch niet zonder vrucht zouden kunnen beproefd worden, om den onrustbarenden toestand eenigermate te helpen verzachten. Wij bedoelen: 1o den leerplicht; 2o de invoering van den handenarbeid in de lagere school, als eene voortzetting van het Fröbel-Systeem, en 3o het stichten van bijzondere beroepsscholen. Het ware niet moeilijk te bewijzen, dat de leerplicht ruimschoots zou medehelpen om eene gunstigere verstandhouding te doen heersenen tusschen de klassen der maatschappij; om het kind van den werkman met dat van den meer begoede in aanraking te brengen; om den werker te overtuigen, dat de samenleving de hulp der geleerden niet ontberen kan. | |
[pagina 302]
| |
Het onderwijs in den handenarbeid en de beroepsscholen zouden medewerken om verstandige ambachtslieden te vormen; zouden hun, die zich later meer in de wetenschappelijke sfeer zullen bewegen, doen inzien hoe zij ook den steun der stoffelijke krachten van spieren, werktuigen en gereedschappen niet missen kunnen; hoe eenieder welstand en genoegen vinden kan in den arbeid gegrond op de geleerdheid, in de geleerdheid gekruid met de opwekkende vruchten des arbeids. De geschiedenis van den arbeid is een drama, waarvan wij de drie eerste bedrijven kennen: den arbeid van den slaaf in de oudheid, dien men verkreeg met stokslagen; den gedwongen arbeid van den lijfeigene, in de middeleeuwen; den arbeid om een vastgesteld loon, in onze dagen. Thans begint de opvoering van het vierde bedrijf: de samenwerking der drie hoofdoorzaken der voortbrenging: verstand, kapitaal en werkloon.
***
Vele scholen bezitten reeds eene teeken- en eene turnzaal; eene werkplaats zou er dienen bijgevoegd te worden, waar de jongens meter, passer en winkelhaak, de meisjes naald en draad, waschtob en strijkijzer zouden leeren hanteeren; waar allen den arbeid zouden leeren waardeeren en liefhebben, als eene bronne van welvaart en heilgenot voor arm en rijk. Het valt niet te ontkennen, dat het onderwijs in den handenarbeid ook op de keuze van een beroep eenen zegenrijken invloed zou doen gevoelen. Het zou het getal der ‘déclassés’ verminderen; er velen tegenhouden hunne zonen bij het leger der klerken in te lijven; beletten dat zoovele land- | |
[pagina 303]
| |
bouwerskinderen eene loopbaan inslaan, die gaar niet overeenstemt met hunnen aard en hunnen aanleg. Het onderwijs in den handenarbeid zou medehelpen om verstandige ambachtslieden te kweeken, den akkerbouw in degelijkheid en aanzien te doen stijgen en het spreekwoord: ‘twaalf ambachten en dertien ongelukken’ in onbruik te doen vallen. Het onderhavig onderwijs zou bij anderen het vooroordeel wegnemen, dat het werken niet strookt met het leven van lieden, die door de fortuin meer begunstigd werden; het zou, door zijnen economischen en paedagogischen invloed, veel bijdragen om het scheppend vermogen en de begeerte tot leeren te ontwikkelen; het karakter te vormen; het kind voor te bereiden tot het volbrengen zijner maatschappelijke plichten; het evenwicht helpen herstellen tusschen stoffelijk werk en uitspanning des geestes en de broederlijke genegenheid onder de menschen bevorderen. Wellicht zouden wij dan den dag mogen tegemoet staren, dat de werkman in volle vertrouwen een gezond boek, als eenen goeden vriend, raadplegen en dat l'homme de cabinet zich niet schamen zal een gereedschap ter hand te nemen; dat er, door eene harmonische, natuurlijke opvoeding des volks, aan de rechtmatige eischen der natuur en der maatschappij voldoening zal worden geschonken! Borgerhout-Antwerpen, 1887. Jacob Stinissen. |
|