Nederlandsch Museum. Jaargang 2(1875)– [tijdschrift] Nederlandsch Museum– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Ghazel vrijheid Jublend in mijn vrijheid moet ik boeien dragen. Scheemring daalde, toen ik hoopte 't licht zou dagen. ‘Vrijheid!’ was het wachtwoord, tal van kampgenooten Schaarden zich om 't vaandel, om den strijd te wagen. ‘Vrijheid!’ galmde de echo; want nabij en vérre Zag men de oogen op de kleine schaar geslagen. ‘Vrijheid!’ huilden kleinheid, lafheid en gemeenheid; Niet gestorven is de draak der oude dagen. Eigenbaat en domheid, valsch als duizend draken, Poogden 't heir der strijders angstig te veijagen. ‘Of ze staande bleven? is niet één geweken?’ Laat me in plaats van antwoord geven, u iets vragen. Is niet de eerste en laatste plicht der kampgenooten, Dat ze trouw elkanders moeite en lasten dragen? Vrijheid zij geen ijdle klank, daad moet ze wezen! Elk der lotgenooten leer' zij d'ander schragen. En wie ‘vrij’ zich noemen, moeten niet noch mogen Dulden, dat ook één zelfs slavenboei zou dragen. Amsterdam. C.L. Lütkebühl, Jr Vorige Volgende