bijeengebracht, en waarin het lief en het leed van den gevierden schrijver met evenveel waarheid worden opgegeven.
Conscience treedt achtervolgens op als jongeling, als hulponderwijzer, als hovenier, als soldaat. Verder maken wij kennis met zijn letterkundig leven. Zijne geestesvruchten worden besproken; critische beschouwingen worden daarbij niet gespaard, en de zwakke zijden der werken aangetoond. Hier en daar, waar 't pas geeft, worden levensbijzonderheden ingelascht, en deze verstrekken natuurlijk tot opheldering van Conscience's zienswijze over menschen en zaken, of wel, zij lichten den sluier op van omstandigheden, waaraan het een of ander gewrocht zijn ontstaan is verschuldigd. Wij hebben de stukken onder de oogen betrekkelijk het verschijnen der tweede uitgave van het Wonderjaar, bij het publiek zoo slecht onthaald geworden, omdat die uitgave, zooals men zeide, ‘het bewijs gaf dat Conscience zijn talent aan de katholieke partij verkocht had ‘(zie blz. 162). En ja, zoo heette het in de dagbladen van den tijd, en sedertdien is de beschuldiging menigmaal herhaald geweest, maar zij is ook door Conscience's lettervrienden telkens wederlegd geworden, of ten minste verschoonbaar uitgelegd. Doch stappen wij voort.
Bij zijne waardeeringen over de Antwerpsche letterwereld van de jaren veertig, heeft de heer De Mont ruime medehulp aangetroffen bij gezagvoerende letterkundigen, onder anderen bij den schrijver van het Schetsenboek, den heer Max Rooses. Tot staving zijner gevelde oordeelen, haalt de heer De Mont breedsprakige aanhalingen uit tijdschriften en bijzondere briefwisselingen voor den dag, en daar doet hij wel aan.
Dat al de bijzonderheden, bij de beschrijving van Conscience's leven vermeld, van innerlijke waarde zijn en 's lezers belangstelling in gelijke mate wekken, zouden wij niet durven bevestigen. Ook treffen wij hier en daar in het werk, dat wij beoordeelen, beschouwingen of feiten aangeteekend, die misschien bij meer kortbondigheid in de voordracht en bij spaarzamer opgave van weinig gekende eigennamen, in verdienste zouden gewonnen hebben.