Nederlandsch Museum. Jaargang 7
(1880)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
Eerste tooneel.arnold, celina. (Bij het ophalen der gordijn treden zij binnen langs den achtergrond, zij zijn in trouwgewaad; doch Celina draagt noch hare echtkroon noch haren witten sluier. - Twee kameniers volgen hen en gaan dadelijk eene zijkamer, links, binnen).
arnold
plaatst zijnen hoed op een meubel en gaat tot bij Celina. Ach, ik heb mij nog nooit zoo gelukkig gevoeld!.... en gij, Celina?
celina,
zachter. Ik ben zeer tevreden.
arnold.
Een weinig ontsteld?
celina.
Van vreugde, vriend. | |
[pagina 26]
| |
arnold.
Lieve engel!.... Mag ik u thans aan het harte drukken?
celina.
Neen, nog niet....
arnold.
Ik ben uw echtgenoot!
celina,
een weinig glimlachende. Wij zijn nog niet getrouwd voor de Kerk!
arnold.
Helaas!
celina,
met coquetterie. Kom, vriend, wij hebben geenen tijd om veel te spreken... men wacht ons om naar de kerk te rijden... en men moet mij nog mijne kroon opzetten... En gij, gij moet nog uw gebedenboek zoeken.
arnold.
Jemeni! 't is waar, mijn Hemelsch Palmhof... het geschenk van Tante! (Gereed om te zoeken) . Welaan...
celina,
dicht lij de zijdeur. Spoed u...
arnold,
haar met liefde aanschouwend. Geef mij toch eens een handje?
celina,
met eenen glimlach. Ziedaar!
arnold,
hare handen nemende en die kussende. O! ik ben dol van liefde!
celina.
Spoed u!
arnold.
Ja! (Celina gaat in de zijkamer, links).
| |
[pagina 27]
| |
Tweede tooneel.
arnold.,
alleen.
Ik kan niet gelooven, dat ik wakker ben!.... het schoonste vrouwtje, dat men verlangen kan, hoort mij toe!.... ja, ja, zij is wel de mijne! wij zijn getrouwd voor Mijnheer den Burgemeester: zoo! de zaak is afgedaan!... Nu nog de zegen van Mijnheer den Pastoor, en dan mag ik haar met toestemming van Wet en Kerk als mijne lieve echtgenoote beschouwen!... Neen, ik kan niet gelooven, dat ik wakker ben!... O! Arnold, gij zijt een gelukkige schelm! na eene vroolijke jeugd de hand verkrijgen van zoo'n engelachtig schepseltje... ja, ge zijt een gelukkige schelm, Arnold!... (Terwijl hij naar het gebedenboek zoekt). Doch thans heb ik mij gebeterd!... ik ben al mijne zonden kwijt!... een brave pater heeft mij die allemaal weggenomen... 'k ben zoo rein als een pas geboren kind!... En wat meer is, alle dagen onderzoek ik mijn geweten... alle dagen... sedert gisteren... - Maar waar heb ik nu toch dat Hemelsch Palmhof gelegd?... moest ik het eens niet vinden!... Tante vergaf het mij nimmer!... Want Tante is bijzonder op den godsdienst gesteld... evenals Celina... Ja, ze is nog al godvruchtig... doch dit vind ik geen gebrek... integendeel... ik zal haar beter tot mijn doel overhalen!... Ik zeg aan de onstuimige wereld een eeuwig vaarwel, en ik kom hier leven gelijk een vogeltje in zijn nestje!... (Bij de tafel). Zie, hier liggen al mijne demissies gereed!... Aan al de genootschappen, waarvan ik lid ben, zend ik mijn ontslag!... ik neem het leven aan van den voorbeeldigen echtgenoot: ik trouw om t' huis te blijven!... Sapristi! waar is nu toch dat Hemelsch Palmhof!... - Maar ook heb ik van mijne woning een hemelken zonder wolken ge-
| |
[pagina 28]
| |
maakt!... alles is er lief!... zachte tapijten... elastieke stoelen... een donzige canapé!... (Hij laat zich met wellust in den canapé vallen, - staat clan op). Trek ik het venster
open... (hij doet het) dan heb ik het zicht van eenen heerlijken tuin... de bloemen walmen mij hare geuren toe... O! ja, ik ben verzekerd, dat ik wezenlijk zal gelukkig zijn!... Maar het Hemelsch Palmhof! waar is nu toch het Hemelsch...?
| |
Derde tooneel.
arnold. van opdenbosch.
van opdenbosch,
het hoofd binnenstekende.
Ik hoop, dat er geen belet is?
arnold,
met vreugd hem te gemoet snellende.
Ha! mijn Oom, ik ben u voor eeuwig verplicht!... Gij zijt het, die mij die schoone partij hebt verschaft!... (Hem warm de hand drukkende). Dank, mijn Oom, hartelijk dank!...
van opdenbosch,
vroolijk.
Welaan, welaan, 't is goed!... Waar is Celina?
arnold.
Daar binnen... men is bezig met haar toilet te voltooien... men zet haar de echtkroon op het hoofd.
van opdenbosch.
En ze werpt natuurlijk nog eenige blikjes in den spiegel!
arnold.
Ja, 't kan zijn!
van opdenbosch.
Ge zoudt me zoo'n pleizier doen, jongen, indien ge u wildet spoeden; we moeten dadelijk naar de kerk... de genoodigden, uit eerbied voor de frischheid van hun | |
[pagina 29]
| |
costuum, durven zich niet verroeren: denk eens wat marteling voor die arme lieden!... Nog iets: ik heb het bruiloftsmaal doen bereiden voor één uur, en ge kent me, ik houd niet van een verwarmd diné!... Zoo, indien ge me liefhebt, haast u!
arnold.
Ja, Oom.
van opdenbosch.
Sa! wat zoekt ge?
arnold.
Een gebedenboek... mijn
Hemelsch Palmhof...
van opdenbosch.
Wel, wat een gekheid!... dat hebt ge toch niet noodig!
arnold,
voortzoekende.
Neen?... en Tante?... 't zou er lief uit zien!... er zou een sermoentje aan hangen!...
van opdenbosch,
gereed om heen te gaan.
Allons! haast u!.. Ha, zeg, hoe vindt ge het gezelschap!..
arnold.
Zeer goed, Oom.
van opdenbosch.
Niet waar? zeer deftige menschen!... zelfs de Tante, een beetje ouderwetsch van manieren, maar toch niet onaardig!... O! wij zullen ons heerlijk vermaken!... Zoo, spoedig!... Wij gaan intusschentijd nog een glaasje madera drinken... op uwe gezondheid....
arnold.
Ja, ja... wel bekome het u!...
van opdenbosch,
in de deur.
Tot straks!... (Af.)
| |
[pagina 30]
| |
Vierde tooneel.
arnold,
alleen, nog altijd op zoek.
Brave oom!... goede vent!... altijd vol levenslust!.... altijd met den glimlach op de lippen!... altijd... Maar saperlipijnponpet! waar is nu toch dat ongelukkig Palmhof!... Ha! misschien in mijn toekomstig studeervertrek!... Laat ons zien!... (Af in de zijkamer, rechts.)
| |
Vijfde tooneel.
celina,
zij draagt eene echtkroon op het hoofd en heeft eenen witten sluier vóór het aangezicht.
Waar is Arnold?... verdwenen!... neen, ik hoor hem daar binnen... (met een glimlachje) voorzeker nog altijd op zoek... (De twee kameniers komen uit de zijkamer, schikken nog een weinig den sleep van het kleed, en vertrekken langs de deur van den achtergrond... - Celina zet zich neder en licht dan een weinig den sluier op.) De blijde dag is eindelijk aangebroken!... ik zal niet meer als een kind behandeld worden, ik ben getrouwd!... O! het huwelijk is voor een meisje de zachtste, de vurigste hoop!... ik ben u oprecht dankbaar, Arnold!... het leven, waar ik al zoo lang naar trachtte, staat nu geheel open voor mij... ik mag het binnentreden... ik ben eene vrouw!...(Met innige vreugde) . Ach, ik voel mijne nieuwsgierigheid opgewekt om dat gewoel van feesten en vermaken van nabij te zien!... Arnold zal mij dat genot laten smaken; want ik weet, dat hij zelf... O!... (zij geeft met een knikje, een oogje en een glimlachje te kennen dat zij iets weet van zijne jeugd.) Nu, daar geef ik niet om... 't is juist de reden waarom ik met hem getrouwd ben!... (Zij ontwaart de brieven, die op de tafel liggen.) Wat is dat?... al die brieven?... ik heb het recht, die te bekijken... er zijn geene geheimen meer
| |
[pagina 31]
| |
tusschen ons!... Hemel!... zijn ontslag... voor de Zoologie... het Casino... den schouwburg... voor al zijne maatschappijen!... wat mag dat beteekenen?... dat is vreemd!... Maar ik heb misschien niet goed gelezen?... Ja toch, ja toch!... zijn ontslag!... (Staat recht.) Ach, er valt mij een schrik op het hart!... Zou Arnold misschien van plan zijn.... (Na een oogenblik, vast beraden.) O! daar zal ik nimmer in toestemmen!... om alles ter wereld niet!... (Een weinig koortsachtig.) Ik wil hem al gauw mijn hart openleggen... ja zeker...vóór dat wij naar de kerk rijden... vóór dat het huwelijk geheel voltrokken zal zijn!...
| |
Zesde tooneel.
celina, juff. zwanenbeek.
juff. zwanenbeek.
Mijne hartelijke gelukwenschen...
celina.
Tante...
juff. zwanenbeek.
Arm slachtoffer!... hoe lief!... o! gij zijt waarachtig toch te jong om het bruidskleed te dragen!... gij hebt meer kracht dan ik... ik heb nooit den moed gehad mij te laten slachtofferen op het altaar der liefde!... (Haar omhelzende.) Arm kind!... En waar is Arnold?
celina.
met het aangezicht naar de deur der zijkamer wijzende.
Daar.
juff. zwanenbeek.
Gij zijt zeer ontroerd, weet gij?
celina.
zachtjes.
Het zal gauw voorbij zijn. | |
[pagina 32]
| |
juff. zwanenbeek.
zachter.
Arnold heeft u misschien dingen gezegd, die u...
celina,
haastig het hoofd schuddende.
Neen...
juff. zwanenbeek.
Zij zijn zonder genade, die mans!... Maar gij moogt niet vergeten, dat ge nog niet getrouwd zijt voor de Kerk.
celina.
Neen, Tante.
juff. zwanenbeek.
En ge moet trachten zoo niet te blozen; want er zou gemompeld worden!... Lief engeltje!... En geene verstrooiing in 's Heeren tempel, hoort ge?
celina.
Ja, Tante.
juff. zwanenbeek.
De oogen ten hemel slaan en aandachtig bidden.
celina,
knikt toestemmend.
juff. zwanenbeek.
Gij zijt niet wereldschgezind, Celina, ik heb de heilige overtuiging, dat gij zult gelukkig zijn.
celina.
Ik hoop het, Tante.
juff. zwanenbeek.
Arnold ziet er me eenen braven jongen uit, misschien niet zeer kerksch, maar dat zal beteren.... ik vertrouw het aan uwe zorg, gij zult een godvreezend man van hem maken.
celina.
Goed, Tante. | |
[pagina 33]
| |
juff. zwanenbeek.
Cherubijntje!... (Omhelzing.) Zoo... haast u, mijn kind, kom spoedig naar beneden... want ik ben niet zeer ingenomen met dat gezelschap!... Ach Heer! wat volkje!... Arnold is een jongen met opvoeding; doch zijne familie!... Ge hebt daar bij voorbeeld die bleeke dame met hare grauwe oogen... ze is onuitputtelijk!... ik zou in geene acht dagen kunnen nazeggen, wat zij op den tijd van tien minuten al verteld heeft!... en dan zijne meter! die spreekt niet veel; doch ze denkt niet weinig!... ze kan haren blauwen bril niet afwenden van Mijnheer van Opdenbosch! 't Is betreurenswaard, dat men met zulke luî moet in aanraking komen!... Zoo, spoed u zeer!... (Meent te vertrekken; eensklaps.) Ach Hemel! ja 't is waar! ik vergeet het bijna!... wat zonde!... 't is dicht bij elf uren, en de priester, die u trouwt, heeft natuurlijk nog niet ontbeten!... de waarde man moet halfdood van honger zijn!... gauw, zonder uitstel!... (dicht bij de deur) verspil niet nutteloos uwen tijd; want een ongeluk is gauw gekomen!... (In de deur met een glimlachje van bewondering.) Cherubijntje!...
(Af).
| |
Zevende tooneel.
celina,
alleen.
‘Ik ben niet wereldschgezind!...’ omdat men mij onwetend heeft gelaten van alles wat hier schoon en vermakelijk is!... Arnold zal in eens vernemen, dat ik van een ander denkbeeld ben dan mijne tante!... (Zij hangt den sluier voor het aangezicht.)
| |
[pagina 34]
| |
Achtste tooneel.
celina, arnold.
arnold.,
nog niet geheel binnen.
Het kan toch niet weggevlogen zijn!... (In de deur van de zijkamer Celina ontwarende; met bewondering en geluk) . Het is alsof ik den Hemel opendeed!... die kroon maakt u nog bekoorlijker!... Ach, ik wist niet, dat ik u toch zoo lief had!... Maar waarom die ernstige blikken?
celina.
dicht bij de tafel
Kom eens hier, Arnold!
arnold.
Met liefde!
celina.
Mag ik zoo vrij zijn te vragen, met welk doel gij deze brieven geschreven hebt?
arnold.
Deze brieven?... ha! mijne ontslagen!... (Lustig.) Ja zeker, omdat ik een kruisje maak over het lichtzinnige leven, dat in strijd is met de eischen van het huwelijk!... omdat ik mij met niemand anders ga bezighouden dan met mijn ideaal... met u, mijn hartelijk lief vrouwtje, daarom!... O! er staan ons gelukkige oogenblikken te wachten!... In het hartje van den winter, wanneer het bitter koud is, en terwijl de anderen bevend en bibberend naar de feestzaal loopen, zitten wij hier met ons twee, in dit klein paradijs!... En des zomers...
celina.
Gedoog, vriend, dat ik u in de rede val... gij denkt dan niet meer uit te gaan? | |
[pagina 35]
| |
arnold.
Nooit! gij zijt voor mij het aangenaamste gezelschap!
celina.
Dus gij hebt hoegenaamd geenen lust voor de wereld meer?
arnold.
Stel u gerust, hoegenaamd geenen!
celina.
Ha!
arnold.
Gij kijkt mij zoo verwonderd aan?... gelooft ge mij niet?
celina.
Neen! ik kan mij niet voorstellen, dat gij het hart zoudt hebben om mij op te sluiten!
arnold.
U op te sluiten!
celina.
Maar, Mijnheer waarom trouwt gij dan?
arnold,
een weinig van zijn stuk.
Wel... om de genoegens van het huwelijk te smaken.
celina.
Zoo?... hadde ik geweten, dat de genoegens van het huwelijk bestaan in eene gevangenschap, dan ware ik al zoo lief bij mijne tante gebleven!
arnold.
Ach, Celina...
celina.
Arnold, er is iets, dat ik u moet toevertrouwen... gij gaat het huwelijk aan alleen om het eentonig leven van | |
[pagina 36]
| |
eenen heremiet te leiden... welnu, ik, ik trouw met het uitdrukkelijk verlangen om uit te gaan.
arnold.,
ter zijde.
Groote God! ik begin bang te worden!... (Luid.) Zoo is mijne liefde niet genoeg om volkomen gelukkig te zijn?
celina,
na eene korte aarzeling.
Neen.
arnold.,
getroffen.
O! | |
Negende tooneel.De vorigen, van opdenbosch.
van opdenbosch,
nog altijd met een lachend gelaat.
Gij moogt het mij niet kwalijk nemen, dat ik nog eens kom boven gesprongen; maar de genoodigden zitten met spannend ongeduld te wachten.
arnold.
Oom, ik ben nog altijd druk bezig met naar mijn Hemelsch Palmhof te zoeken; doch ik beloof u, dat wij spoedig zullen beneden zijn.
van opdenbosch.
Ja als 't u belieft?... Niet dat ik mij niet goed vermaak, in tegendeel, ik ben hartelijk tevreden met het gezelschap, het zijn beste menschen!... Maar het is al vrij laat, het diné zal klaar zijn, vóór dat wij uit de kerk weggeraken.
arnold.
Gij moogt het gezelschap gerust stellen, binnen éénen minuut zijn wij beneden.
van opdenbosch.
Goed! - Zoo, nichtje, hoe stelt ge het in den huwelijken staat? | |
[pagina 37]
| |
celina,
een weinig koeltjes.
Zeer wel.
van opdenbosch.
Zoo veel te beter!... (Met genoegen de handen wrijvende). Ha! wij zullen een vroolijk uurtje slijten!... (In de deur). Haast u, kinders, haast u!...
(Af).
| |
Tiende tooneel.
arnold, celina.
arnold.
Celina, gij doet mij wezenlijk verbaasd staan! gij trouwt dan niet uit liefde?... O! voorzeker heb ik u verkeerd begrepen?
celina.
Neen, volstrekt niet, vriend; ik heb op het huwelijk gerekend om eens goed het leven te genieten; en daar steekt geen kwaad in!... Ik ben jong, gij zegt, dat ik schoon ben, en wij zijn rijk!... niets belet mij de vermakelijkheden, die de wereld mij aanbiedt, te smaken.
arnold,
ter zijde.
Ik ben als van den bliksem getroffen!...
celina.
Ik heb nooit iets gezien! thans dat ik getrouwd ben, wil ik alles leeren kennen!...
arnold,
ter zijde.
Ik ben verpletterd!
celina.
Maar weet gij wel, dat gij een wreedaard zijt, Mijnheer Arnold! ik zou haast moeten zeggen een tiran!... wat | |
[pagina 38]
| |
heb ik misdaan om in een klein kamerken te moeten treuren, terwijl de wijde wereld voor mij openstaat?... hebt gij dan lust om mij te doen sterven van verveling?... O! de mannen!... Neen, neen, gij zult mij beloven, dat wij zullen uitgaan, dat gij mij geene verlustigingen zult weigeren, dat wij zullen deel nemen aan alle pleizieren!... dit zult gij mij beloven met eenen plechtigen eed! of anders... of anders wil ik van geen trouwen hooren!... Ha! ja, maar ik ben koppig!...
arnold.
Dat kan ik niet gelooven, Celina, gij die zoo engelachtig lief zijt, gij zoudt...
celina.
Ja, ja, blauwe bloemekens! men heeft mij mijn lesje gespeld... ik heb vriendinnen!... De vrouwtjes zijn te wijs geworden, Mijnheer Arnold! zij willen niet voor niemedal jong en rijk en schoon zijn! zij willen vooral niet veroordeeld worden tot de gevangenis!...
arnold.
De gevangenis? ach! maar wie spreekt u daarvan?
celina.
Maar gij, vriend, gij!... het is voor mij eene gevangenis, uw klein paradijs!
arnold,
ter zijde.
Flap! en ik nam haar voor een godvruchtig meisje!... wat teleurstelling!... Saperdipiet! wij zullen ons niet zonder strijden overgeven!.. (Luid, vastberaden). Celina!...
celina,
zeer zacht, zeer kalm, met de oogen naar de deur wijzende.
Stil!... | |
[pagina 39]
| |
Elfde tooneel.De vorigen. juff. zwanenbeek.
juff. zwanenbeek,
zeer ontevreden, sprekende zoodra zij de deur opent.
Als gij nog een oogenbiik langer wacht, dan is Mijnheer de Pastoor een lijk!... Maar ik weet niet, wat hier omgaat?... wat richt gij hier uit?... geheel alleen met uw twee?... zonderdat gij getrouwd zijt voor de Kerk!... Wel! dat zal opspraak verwekken!... morgen is de gansche stad er vol van!... heeft men dat ooit gezien?... is er misschien iets bijzonders gebeurd? spreekt, wat hindert u?
arnold,
die gebaart, dat hij zeer aandachtig aan 't zoeken is.
Tante, gij zult het mij niet kwalijk nemen, hoop ik, maar... helaas... het Hemelsch Palmhof!... uw prachtig geschenk, Tante..
juff. zwanenbeek,
met angst.
Welnu? welnu?
arnold.
Ik heb het verlegd...
juff. zwanenbeek.
Misericordia! een Palmhof van vijf en twintig frank!... (Ter zijde). O! die ketters!...
arnold.
Maar, Tante, het is toch uit de wereld niet... zelfs niet uit deze kamer... en met een klein weinig geduld...
juff. zwanenbeek.
Een klein weinig geduld!... men moet meer geduld hebben dan een apostel in China om in zoo een gezelschap (Tot
| |
[pagina 40]
| |
Celina, terwijl Arnold nog altijd aan 't zoeken is). Ach, mijn kind, wat soort van menschen... als ge een weinig liefde over hebt voor uwe arme tante, dan zult ge haar niet in dat hellevuur laten!... (Naar de deur toegaande; tot Arnold, met een hoogmoedig verwijt). Voor eenen man van uwen stand, Mijnheer, is het weinig fatsoenlijk!...
arnold,
zich verontschuldigende.
Ach, Tante...
juff. zwanenbeek.
Een Hemelsch Palmhof verleggen!... ge zoudt verdienen, dat ik u onterf!... (Tot Celina, die haar tot aan de deur geleidt). Denk aan den Pastoor! den ongelukkigen martelaar!... misschien sterft hij den hongerdood!... al door de schuld van Arnold!... O! die ketters!...
(Af).
| |
Twaalfde tooneel.
arnold, celina.
arnold,
ter zijde.
Laat ons voorzichtig te werk gaan... met zachtheid... met goedheid... dit is het stelsel der diplomaten!... (Luid). Celina?
celina.
Arnold?
arnold.
Kom eens hier, liefste, hier nevens mij... (Hij geleidt haar tot bij den canapé en doet haar nederzitten). Ja, zoo... geef mij uwe beide handjes, en bezie mij eens vlak in de oogen.
celina
(doet het).
Welnu? | |
[pagina 41]
| |
arnold.
Het zou mij bedroeven, indien wij den eersten dag van ons huwelijk moesten woordekens hebben...
celina,
die wil opstaan.
Mij ook; maar...
arnold
doet haar blijven.
Als 't u belieft... wil mij bedaard aanhooren... (haar de handen kussende). O! gelukkige handschoentjes, die zulke pollekens mogen bedekken.
celina,
ter zijde.
Vleierij!... opgepast!
arnold,
zacht.
Er is u daar een leelijk woord ontglipt, Celina.
celina.
Een leelijk woord?
arnold.
Ja... ongemerkt... Gij hebt daar in eene vlaag van overijling gezegd, dat gij maar alleen trouwdet om u met hart en ziel in de wereldsche vermaken te werpen!...
celina.
Ik heb het niet gezegd door overijling, ik heb het gezegd in vollen ernst.
arnold.
Maar dat is niet mogelijk! dat wilt gij niet! dat kunt gij niet!
celina.
En waarom niet? | |
[pagina 42]
| |
arnold.
Ach omdat.... Neen, neen, gij zijt eene brave vrouw, en gij zoudt nooit ergens willen gaan, waar gij misplaatst zoudt wezen!... (Met vertrouwelijkheid). Hebben wij nu toch het gewoel van de wereld noodig om volkomen gelukkig te zijn!.. Ik gevoel voor u eene grenzenlooze liefde, en gij hebt mij ook met eene bekoorlijke oprechtheid bekend, dat gij mij boven alles liefhebt!... Zoo, wat kunnen wij beter wenschen dan de eenzaamheid, de zachte, genotvolle eenzaamheid?... (Met droefheid). Gij wendt de oogen van mij af?
celina.
Ja, Mijnheer...
arnold.
En gij trekt uwe hand terug? die lieve hand, die weldra de mijne moet zijn?... (Celina staat op, Arnold doet het insgelijks). Ach, Celina, mijn kind, mijn engel, om 's Hemels wil hoor mij toch aan!... gij meent, dat het allemaal rozekens zijn in dat leven van pleizier! ach, ge bedriegt u toch zoo bitter, gij arme meisje!... men danst er meer op doornen dan op bloemen, geloof mij!... O! ik weet er van te spreken, ik ben er van voldaan! ik ben het moede!
celina
zegepralend.
Ha! nu is me alles duidelijk! gij zijt er van voldaan! gij zijt het moede!... En omdat gij er van voldaan zijt, daarom wilt gij mij een stil en afgezonderd leven doen lijden!... omdat gij het moede zijt, daarom meent gij het recht te hebben mij te begraven in de volle kracht mijner jeugd, tusschen deze vier enge muren!... Ja, zie, daar hebt ge nu de huwelijksliefde van den man!... Hij verspilt vroegtijdig al zijnen levenslust, en dan trouwt hij om te rusten!... Hij is oud vóór zijnen tijd, en hij vindt heel natuurlijk, dat de vrouw, | |
[pagina 43]
| |
die pas in de wereld treedt, met hem de gevolgen zijner vermoeidheid draagt!... (Met eenen zucht). Ik begin te begrijpen, dat mijne vriendinnen ware woorden spraken!... - Maar ik zal meer karakter hebben dan zij!... O! ja!... Ik ben in den vollen bloei mijner jaren, en ik heb geenen lust om van nu afaan de Romeinsche matrone te spelen!...
(Zij is aangedaan, doch zij tracht zich goed te houden; zij verwijdert zich een weinig van Arnold en ziet langs eenen anderen kant).
arnold,
na een kort stilzwijgen, haar volgende met de oogen.
Ach, Celina, zijt gij het wel, die zoo tot mij spreekt!... gij, die ik beschouwde als een voorbeeld van ingetogenheid en teederheid!... maar wanneer men bezield is met zulke gedachten, dan, ach hemel! dan trouwt men niet!
celina.
Maar, Mijnheer, heb ik u gevraagd om te trouwen?... ik dacht niet meer aan het huwelijk dan aan iets anders!... Gij zijt tot mij gekomen, gij hebt mij beloofd mij te zullen gelukkig maken!... Welnu, mijn geluk bestaat in het vermaak: het hangt nu maar van u af uwe belofte te vervullen!
arnold,
trekt met razernij de handschoenen uit; ter zijde.
O! waarom ben ik dan niet liever jonkman gebleven!... | |
Dertiende tooneel.De vorigen, van Opdenbosch.
van opdenbosch,
met een ernstig gelaat.
Sa! gij dwingt mij te loopen!... gelukkig ben ik goed te been, anders... Is het nog altijd het Hemelsch Palmhof, dat ge zoekt?... Verdraag liever de ongenade van Tante en kom met Celina naar beneden...
(Met verschrikking). Gerechte Hemel! hij heeft zijne handschoenen uit!...
| |
[pagina 44]
| |
(Vol verwondering). Maar wat?... (Eensklaps). En uw gelaat is betrokken!... (Celina beziende). En van u ook!... God! wat is er voorgevallen?...
arnold,
geheel ontroerd.
Ach niets, Oom; maar Celina is een weinig... een weinig bijgeloovig... en het verdwijnen van dat gebedenboek maakt haar angstig!...
van opdenbosch,
met goedheid.
Wel! mijn arm kind! is 't mogelijk!... Zie! dat komt van aan een meisje eene overmatig vrome opvoeding te geven!... (Zacht tot Arnold). Wij maken daar een mal figuur, Tante en ik... ze beschouwen ons allen met spottende oogen... en buiten, brieschen en stampvoeten de paarden van ongeduld, zoodanig dat de dames haast in 't rijtuig niet durven stappen... (Aan het oor van Arnold). En... en 't ergste nog van al, 't dîné zal koud zijn!... dat ware toch jammer, indien we een koud dîné...
arnold,
hem tot de deur geleidende.
Oom, ga ons voor, wij volgen u...
van opdenbosch,
in de deur.
Ach ja toch; want zie eens, we zijn al eenen halven morgen kwijt, alleen om naar dat ellendig Hemelsch Palmhof te zoeken!... 'k Zal zeggen, dat gij dadelijk naar beneden komt.
arnold,
een weinig ongeduldig.
Ja, Oom. (Van Opdenbosch af).
| |
Veertiende tooneel.
arnold, celina.
arnold,
ter zijde.
Ik wil eene laatste poging wagen... (Eensklaps). Of liever mijne toevlucht nemen tot eene list!... (Zuid en vrien-
| |
[pagina 45]
| |
delijk). Celina, het zou mij innig spijten, indien wij voor altijd moesten in oneenigheid leven, en ik begrijp ook zeer wel, dat de stijve plicht vervelend moet zijn voor een jong en beminnelijk vrouwtje!... Ik had ongelijk, en ik verander van plan!
celina,
vol vreugde.
Waarlijk? ach, ik geloof het haast niet!
arnold.
Wees tevreden, ik zal gehoorzamen aan al uwe wenschen!
celina.
God! goede God!
arnold.
Het zou schande zijn, als ik een juweeltje gelijk u tot het kloosterleven moest doemen!... Neen, neen, gij móet uwe jeugd genieten! en met lossen teugel zullen wij onzen gang gaan!...
celina,
vol vreugde.
O! ja, vriend!...
arnold.
Zoo, het is wel begrepen... wij nemen deel aan al de vermaken!...
celina.
Ja, aan al de vermaken!
arnold.
Geen feestje of we zijn er bij!...
celina.
Geen feestje of we zijn er bij!... | |
[pagina 46]
| |
arnold.
Ik zal doen, alsof ik nog een jonkman was!
celina.
Ja, ja, ja...
arnold.
Welaan, spoedig dan geschreven aan mijne vroolijke vrienden, dat ik dadelijk weer bij hen ben!...
celina,
een weinig verlegen, ter zijde.
Zijne vrienden!...
arnold,
lachende.
Ha, ha, ha, ik verbeeld mij de verwondering van al die lustige zielen, wanneer ik terug onder hen zal verschijnen... ons afscheid was toch zoo hartscheurend!... doch zij zullen buitengewoon gelukkig zijn... met een vrouwtje zoo lief als een engeltje moet ik van harte welkom wezen!
celina,
nog meer verlegen, ter zijde.
Ik weet niet, wat hij zeggen wil!
arnold,
zich vergenoegd de handen wrijvende.
Komaan! weg met den vervelenden plicht! en hoezee voor de tooverwereld van vermaken, die ons zoo blijde en zoo vriendelijk tegenlacht!... (Hij laat zich in eenen zetel nedervallen).
celina,
ter zijde.
Hij jaagt mij eenen hevigen schrik aan!
arnold.
Kom, pen en papier!... (Gereed om te schrijven.) O! ze zullen verbaasd zijn, die goede vrienden... (schrijvende) en de vriendinnen dan!...
| |
[pagina 47]
| |
celina.
De vriendinnen!...
arnold.
Al die knappe meisjes, die ik gezworen had niet meer te bezien...
celina,
gekrenkt.
Mijnheer!
arnold,
lachende.
Ja, ze zijn ook geene Romeinsche matronen!... o! in 't geheel niet!... doch wat doet dat!... in zaken van pleizier moet men soms nederdalen tot lieden, die... die... die men anders niet zou willen bekijken!...
celina,
verontwaardigd.
Mijnheer, spreekt gij wel in ernst?
arnold.
Ja zeker...
celina.
Maar wat denkt gij van mij!... maar ik wil met zulke vrouwen niet in aanraking komen! ..
arnold,
opstaande.
Ach, mijn hartje, waarom zoo wijd uwe oogjes opentrekken?... we trouwen toch maar om vroolijk den tijd door te brengen?... om te kunnen deel nemen aan al de vermaken?... niet waar?... dus!... O! ja, indien gij het huwelijk aanschouwdet als eene goddelijke instelling... indien gij trouwdet met de heilige hoop om eene eerzame huisvrouw, eene gelukkige moeder te worden... dan, dan zou ik u voorzeker van die dingen niet durven spreken!... doch nu... | |
[pagina 48]
| |
celina.
Ach! ik gevoel mij vernederd... (Weenende op eenen stoel vallende).
O! gij zijt onbarmhartig... gij zijt wreed voor eene arme verdwaalde!...
arnold,
ter zijde, getroffen, medelijdend.
Zij weent... ach Hemel, tranen rollen haar over de wangen... helaas! ik heb de zaak te ver gedreven!... (Gaat tot bij haar en knielt neder) . Celina, mijne liefste, ik heb u diep gekrenkt, en daarvoor betuig ik u mijn oprecht leedwezen... ik gevoel zeer wel, dat ik ongelijk heb!... Ik liet mij medesleepen door mijne drift, een ongelukkig gebrek, waarvan ik nu heel zeker genezen ben!... Ach! trek uwe traantjes terug, ik kan geene vrouw zien weenen!... Kom, laat ons de vriendschap niet breken, en neem de hand der verzoening aan, die ik u bied... (Zij doet het) . Wilt gij mij vergeving schenken?
celina,
zacht.
Gij hebt mij zoo erg beleedigd.
arnold.
't Is waar... ach vergeef het mij toch!...
celina,
hem oprichtende.
Welaan....
arnold,
opgetogen, haar in de armen drukkende.
O! geene woorden kunnen het uitdrukken, hoe vurig ik u bemin! (Hij omhelst haar. Juff. Zwanenbeek doet de deur open zij ziet de omhelzing, slaakt eenen kreet van verontwaardiging en werpt de deur weder toe).
| |
[pagina 49]
| |
arnold.
Mag ik eens een hartelijk woord spreken!... Het gelijk ligt aan geene van beide zijden!... Gij naamt het huwelijk als een middel om uit te gaan, ik integendeel als eene reden om te huis te blijven: wij zijn beiden even ver van de waarheid af! - Neen, neen, wij mogen voor ons alleen niet leven... wij mogen ons niet opsluiten gelijk vrekken, en onverschillig blijven voor alles wat er buitenshuis geschiedt!... ja, wij moeten in de wereld verkeeren, doch enkel in die wereld, waar de eerlijke vrouw met opgeheven hoofd zich mag vertoonen... al het overige moet voor u verborgen blijven; want het is geen blikje van uwe schoone oogen waard!... Zie, al mijne demissies... (neemt die) daar!... in duizend stukken!... (Scheurt die en werpt ze weg. - Hij gaat terug bij haar) . Wij zullen elkander altijd verstaan, wij zullen streven naar de goede overeenkomst!... dat wolkje vóór de bruiloft, is het eerste en ook het laatste, dat zich ooit aan onzen huwelijkshemel mag vertoonen!... Zijt gij nu gelukkig, Celina?
celina,
hem de twee handen drukkende.
Ja, Arnold.
arnold.
Laten wij dan maar gauw het huwelijk voltrekken!... Kom!... (Hij neemt zijnen hoeden daaronder vindt hij het gebedenboek.) Gevonden!...mijn Hemelsch Palmhof!... het lag onder mijnen hoed!... (Lachende) . Ho, ho, ho! Tante zal tevreden zijn!... (Terwijl hij haren sluier schikt) . Kom, mijn lieveken, kom haastig, men wacht ons, kom!...
| |
[pagina 50]
| |
Vijftiende en laatste tooneel.De vorigen, van Opdenbosch, juff. Zwanenbeek en geheel het gevolg. (Zij blijven allen buiten de deur en zien verwonderd naar binnen).
van opdenbosch,
(den hoed op het hoofd - een weinig op zijde - met gekruiste armen).
Asa! zoudt ge willen trouwen, ja of neen!
arnold,
lustig het boek omhoog houdende.
Ja, Oom, ja zeker, zie, de zaak is in orde!... na veel moeite heb ik het gevonden!...
van opdenbosch,
op het tooneel.
Vooruit dan! in vollen draf naar de kerk!... we zullen vóór den avond niet aan tafel zijn!...
juff. zwanenbeek,
insgelijks, in 't voorbijgaan zacht tot Celina.
Verwek in stilte eene akte van berouw!...
van opdenbosch,
den arm biedende aan Celina.
Mijne beminnelijke nicht...
arnold,
insgelijks aan Juff. Zwanenbeek.
Mijne beste tante...
juff. zwanenbeek,
met de meeste koelheid, terwijl zij zijnen arm aanvaardt.
Mijnheer! (De stoet stelt zich in orde en verlaat het tooneel; - een weinig muziek in het orkest; - gordijn).
1879. Emiel Van Goethem. |
|