Nederlandsch Museum. Tweede Reeks. Jaargang 4
(1887)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Twee gedichtjesGa naar voetnoot(1) van Hélène Swarth.I.
| |
[pagina 83]
| |
En zij kan tot haar liefste niet komen
En haar liefste niet dalen tot haar....
In de nachtlijke stilt van mijn droomen
Stijgt mijn ziel met de ziedende baar.
Doch al rijze ook mijn zwellend verlangen,
Als de wellende golven der zee,
En al stapele ik zangen op zangen,
Ik bestijg er den hemel niet meê!
| |
II.
| |
[pagina 84]
| |
Schuchter, met bloemen in de hand,
Leek hij den prins uit Feeënland,
Die 't Slaapstertje in 't woud kwam wekken.
Ze ontwaakte en zij bloosde, in liefde ontbrand,
Toen zijn stemme doorklonk de vertrekken.
'k Hoor het nog, of ik wil of niet,
't Weggestorvene morgenlied,
Die droomen, nog zie ik ze dolen.
En al wat mij er van overschiet
Is een bosje verwelkte violen!
|