Nederlandsch Museum. Jaargang 3(1876)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Heimelijk wee. Lied. 'k Ben u zoo lang getrouw geweest, 'k Heb u zoo lang bemind! Met oog en hart, met ziel en geest Aan u gekleefd als een kind. Mijn blik zocht door uw stralend oog Den weg tot aan uw hart. Dat mijne hoop zich steeds bedroog Getuigt mijn lange smart. Dan heb ik mij tot u gericht, O zoete poëzij! En gij met klank en zang en dicht, Gij sneldet vroolijk bij. Nu is mijn oog en hemel klaar, 'k Ben lustig, vrij, gezond; Doch duwt men op mijn harte daar, Een gil ontsnapt mijn' mond. Daar leeft en klaagt een heimlijk wee, Een leed door niets verzacht: Ik draag het immer, immer mee, En 't grijnst, terwijl men lacht. G. Antheunis. Vorige Volgende