| |
| |
| |
De Koninklijke Commissie gelast met de uitgave der oude wetten en ordonnantien.
Bij koninklijk besluit van den 8sten April 1846, genomen op het voorstel van den Minister van justitie, Baron d'Anethan, werd verordend, dat, op 's Lands kosten, eene verzameling zou in 't licht gegeven worden van de wetsbepalingen (dispositions), welke de onderscheidene grondgebieden, waaruit het hedendaagsche België bestaat, vóór hunne vereeniging met de Fransche Republiek, beheerd hebben. Deze uitgave werd toevertrouwd aan eene commissie met name: Commission royale pour la publication des anciennes lois et ordonnances.
Het in zoo weinige woorden uitgedrukte doel der Commissie besluit in zich eene wereld van gedachten, eenen schat van kennis, den burgerlijken en staatkundigen toestand van 's Lands bewoners door de eeuwen heen, het leven des volks en het leven des Staats. Geëvenredigd aan het grootsche doel was de werkkring der voorname geleerden, welke de vaderlandsche taak op zich hebben geladen, en aan wier wetenschap en ijver wij reeds eene reeks van elf folianten, vijf-en-twintig in-quarto's en veertien in-octavo's te danken hebben.
| |
| |
Door den achtbaren heer uitgever van dit tijdschrift uitgenoodigd om den Nederlandschen lezer eene schets van de werkzaamheden der Commissie te geven, voldoe ik met te meer bereidwilligheid aan zijn verlangen, daar wij in de nieuwe, beter bezorgde en volledigde uitgave onzer costumen of gewoonterechten en onzer vorstelijke verordeningen, als het ware eenen nieuwen tak van den letterkundigen schat onzer moedertaal begroeten.
Als waarborg voor de degelijkheid van de uitgaven der Commissie, denken wij het niet overbodig de namen harer leden hier te laten volgen.
Van de eerste benoeming: de heeren Leclercq, procureur generaal bij het hof van cassatie, voorzitter, Raikem, procureur generaal bij het hof van beroep te Luik, ondervoorzitter, Gachard, algemeen rijksarchivaris, secretaris, de Jonghe, doctor in de rechtsgeleerdheid, Delebecque, advocaat generaal bij het hof van cassatie, Delrée, advocaat bij het hof van beroep te Luik, baron J. de Saint-Genois, bibliothecaris der Gentsche hoogeschool, Polain, archivaris der provincie Luik, Colinet, advocaat generaal bij het hof van beroep te Gent, Grandgagnage, raadsheer bij het hof van beroep te Luik.
Van latere benoemingen: de heeren Stas, raadsheer bij het hof van cassatie, Ch. Faider, eerste advocaat generaal bij het hof van cassatie, baron de Fierlant, raadsheer bij het hof van cassatie, Gheldolf, rechter te Gent, De Longé, kamer-voorzitter aan het hof van cassatie, E. van Acker, advocaat te Gent, Gilliodts-van Severen, doctor in de rechtsgeleerdheid, Constant Casier, raadsheer bij het hof van cassatie, graaf Diederik van Limburg-Stirum, doctor in de rechtsgeleerdheid, Adolphe du Bois, advocaat te Gent, Crahay, raadsheer bij het hof van beroep te Luik.
| |
| |
De Commissie vergaderde voor de eerste maal den 14den Juli 1846, en hield hare een-en-veertigste zitting den 4den December jongstleden.
In de eerste harer zittingen besloot zij:
A. | Dat de verzameling der wetten en vorstelijke verordeningen of ordonnantiën zou bevatten:
1o | De verdragen of tractaten der vorsten, gesloten, hetzij met hunne onderdanen, hetzij met vreemde vorsten; |
2o | De gehomologeerde of goedgekeurde en de niet goedgekeurde costumen, alsmede de verordeningen en besluiten, welke de eerstgemelde opgehelderd of gewijzigd hebben; |
3o | De algemeene en de gemeentelijke verordeningen, alsmede de plaatselijke verordeningen en reglementen van het oppergezag uitgegaan. |
|
B. | 1o Dat de verzameling in twee afdeelingen zou gesplitst worden, de eene voor de voormalige Oostenrijksche Nederlanden, de andere voor de landen Luik en Stavelot, bevattende elke drieërlei uitgaven, namelijk de ordonnantiën, de costumen, de tractaten;
2o | dat de chronologische orde zou gevolgd worden; |
3o | dat de verzamelingen zouden beginnen met het tijdvak, waarop de onderscheidene provinciën van het Koninkrijk hunne bijzondere vorsten gehad hebben. |
|
C. 1o Dat de verzamelingen der wetten en ordonnantiën zouden verdeeld wezen in drie reeksen of serieën, loopende, voor de voormalige Oostenrijksche Nederlanden: de 1ste reeks, tot de troonsbeklimming van Karel V; de 2e, tot de aankomst van den Duitschen tak van het Oostenrijksche Huis; de 3de, tot de vereeniging van België met Frankrijk.
Voor de landen Luik en Stavelot: de 1ste reeks, tot de verheffing van Everhart van der Marck; de 2de, tot op de
| |
| |
verandering aan de constitutie van het land van Luik, in 1684 toegebracht door Maximiliaan Hendrik van Beieren; de 3de, tot de vereeniging dier landen met Frankrijk;
2o Dat men zou beginnen met het uitgeven der derde reeks, als biedende deze een meer werkelijk belang aan voor den tegenwoordigen tijd.
Dien ten gevolge zou de Commissie bestaan uit twee afdeelingen, de eene voor de voormalige Oostenrijksche Nederlanden, de andere voor de landen Luik en Stavelot.
Eindelijk besloot nog de Commissie, om de hand aan het werk te slaan:
1o het opsporen der hulpmiddelen, welke haar het algemeen Rijksarchief en de andere openbare archieven en bibliotheken des Lands, aan handschriftelijke en gedrukte oorkonden aanbieden konden, en gelastte de heeren Gachard, de Saint-Genois, Polain, de Jonghe en Delrée met haar dienaangaande een uitvoerig verslag in te dienen;
2o zich tevens bij omzendbrief te wenden tot al de gouverneurs, procureurs des Konings en burgemeesters, om van hen te vernemen, wat de provinciale en gemeentelijke archieven, alsmede die der gerechtshoven bezaten aan papieren, registers of bundels bevattende oude gedrukte of ongedrukte verordeningen, 'tzij van algemeenen of van plaatselijken aard, edicten, costumen of diplomatische tractaten.
De Commissie, begeerig om hare uitgaven zoo volledig mogelijk te maken, wendde zich daarenboven tot al de bewaarplaatsen van archieven in het buitenland, waar zij wist of vermoedde eenige hulpstoffen voor hare onderneming aan te treffen, in den Haag, te Luxemburg, te Dusseldorp, te Parijs, Dowaai, Rijsel, Atrecht, enz.
| |
| |
Nu gaven de leden der Commissie zich over aan de verbazingwekkende taak der opsporing, zifting en verwerking, met eenen ijver, waarvan hare processen-verbaal en de reeds verschenen ordonnantiën en costumen het best getuigen, de gerechtelijke en gemeentebesturen zonden hunne bijdragen; vreemde en inlandsche geleerden brachten het hunne bij, en zoo zien thans de volgende boekwerken het licht:
| |
ordonnanties (folio formaat).
Gachard. Recueil des ordonnances des Pays-Bas autrichiens, 1700-1734, 4 boekdeelen. |
Polain (en gedeeltelijk St. Bormans). Recueil des ordonnances de la principauté de Liége, 1507-1794, 5 boekd. |
Polain. Recueil des ordonnances de la principauté de Stavelot, 684-1794. |
Polain. Recueil des ordonnances du duché de Bouillon. 1240-1795. |
| |
costumen (4o formaat).
Leclercq. Coutumes des pays, duché de Luxembourg et comté de Chiny. 2 boekdeelen met aanhangsel. |
Gheldolf. Coutumes de la ville de Gand, tome I. |
Gilliodts Van Severen. Coutumes du pays et comté de Flandre. Quartier de Bruges, 2 boekdeelen. |
De Cuyper. Coutumes du pays et duché de Brabant. Quartier de Bruxelles. Coutumes de la ville de Bruxelles. |
Constant Casier. Coutumes du pays et duché de Brabant. Quartier de Bruxelles. Coutumes diverses. |
Constant Casier. Coutumes du pays et duché de Brabant. Quartiers de Louvain et de Tirlemont. |
De Longé. Coutumes du pays et duché de Brabant. Quartier d'Anvers. 7 boekdeelen. |
Grandgagnage. Coutumes de Namur et Coutumes de Philippeville. 2 boekdeelen. |
| |
| |
Raikem en Polain. Coutumes du pays de Liége. 2 bd. |
Louis Crahay. Coutumes du comté de Looz, de la seigneurie de Saint-Trond et du comté impérial de Reckheim. 2 bd. |
Louis Crahay. Coutumes de la ville de Maestricht. |
Ch. Faider. Coutumes du pays et comté de Hainaut. 2 boekdeelen. |
Graaf Diederik van Limburg Stirum. Coutumes des deux villes et pays d'Alost. |
Processen-verbaal der zittingen, 6 boekd. in 8o. |
Chronologische lijsten der ordonnantiën, 7 bd. in 8o. |
Zooals men ziet, wordt hier eene overrijke mijn geopend voor de algemeene geschiedenis des vaderlands. De meeste takken van het maatschappelijk en bijzonder leven worden in de costumen en in de ordonnantiën besproken, en de latere geschiedschrijvers zullen door deze uitgaven hunne taak merkelijk verlicht vinden.
De vorstelijke verordeningen waren niet ten halve bekend door de verzamelingen uit vroegere tijden, en de meeste stukken zijn er op eene jammerlijke wijze in verminkt. De nieuwe verzamelingen door de Commissie, en wel bijzonderlijk door den onvermoeibaren ijver van den heer Gachard, voor de Oostenrijksche Nederlanden, en door den werkzamen heer Polain voor Luik en Stavelot in het licht gezonden, mogen met recht aanspraak maken op volledigheid en keurigheid.
De uitgaven der beide afdeelingen zijn voorzien van ‘Inleidingen’, die ons den toestand des lands gedu- | |
| |
rende het behandelde tijdvak afschetsen, en van chronologische en alphabetische tafels. De voorberichten van den heer Gachard zijn als zoovele geschiedkundige verhandelingen, die een helder licht over de verwarde en noodlottige eerste jaren der achttiende eeuw verspreiden, en die opstellen paren aan de degelijkheid van het onderwerp, de sierlijkheid en de wegsleepende kracht van den vorm.
De costumen onzer steden en streken waren ook maar gedeeltelijk en doorgaans op eene gebrekkige wijze uitgegeven. Thans zijn verreweg de meesten, door de zorg van uitstekende rechtsgeleerden, hetzij opnieuw, hetzij voor de eerste maal aan den dag gebracht, en ook deze uitgaven mogen om hare volledigheid en keurigheid geroemd worden. Allen zijn insgelijks voorzien van tafels en de meesten van inleidingen.
De Commissie heeft bij de Vlaamsche verordeningen en costumen eene vertaling gevoegd, opdat zij ook toegankelijk zouden wezen aan degenen, welke onze taal niet machtig zijn; edoch de uitgevers, de zwarigheid der taak inziende, hebben daaromtrent geene verantwoordelijkheid op zich willen laden. Wij kunnen niet dan hunne voorzichtigheid prijzen. De taal der kanselarij en der praktijk is zoo duister voor ons geworden, de denkwijze onzer voorouders verschilt dikwijls zoo zeer van de onze, en zoo menig hunner gebruiken is ons onbekend of onbegrijpelijk gebleven, dat de vertolkers dier middeneeuwsche bescheeden, wanneer zij geene moeite gespaard hebben om zoo min mogelijk berispelijk te wezen, onzes dunkens, eenig recht hebben om op de toegevendheid des lezers staat te maken. Dit althans durven wij er, uit ondervinding, bijvoegen, dat aan de meesten der Nederlandsche taal- en letterkundigen de Fransche vertaling
| |
| |
dikwerf minder vreemd zal voorkomen dan de Vlaamsche tekst zelf.
Wij roepen eindelijk de aandacht onzer lezers op de processen-verbaal der Commissie, hare eigenlijke werkplaats, waarin al hare uitgaven voorbereid werden, en die de belangrijkste mededeelingen bevatten van hare leden. Hij, wien de geschiedenis en de rechtsgeleerdheid lief zijn, zal met lust de verslagen lezen van de heeren Leclercq, Gachard, de Saint-Genois, Polain, Delrée, de Jonghe, de Cuyper, Delebecque, Colinez, Stas, Grandgagnage, Faider, Gheldolf, en hij zal gewis tevens met belangstelling de ontwikkeling en den gang volgen van de uitgaven der Commissie.
Over al deze werkzaamheden in meer bijzonderheden te treden, ware ons bestek en onze palen te buiten gaan. Wij meenen te volstaan met de aandacht van den Nederlandschen lezer gevestigd te hebben op eene verzameling zooals weinige landen er eene bezitten, en waarover de koninklijke Commissie, het Staatsbestuur en het publiek zich mogen verheugen.
K.F. Stallaert.
|
|