Nederlandsch Museum. Jaargang 5(1878)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] Oudenaarde. Daar zit en droomt gij aan de Schelde! En spiegelt u in 't klare nat. Uw roem en welvaart zijn verzwonden; Toch zal mijn lied uw' lof verkonden, O moedergrond, O moederstad! Toch blijft gij steeds mijn liefste schat, Mijn duurbaar Oudenaarde. Gij hebt uw rusting afgeworpen, Sinds lang het strijdzwaard neergeleid; Wat hoeft gij wapens, die u prangen, Terwijl de jeugd uw frissche wangen Met zachten dons nog overspreidt? Aan schoonheid past de schuchterheid, Lieftallig Oudenaarde! Ja, jong en schoon zijt gij gebleven; En waar ik ging en waar ik stond, Bij zuiderweelde en prachtgebouwen, Bij 't wonderbeeld der Rijnsche gouwen Ontsnapte uw naam uit mijnen mond. 'k Vergat u nooit, mijn vadergrond, Mijn duurbaar Oudenaarde! [pagina 217] [p. 217] Vergeten! Kan ik u vergeten? Uw weiden, waar ik heb gespeeld, Uw heuvlen, waar de bronnen springen, Waar bloemen geuren, vogels zingen? Ja! schoonheid is u toebedeeld, En nergens prijkt uw evenbeeld Lieftallig Oudenaarde! Hoe dikwijls heb ik, tot u nadrend, U stil bewonderd, luid gegroet, Wanneer het eerste daglicht straalde, Wanneer de zon in 't westen daalde, Omvattend in haar' purpergloed Uw tuinen, heuvlen, weiden, vloed, Mijn heerlijk Oudenaarde! En leef ik nu van u gescheiden, 'k Gedenk u steeds en immervoort! Ik zie uw schoonheid immer blinken, Ik hoor uw moederstemme klinken, Uw Vlaamsch, uw Dietsch, uw vrije woord; Mijn bakermat, mijn lievlingsoord, Mijn duurbaar Oudenaarde! O jammer! die u moet verlaten! O wee den zoon, die u miskent! Zal roem noch welvaart wederkeeren, Ik blijf u minnen, u vereeren; Ik houd uw beeld in 't hart geprent, En zing den blik naar U gewend, Mijn duurbaar Oudenaarde! Halle bij Brussel, October, 1877. G. Antheunis. Vorige Volgende