Nederlandsch Museum. Jaargang 3(1876)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 349] [p. 349] Drie Russische volksliedjes. I. Wiegelied. Het is al nacht, het is, ja, nacht, Wat schreit gij nog, mijn kindje? Mijn zoontje, slaap, o slaap, mijn zoon, Wees rustig, beste vrindje. Het is al nacht, het is, ja, nacht: Gij denkt, het is reeds morgen; Doch neen, kind lief, doch neen, kind lief, Des sluimer zonder zorgen. Het is al nacht, het is, ja, nacht, De menschen slapen allen; 't Lief zusje slaapt, en Vader is Al lang in slaap gevallen. Het is al nacht, het is, ja, nacht, Lang sluimren dier en knapen; Uw moederken is ook zoo moe En zou zoo gaarne slapen. II. De gelukkige balling. O steppe, gij schoone steppe, Zij vinden u kaal en hard, Een levenlooze woestijne, Een oord van kommer en smart. [pagina 350] [p. 350] O steppe, gij schoone steppe, Met Marfa hand in hand, Doorwandel ik uwe vlakte, En voel noch ban noch band. O steppe, gij schoone steppe, Ik voel hier leed noch pijn. 'k Ontware maar lustwaranden En Marfa's heiligenschijn. III. Schoon is en prachtig 't Stepveld steeds zwijgend, 't Is mij de trap ten Hemel opstijgend. En gij zijt de engel, Wier minlijk streven Boven de smart mij Voert van het leven. Wandel ik stil en Fier aan uw zijde, Heil is me en vrede In uw geleide. Naar de Balalaïka. G.J. Dodd. Vorige Volgende