Nederlandsch Museum. Jaargang 2
(1875)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 253]
| |
Boekbeoordeeling.La réforme judiciaire en Égypte et les capitulations par G. Timmermans, substitut du procureur du roi à Termonde. - Gand, Ad. Hoste 1875.De stichting in Egypte van dusgenaamde ‘gemengde rechtbanken’, welke geroepen zijn om voortaan alle twistgedingen in burgerlijke en handelsrechterlijke zaken tusschen vreemdelingen en Egyptische inboorlingen of tusschen vreemdelingen van verschillende nationaliteiten te beslissen, is een feit, waarmede nagenoeg iedereen heden bekend is. Doch welke zijn de waarde en de toekomst van die rechterlijke hervorming? Ziedaar eene vraag, omtrent welke zeer verschillende meeningen mogelijk zijn, en die nog lang zal kunnen besproken worden, aleer zij eene oplossing erlangt. Wij zelven, ons betrouwende op bijzondere inlichtingen, ons uit geloofwaardige bron toegekomen, hebban vroeger reeds laten vermoeden, dat de ware inzichten van den Khedive niet geheel strookten met het doel, dat men met de nieuwe rechterlijke inrichting voorgaf te beoogenGa naar voetnoot1. Wij zouden gelukkig zijn te vernemen, dat wij verkeerd waren ingelicht; de ondervinding zal echter alleen het beslissende antwoord kunnen geven. | |
[pagina 254]
| |
Intusschen is het niet zonder belang de meeningen te leeren kennen van hen, die van de hervorming van den Khedive eene bijzondere studie hebben gemaakt, en haar in hare beweegredenen en haren oorsprong hebben onderzocht. Eene dergelijke studie levert ons de Heer Timmermans. Op kortbondige, maar zeer volledige wijze schetst hij ons de geschiedenis der Capitulatiën en den historischen oorsprong der nieuwe rechterlijke inrichting, welke een einde stelt aan de rechtsmacht door de Capitulatiën aan de Consuls toegekend, en hij deelt ook zijne zienswijze mede omtrent de toekomst, welke aan de hervorming beschoren is. Zeer stellig liet de vroegere toestand veel te wenschen over. Waar Schrijver de talrijke misbruiken opsomt, waartoe het regiem der Capitulatiën aanleiding gaf, ware het niet mogelijk niet met hem in te stemmen. De Markies de Casseaux, algemeen Consul van Frankrijk in Alexandrië, noemde dien toestand ‘une véritable anarchie judiciaire’, en men kan den Heer Timmermans geen ongelijk geven hem daarin letterlijk na te spreken. Ook het feit alleen, dat aan die wanorde een einde werd gesteld, is, op zich zelf beschouwd, een verheugend feit. De vraag blijft alleen: zullen de nieuw aangestelde rechtbanken aan de verwachting voldoen, die men te haren opzichte koestert? De Heer Timmermans beantwoordt die vraag met de vaste overtuiging uit te drukken, dat de ondervinding op korten tijd het bewijs leveren zal, dat de Khedive met de beste inzichten was bezield, en zijne onderneming geroepen is om de schoonste vruchten te dragen. ‘Dit werk van vooruitgang door den Khedive na ijverige en moeielijke onderhandelingen verwezenlijkt, opent een nieuw tijdperk van welvaart voor Egypte: het zal | |
[pagina 255]
| |
een roem blijven voor hem, die het heeft ontworpen, en op ruime schaal de ontwikkeling van den Egyptischen handel bevorderen, terzelfder tijd als het in het Oosten vertrouwen zal wekken in de onpartijdigheid en de rechtschapenheid der magistraten, zonder hetwelk het onmogelijk is het gerecht omringd te zien met den eerbied, die er aan toekomt.’ De aanstelling der gemengde rechtbanken moest, volgens het inzicht van den Khedive, gepaard gaan met de afkondiging van nieuwe wetboeken, welke door die rechtbanken zouden moeten worden toegepast. Toen het boek van den Heer Timmermans in Augusti van dit jaar verscheen, was die tweede taak nog niet volbracht. Sinds is in het Egyptische Staatsblad, onder datum van 16 September, een decreet van den Khedive verschenen, houdende afkondiging der nieuwe wetboeken, welke ten uitvoer worden gelegd te beginnen met 18 October 1875. Deze wetboeken behandelen: het burgerlijk recht, het handelsrecht, het zeehandelsrecht, de burgerlijke en handelsrechterlijke rechtspleging, de strafwetten en de strafrechtspleging. J.-O.D. | |
Onkruid en Bloemen. Oorspronkelijke novelle door A.W. van Megen. Leiden, E.J. Brill, 1874.Onder dien ietwat dichterlijken titel schuilt eene novelle - of, beter, eene reeks nauwkeurig bewerkte tafereelen, die ons eene gedachte kunnen geven van het hedendaagsche leven der hoogere burgerij in Holland. Onder dit opzicht laat het boekje zich gemakkelijk lezen, en ik zal er bij voegen, dat men er nu en dan bij eene niet onaangename tijdkorting ook iets nieuws en zelfs iets nuttigs kan in leeren. | |
[pagina 256]
| |
De novelle zelve is eene tamelijk scherp geteekende antithese van ‘onkruid’ - eene behaagzieke vrouw en een fortuinjager - tegenover ‘bloemen’ - alias een ideaal meisje en een ideaal man, beiden zeer beminnelijk, behalve dat het meisje over staatkunde spreekt en de man een zeer vervelend prediker schijnt te wezen. De andere personages zijn onbeduidend en weinig belangwekkend, behalve misschien eenen waanzinnigen minnaar, die even op het tooneel verschijnt om zich op de kinderachtigste manier te laten doodschieten. Het karakter der coquette, die haren minnaar tot wanhoop drijft en met zijnen moordenaar trouwt, is hatelijk, maar geenszins nieuw, alhoewel het anders flink is geschetst. Ik zal mij nochtans eene opmerking veroorloven, namelijk dat die dame beter zou doen, indien zij geene Fransche brieven schreef; want, als wij hare kennis van die taal naar het door den heer Van Megen aangehaald voorbeeld moeten afmeten, zal ons oordeel alles behalve vleiend wezen. Schrijver heeft zijne heldin Margo (sic) gedoopt. Waar hij dien zonderlingen naam is gaan zoeken mag de Heer weten. Misschien echter heeft hij Margot bedoeld; doch, in dit geval, zou hij niet moeten vergeten, dat die Fransche verkorting van Margareta alleen bij de boeren of zekere andere klas van dames gebruikelijk is. Moraal: geef geene Fransche namen aan Hollandsche meisjes. Eene opmerking nog. De verbetering der drukproeven werd klaarblijkelijk met eene schier weergalooze slordigheid gedaan. Schrijver zal hierop in het vervolg aandachtig moeten letten, daar die tallooze druk- en taalfouten, niet alleen zijn werk ontsieren, maar bovendien de lezing er van zeer ernstig hinderen, ja soms gebeurt het, dat hierdoor de anders duidelijke zin in een soort van chi- | |
[pagina 257]
| |
neesch raadsel ontaardt. En ik ken er velen die, als wij, aan raadsels en logogriphen het land hebben. Prayon. | |
Handboek van gerechtelijke en gemeentelijke politie door B. Bernolet, Substituut-procureur des Konings te Veurne. Gent, W. Rogghé, opvolger E. Todt, 1875.Ziehier een boekje, dat wij bijzonder mogen aanbevelen aan den slimmen aardigaard, die nu en dan brokken van hetgeen hij het rechtsgeleerd Vlaamsch noemt in den Écho du Parlement opdischt. Die eigenzinnige Heer zal zich voor de honderdste maal kunnen overtuigen, dat er een hemelsch breed verschil bestaat tusschen de verbasterde, met eenen overvloed van Latijnsche woorden doormengde spraak der juristen van de xvie eeuw en de taal die tegenwoordig vóór onze rechtbanken wordt gesproken. Juist zooveel als tusschen het Fransch van Rabelais of Ronsard en dat van Berryer en Jules Favre. Laat ons hopen, dat wij voortaan betere staaltjes van rechtsgeleerd Vlaamsch in den Écho du Parlement zullen lezen. Doch het handboek van den heer Bernolet heeft andere verdiensten dan de keurigheid, de juistheid en de duidelijkheid van de taal, waarin het geschreven is. Het beantwoordt ook, en wel in hooge mate, aan de eischen, welke men voor een goed en practisch handboek stelt. 's Schrijvers doel was een leidsman te geven aan een aantal ambtenaars, zooals burgemeesters, politie-commissarissen, gendarmen, veldwachters, enz., die gewoonlijk eene niet zeer groote rechtskennis bezitten, en niet te min dikwijls ambtshalve als vertegenwoordigers, of althans als helpers der justitie moeten optreden. Eene handleiding zou hun dus van grooten dienst wezen, mits zij te gelijk | |
[pagina 258]
| |
kort, duidelijk en volledig, in één woord practisch zij, en wij gelooven, dat de heer Bernolet er in geslaagd is zulk een boek te leveren. Vooral verwachten wij veel goeds van het gelukkig denkbeeld, waarop hij gekomen is, om een zeker getal formulen aan het einde van zijn werk te voegen; want ieder weet, hoe erbarmelijk de processen-verbaal der plattelands-burgemeesters al te dikwijls worden opgesteld. Wij besluiten dan met den wensch, dat het nuttig boek van den heer Bernolet weldra in de handen gevonden worde van al de talrijke ambtenaars, die op het gebied der gemeentelijke of gerechtelijke politie eenige bevoegdheid hebben. P. | |
Mémoire sur les causes des effets bienfaisants et les causes des effets nuisibles des boissons alcooliques, suivi d'une solution de la question hygiénique, par F. Haeck. Bruxelles. 1872.Ofschoon reeds in 1872 verschenen, werd over dit werk en het doel, dat het beoogt, in onze Nederlandsche tijdschriften niet gesproken. Doch het is nooit te laat, om een goed werk aan het Vlaamsche publiek te doen kennen. Dit ons gevoelen werd reeds door andere schrijvers uitgedrukt: wij zullen enkel melding maken van de belangrijke verslagen voorgelezen in de Fédération médicale belge door Dr. Feigneaux, van Brussel, en Dr. Desguin, van Antwerpen, welke in die Fédération van een hygiënisch standpunt grondig werden besproken. Ons tijdschrift laat natuurlijk niet toe breedvoerig het werk van den Heer Haeck te ontleden, en wij moeten ons bepalen het doel van den Schrijver aan onze lezers voor oogen te leggen. Het eerste gedeelte van zijn werk | |
[pagina 259]
| |
omvat enkel de physiologische studie over de werkingswijze van den alcohol en vooral zijne voordeelige werking, wanneer het in behoorlijk verdunden toestand en dan nog in matige hoeveelheid wordt gebruikt. In dit gedeelte ontmoet men niets nieuws: het is ontleend aan de jongste Fransche physiologische werken. Ook mag men zeggen, dat dit gedeelte slechts als eene wetenschappelijke inleiding tot 's Schrijvers werk moet worden beschouwd: het was onontbeerlijk voor het doel, dat hij wilde bereiken. In het tweede gedeelte onderneemt de Heer Haeck de physiologische studie der alcoholische dranken in het algemeen. Hij onderzoekt de oorzaken der voordeelige eigenschappen, die de oude wijnen, de oude spiritusdranken en de oude bieren boven onze jonge wijnen, jonge spiritusdranken en jonge bieren doen verkiezen, en komt tot den uitslag dat de oude geestrijke dranken niets anders dan weldoende eigenschappen bezitten, terwijl in dezelfde dranken, in jongen toestand, de weldoende eigenschappen met nadeelige gevolgen gepaard gaan. De alcohol en eenige andere samenstellende deelen geven hunne weldoende eigenschappen af, en de tegenwoordigheid van eenige andere deelen, die alleen de jonge dranken kenmerken, zou de prikkelende eigenschap of de nadeelige gevolgen doen ontstaan. Volgens den Heer Haeck zijn de stuiptrekkingen, die zich kunnen vertoonen ten gevolge van een onmatig gebruik van wijn, brandewijn of bier, aan de prikkelende eigenschap dezer jonge dranken te wijten. De Schrijver maakt nochtans eene uitzondering voor zekere likeuren als alsembitter, jenever, gewoon bitter, punch, enz. die, behalve voornoemde eigenschap, nog nadeeliger zijn, doordien zij van zekere onzuivere vlugge oliën uit plantendeelen voorzien zijn. Bij deze likeuren voegt hij nog de slechte hoedanigheid van den | |
[pagina 260]
| |
alcohol, dien men meesttijds tot de likeurbereiding gebruikt. De dronkenschap, als ziekelijke toestand, zou uit de slecht bereide of de jonge dranken voortspruiten. Daaraan wil de Schrijver een einde stellen: hij beweert wijnen, bieren en brandewijnen hunnen jongen toestand te kunnen doen verlaten en hun hunne nadeelige gevolgen ontnemen. De werkingswijze, die deze dranken daartoe zouden hoeven te ondergaan, wordt in bovengemeld werk niet aangekondigd, en wij wachten naar practische uitslagen van het princiep des Schrijvers. Stellig is het, dat reeds sedert eeuwen een groot en juist onderscheid tusschen oude en nieuwe geestrijke dranken werd waargenomen. Mocht de Schrijver er in gelukken deze onder hygiënisch opzicht zoo nuttige producten spoedig oud te maken, zoo zou niemand hem zijne erkentelijkheid onthouden. Dr. Jul. Morel. |