Nederlandsch Museum. Tweede Reeks. Jaargang 1(1884)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Kanonnier. Het huizeken stond zoo alleen in het veld.... Zij hield haren zoon aan heur harte gekneld. ‘Ach! ween niet meer, moeder, en laat mij nu gaan. Zie, d'anderen wachten mij ginds op de baan. Dag, vader! dag, zuster!’ - hij rukte zich los, En toog naar de stad langs het sombere bosch. De Keizer der Franschen wou nòg eene kroon; Hij zou over lijken ten zevenden troon. ‘Vuur juist, kanonnier! schiet me Weenen in brand, ‘Dan schenk ik u 't kruis met mijn eigene hand.’ Van 't westen naar 't oosten, van 't noorden naar 't zuid, Alom steeg een wasem van bloed en van kruit. Maar stormden als wolken de volken opeen, 't Kanon overklonk het geknars en 't geween; [pagina 284] [p. 284] 't Kanon, zijn kanon, dat zoo menige hoef In puin schoot, en 't volk in de puinen begroef. Wel prijkt nu de borst des soldaats met een kruis; Maar dikwerf, zoo dikwerf toch, denkt hij aan huis; Aan 't hutje dat staat gansch alleen in het veld, Waar moeder hem zoo aan heur hart heeft gekneld..... ‘Nog éénmaal een zege behaald, kanonnier, ‘Dan keert ge naar huis, en dan zijt g'officier!’ Nog éénmaal..... Daar strekte de Keizer de hand, En 't leger rukt' op - naar des jongelings land. En 't was op het veld waar het huizeken stond, Dat nu het bevel klonk: ‘Het vuur aan de lont! ‘Scheer weg wat den staf onzes vijands beschut; ‘Scheer weg, kanonnier, die ellendige hut!’ ‘Genade!’ zoo smeekt hij, en wit wordt zijn haar: ‘Genade! mijn ouders, mijn moeder woont daar!’ ‘Scheer weg! of gij zelf vóór 't kanon als een hond!’ Maar hij klemt zich vast aan den koperen mond. ‘Scheer weg!’ en op eens, met de romp van den held, Is 't huisje verpulverd, dat stond in het veld..... Uit Mijne Levenswarande. Julius de Geyter. Vorige Volgende