| |
| |
| |
Staatkundig overzicht.
Hetgeen meest in den jongsten tijd de politieke wereld in opschudding heeft gebracht, is ongetwijfeld het verschijnen van een vlugschrift van Gladstone over the Valican Decrees in their bearing on civil allegiance.
Niet zonder reden; want Gladstone werd beschuldigd in het geheim aan den godsdienst toe te behooren, dien hij nu aanvalt; doch dit vlugschrift is niet alleen een hevige aanval tegen den ouden aartsvijand van Engeland, maar ook het kenteeken van het aannemen, door den oudpremier, van eene geheel nieuwe staatkundige richting, en eene verdediging van zijne oude politiek alsook van diegene der liberale partij, welke in deze laatste jaren in Gladstone vereenzelvigd was. Inderdaad aan de liberale partij zijn de Katholieken in Engeland de rechten verschuldigd, die hen op gelijken voet gebracht hebben met de Protestanten, rechten waarvan zij onder de vorige koningen, tijdens den strijd tegen Rome beroofd bleven.
Onder de laatste hinderpalen voor de gelijkheid van Katholieken en Protestanten telt men het verbod van deelneming der Katholieken aan het Parlement en de Church-establishment in Ierland.
De Liberalen hebben altijd in deze aangelegenheden ten voordeele van de Katholieken gestreden, omdat het hier eene zaak gold van gelijkheid voor de wet, stellig een der schoonste grondbeginselen der Liberalen, en omdat
| |
| |
het niet geoorloofd is aan iemand rechten te ontkennen of iemand te benadeelen uit oorzaak van zijne godsdienstige meeningen. Maar de Liberalen hebben aldus ook ten koste van hun eigen belang gehandeld. Niet alleen hebben de Katholieken, wanneer zij er voordeel in zagen, niet geaarzeld, gelijk in de laatste verkiezingen, de Liberalen te verlaten en zelfs te bestrijden, maar vele Protestanten hebben, uit hoofde van die toegevingen, de liberale hoofdmannen op hunne beurt verlaten en de voorkeur gegeven aan de Tories.
Wanneer Gladstone de verdediging neemt van de liberale politiek, is het niet, dat het hem spijt te hebben medegeholpen aan de ontslaving der Katholieken, maar om, nu dat deze rechtelijk op gelijken voet staan met de Protestanten, de ware beginselen, die zij nu voorstaan, aan het licht te brengen, en ze door de openbare meening te doen beoordeelen en veroordeelen.
Die beginselen, welke tegenwoordig op het vaandel der katholieke aanvoerders staan geschreven, werden door dezen niet altijd voorgestaan, zooals dit het geval is, sedert de uitroeping der pauselijke onfeilbaarheid. Wanneer men in Engeland begon aan de Katholieken de rechten terug te schenken, waarvan zij beroofd geweest waren, hadden die princiepen een geheel ander karakter. ‘Het Roomsch stelsel, alhoewel streng in zijn dogma, was zeer wel overeen te brengen met de burgerlijke vrijheid en met de instellingen van eenen vrijen staat, rustende op eene verschillende godsdienstige basis.’
De gehoorzaamheid van alle Katholieken aan den Paus was niet door alle Katholieken als dogma erkend, en zeker bisschop Doyle, ondervraagd in een comiteit van het House of Commons, antwoordde met zeer veel oprechtheid en kracht: ‘Ik geloof, dat de gehoorzaamheid,
| |
| |
verschuldigd aan den Paus en de gehoorzaamheid, verschuldigd aan den Koning geheel verschillende zaken zijn, zoo verschillend als twee zaken wezen kunnen.’
‘De gevoelens van dezen prelaat,’ zegt Gladstone, ‘werkten machtig op het open en trouw gemoed van het Engelsch volk, om het te nopen de groote en rechtvaardige toegeving van 1829 over het intreden der Katholieken in het Parlement) te doen, ten koste van door het volk geliefde gevoelens en nationale overleveringen. Die toegeving,’ voegt hij er bij, ‘zou, om het zoo te zeggen, veel moeielijker te verkrijgen geweest zijn zonder die verklaringen.’
Zoodanig was inderdaad de algemeene leer der Katholieken gedurende het tijdperk 1820-1840. In Frankrijk heerschte nog het beginsel der Gallicaansche kerk en Lamennais en anderen waren nog in vollen luister. In België zelf telde men, in 1830, priesters onder de republikeinsche partij van het Nationaal Congres.
Maar sinds, ondanks de bewering dat de katholieke leer een en onveranderlijk is, heeft de tegenovergestelde gedachte de overhand verkregen. De pausen, die sedert meer dan duizend jaar naar de onfeilbaarheid trachtten, hebben die eindelijk verkregen en die dan ook triomphantelijk uitgeroepen.
Welk is nu de toestand der Katholieken tegenover die verklaring? Is hunne gehoorzaamheid aan den Paus vereenigbaar met hunne gehoorzaamheid aan den Koning, dat is aan de burgerlijke wetten? Wanneer de Paus wit zegt en de burgerlijke wet zwart, aan wien van beide moet men dan gehoorzamen?
De achtbare schrijver meent, steunende op het gevoelen van verscheidene hoofden der katholieke partij, dat de Roomsche Paus aanspraak maakt op onfeilbaar- | |
| |
heid in een aantal zaken, die van het burgerlijk domein zijn, en er dienvolgens ongetwijfeld botsing tusschen beide moet komen. De Katholieken zullen dus tusschen beide moeten kiezen, en Gladstone vraagt, hoe zij hunne keus zullen vestigen.
Hij is inderdaad wel de bevoegde man om die vraag te stellen. De toegevingen, die hij herinnert, de ontwapeningen van de Engelsche wet, die hij heeft helpen verkrijgen, geven hem dit recht. De Kerk is veranderd; maar de toegevingen, die men gedaan heeft, zijn verkregen, en het is in zijne gedachte niet die terug te nemen. ‘Zoolang hij aan het bewind was, heeft hij de quaestie niet willen aanraken’. Laat ons tusschen de regelen leźen en zeggen: zoolang de katholieke Ieren hem en de liberale partij noodig achtten, hebben zij met de Liberalen gestreden. De Liberalen mochten op de katholieke Ieren rekenen als op eene fractie der liberale partij. Maar die fractie was slechts tijdelijk onder de liberale banier geschaard: hare beginselen waren niet de liberale beginselen. Zoodra alles bekomen was wat zij te hopen had, heeft zij de liberale partij verlaten en is teruggekeerd tot hare meer natuurlijke bondgenooten, de Tories. Dit heeft men gezien in 1873, wanneer Gladstone gevallen is onder de samenspanning van die twee partijen. Nu dat de oud Premier in de oppositie is teruggetreden, heeft hij ook zijne vrijheid hernomen, op zijne beurt verheft hij de oude Engelsche banier en roept hij met kracht de oude Engelsche leus uit: No Popery!
Onder dit oogpunt beschouwd, is het vlugschrift van Gladstone een eerste stap in eene nieuwe richting. De Katholieken zullen niet langer het liberalisme in zijne loopbaan verhinderen.
De Katholieken, die vooral door de Ieren gekozen
| |
| |
worden, maakten een vijftigtal stemmen uit, die zich tot hiertoe met de Liberalen vereenigd hadden, en nu door Gladstone op stellige wijze worden afgewezen.
De vraag rijst dus op:
Wat zal de politiek van Engeland zijn tegenover de aanmatigingen der Katholieken? Zal het terugnemen wat het toegestaan heeft?
Volgens Gladstone moet de Engelsche politiek zich niet laten misleiden door buitenlandschen invloed. Zij moet haren weg volgen, zonder te letten op de dwaasheden van wie het ook zij. Maar dan ook verwacht Engeland dat ieder man zijnen plicht doe. De vrijheid dus, ook voor de Katholieken, moet, volgens hem, onschendbaar blijven.
De schrijver stelt het overigens in zijn vlugschrift vast: de toestand is zoo slecht niet als de beruchte overgang van zekere hooggeplaatste personen tot het catholicisme het zouden doen gelooven. Want deze beweging in de hoogere sferen is niet gevolgd door eene beweging in de lagere, zooals meestal het geval is. Zoo zijn de katholieke huwelijken, die zeker een merkwaardig kenteeken uitmaken, gedaald van 4,89 per cent in 1854 en 4,62 in 1859 tot 4,09 in 1869 en 4,02 per cent in 1871.
Voor ons, Belgen, zal deze staatkunde, indien zij de overhand behoudt, leerzaam zijn. Terwijl de Duitsche Staat, steunende op zijne macht, den strijd aanvaard heeft en hem met ijzeren hand voert, zal de Engelsche Staat werkeloos blijven. Maar de openbare meening door Gladstone opgeroepen zal ook, hopen wij, haren plicht inzien.
En die hoop is geene ijdele hoop. In de landen, waar het protestantisme zijne heilzame hoedanigheden van openbare discussie, van vrij onderzoek heeft kunnen ten toon spreiden, zijn de Katholieken ook meer vrij en meer tot de
| |
| |
discussie uitgerust. De stelling van den oud Minister heeft dan ook talrijke antwoorden uitgelokt.
Maar terwijl de Katholieken bij ons, zelfs die welke aan onze Grondwet getrouw willen blijven, strijdig met de leer dat de pauselijke onfeilbaarheid aan alles raakt, over de zaak stilzwijgend blijven en in alle omstandigheden hunne verkleefdheid aan den Paus uitroepen, komen er daar velen vooruit met het vrije beginsel: ‘eerst Engelschman, dan Katholiek’.
Het vlugschrift van Gladstone, hetwelk het bewijs oplevert, dat de kwaal, indien zij nog eenigszins beperkt blijft, toch wezenlijk bestaat, zal dus eenen heilzamen invloed oefenen; de Protestanten, wier geloof wat verslapt was, zal het tegenover den oud aartsvijand versterken. De politiek der onverschilligheid maakt plaats voor eene strijdende politiek op het zedelijk gebied, en op dit gebied is de strijder, meent Gladstone, op voldoende wijze gewapend en uitgerust.
M. Manning, de primaat van Engeland heeft een der eersten den handschoen opgenomen; talrijke strijders zijn in het strijdperk getreden: onder dezen zullen wij slechts Lord Acton noemen, die vooral de geschiedenis der pausen aangehaald heeft, en herinnert, dat een paus eene koningin van Engeland heeft willen doen vermoorden, terwijl een andere een Te Deum liet zingen ter verheerlijking der afschuwelijkheden van den St Bartelsnacht. M. Manning is te Rome geweest om er instructies te halen: men zegt zelfs, dat hij documenten mede genomen heeft om aan Lord Acton te kunnen antwoorden; in een woord, dat er eene agitatie teweeggebracht wordt, die, hopen wij, voor de menschelijke rede en den vooruitgang vruchtbaar zal wezen.
De toekomst zal ons leeren, wie van beiden, de Duitsche
| |
| |
leer der tusschenkomst van den Staat of de Engelsche der neutraliteit van den Staat, maar der krachtige werking op zedelijk gebied, de voorkeur moet hebben.
Wij, Belgen, zijn door onze Grondwet tot dit tweede stelsel verplicht. Het zij zoo! Maar binnen de palen der Grondwet is er onbetwistbaar nog veel te doen. En om maar één punt aan te halen, daar is de wet van 1842, die het onderwijs in handen geeft der priesters en eene noodzakelijke hervorming moet ondergaan. Die zaak is ver van gewonnen te wezen.
In Engeland is het dezelfde quaestie, die zich voordoet. De vraag of het onderwijs ja of neen sectarian moet zijn, staat tegenwoordig op den voorgrond. Nu de liberale partij bevrijd is van de katholieke Ieren, zijn wij overtuigd, dat zij die vraag, openhartig en krachtig zal aanvatten; want halve maatregels gelden hier niet.
***
In Duitschland duurt de strijd ook voort tusschen den Staat en de Ultramontanen. De wisselvalligheden van dien strijd, waaraan men eenigszins gewoon wordt, hebben echter het voorrecht verloren van de openbare aandacht uitsluitend aan te trekken.
Het vraagstuk der bankeenheid houdt tegenwoordig het Duitsche Parlement bezig. De Duitsche banken zijn heden nog in den toestand, waarin de Duitsche staten zelven vóór de oorlogen van 1866 en 1870 verkeerden. Er zijn heden nog in Duitschland meer dan dertig banken, die het recht van papieruitgifte bezitten. Daarbij staat bijna iedere bank onder eene bijzondere en soms zeer verschillende wetgeving. Van eenen anderen kant zijn die banken ook dikwijls de Staatsbanken, en wederzijdsche verplichtingen verbinden Staat en bank tegenover elkander.
| |
| |
Men kan licht begrijpen, welke moeielijkheden dit vraagstuk opwerpt; maar de stroom der eenheidsgedachten is zoo groot, dat een wetsontwerp van het Ministerie, dat den bestaanden toestand moest wettigen en voortzetten, bijna zonder discussie verworpen werd, en dat een nieuw ontwerp, het beginsel van eenheid in bankzaken huldigende, door de Regeering in gereedheid wordt gebracht.
Tot hoever eenheid in deze zaken noodzakelijk en wenschelijk is, is eene vraag van theorie en practijk, die wij hier niet zullen aanraken. Nu ziet men enkel de schaduwzijde van den bestaanden toestand, en die is inderdaad zeer groot. De eenheid, zooals zij gevraagd wordt, is een bijna noodzakelijk gevolg der eenheid van bestuur, en vooral der eenheid in handelszaken door het Zollverein tot stand gebracht.
Tot hoever die streving naar eenheid zal duren, is mede eene vraag der toekomst. De buitenlandsche gebeurtenissen, in de laatste jaren de strijd met de Ultramontanen zijn feiten, die Bismark, de groote architect van dit nieuwe gebouw, zeer wel heeft weten aan te wenden om de eenheid van Duitschland onder den schepter van den Koning van Pruisen te volbrengen. Maar men kan, uit zucht naar centralisatie, ook wel te verre gaan, en eens dat de buitenlandsche zaken haren overwegenden invloed zullen verloren hebben, zal men met die andere kracht te rekenen hebben, die nu miskend wordt en nochtans in den aard der Germaansche rassen ligt, het gevoel van individualisme en zelfstandigheid.
***
Dit gevoel, dat nergens krachtiger werkt dan in de Nieuwe Wereld, in de Vereenigde Staten van Amerika, heeft zich onlangs aldaar lucht gegeven in de verkiezingen.
| |
| |
De meerderheid behoorde aan de Republikeinen, aan de voorstanders eener sterke centrale macht; zij is overgegaan in handen van de democratische partij.
De oorlog met de Zuider Staten, die eene geweldige poging te keer ging om de Zuider Staten, onder voorwendsel van meer vrijheid, geheel onafhankelijk te maken van een centraal bestuur, had voor lange jaren de overmacht aan de overwinnaars, de Republikeinen, gegeven. Grant, de gelukkige generaal, heeft tweemaal de kansen van eene kiezing met welgelukken gewaagd. Maar hij en de republikeinsche partij gingen te ver. De Voorzitter droomde van eene derde herkiezing. Allerlei geruchten liepen alreeds, toen de plotselinge overwinning der democratische partij alle die droomen is komen verijdelen en vernietigen.
Verscheidene redenen worden aangegeven nevens de bovenstaande om die onverwachte verandering uit te leggen.
De toestand in de Zuider Staten is ver van bevredigend te mogen heeten: de witten en de zwarten kunnen hunne onafhankelijkheid niet gewoon worden: beide partijen zijn tot het uiterste tegen elkander opgehitst en niets geeft eenige betere hoop voor de toekomst.
De beschuldigingen van omkooperij, tegen de vrienden van den Voorzitter uitgebracht, waren niet van aard om de populariteit der republikeinsche partij staande te houden.
En, last not least, men noemt eene zekere overheersching van de conservatieve richting, die zich geheel de wereld door ten gevolge van de laatste oorlogen liet gevoelen. Die zelfde geest heeft Gladstone van het bewind geworpen, aan de Liberalen in verscheidene landen van Europa de gelegenheid gegeven om zich ‘in de oppositie te ver- | |
| |
sterken’ en heeft in Frankrijk eene behoudende vergadering doen kiezen.
Deze omkeer zal misschien ook het sein geven tot economische maatregelen. De strenge tarieven, die voor het oogenblik de nationale nijverheid beschermen, loopen gevaar. Daarbij de emigratie, die altijd nieuwe kapitalen in menschen zoo niet in geld, het kapitaal dat Amerika het meest noodig heeft, medebrengt, was ver van in bloei te zijn, zoodanig dat de stoomboten, die den dienst der uitwijkelingen ondernomen hebben, allen hunne prijzen in zeer sterke mate hebben moeten verminderen. Ernstige maatregelen zijn dus noodig, wil men deze teekenen van verval, of ten minste van stilstand te keer gaan.
Onrustwekkende geruchten komen ons echter uit Amerika toe. De Voorzitter heeft in een message vooral de aandacht geroepen op de moeielijkheden veroorzaakt door den opstand van Cuba en de onmogelijkheid, waarin Spanje verkeert, om dezen te dempen. Hij heeft zelfs een soort van ultimatum gesteld. De menschelijkheid op zeer erge wijze miskend, de handel van de Vereenigde Staten en de andere landen in gevaar gebracht, worden als redenen aangewend. Men gelooft echter, dat de derde verkiezing van Grant ook voor iets in het spel is, en dat hij nu buitenlandsche geschillen zal inroepen om zijne herkiezing mogelijk te maken. Nadere berichten zullen ons wellicht hierover beter inlichten.
***
Frankrijk - om in eens terug te keeren tot ons oude werelddeel - is nog altijd op zoek naar dien phoenix, dien men een definitief bestuur noemt.
De verkiezingen voor de nationale Vergadering, die in de laatste tijden hebben plaats gehad, hebben de meer- | |
| |
derheid niet versterkt. De algemeene geest heeft zich nog geopenbaard in de verkiezingen voor de generale en municipale raden, door eene sterke ondersteuning te verleenen aan de republikeinsche candidaten.
Dit heeft echter het gouvernement eenigszins in de war gebracht. Inwendige oneenigheden verslappen het gedurig: de invloed van den minister van buitenlandsche zaken, den Hertog Decazes is in strijd met dien van den gewezen minister de Broglie, en deze is dikwijls de meest overwegende. In de vergadering is er, wel is waar, eene soort van wapenstilstand tusschen de partijen om de openbare rust, omtrent het nieuwjaar, in het belang van den handel niet te storen. Een message van den Maarschalk Voorzitter Mac-Mahon, bevestigt eens te meer zijnen wil om de plaats te behouden, hem voor zeven jaar toegestaan. Maar de onrust ligt in den aard der zaken: de poging laatst aangewend door den gekenden publicist Emile de Girardin, om de Kamer een leven van zeven jaar te waarborgen is ook teenemaal mislukt; nu droomt men van eene samenspanning der beide centers! En zoo zal men van droom tot droom gaan tot eene ontbinding der Kamers. En wat dan?
***
Italië heeft ook verkiezingen gehad, die voor het bestuur, in de handen der rechterzijde berustende, voordeelig zijn geweest. De kiezingen van den voorzitter, de ondervoorzitters en de secretarissen van de Kamer die dezer dagen plaats hadden, zijn het criterium geweest van de wederzijdsche sterkte dier partijen. De rechterzijde behaalde eene aanzienlijke meerderheid. De linkerzijde heeft nochtans eene groote minderheid bekomen: eenige republikeinen werden zelfs gekozen. In Rome, waar eene
| |
| |
min groote deelneming aan de stemming dan in de andere steden werd vastgesteld, verkregen de radicaalste candidaten de overhand. Onder deze laatsten telt men Garibaldi, aan wien er spraak is eene rent als nationale gift te schenken.
Dit schijnt ons te bewijzen, dat in Rome vooral de laagste klassen aan de stemming hebben deel genomen, terwijl de eigenlijke burgerij zich eenigszins onthield. Men heeft nochtans vastgesteld, dat er meer stemmers naar de stembus gekomen zijn dan in vorige verkiezingen, zoodat het politiek leven in de Italjaansche hoofdstad schijnt toe te nemen.
Het is te betreuren, dat die voordeelige beweging misbruikt wordt ten bate van de algemeene ziekte der hedendaagsche volken, de soldatenplaag. Italië heeft nochtans al zijne krachten noodig om zijne eenheid te volmaken en zijn economisch leven te hernemen, en het beste van die krachten werpt het in den afgrond, dien men het militarisme noemt. Eene legerorganisatie, die veel gemeens schijnt te hebben met de Fransche, wordt door de Regeering voorgesteld, en het is te voorzien, dat de meerderheid, die het ministerie ondersteunt, aan die plannen hare hulp zal verleenen.
In tusschentijd gaan de handelszaken niet allerbest. Het papierengeld is overal ingedrongen, en het is eene zeldzaamheid geworden zilveren munt aan te treffen. Groote militaire uitgaven zullen zeker het land uit dien toestand niet redden.
***
De Tweede Kamer der Staten-Generaal van Noord-Nederland heeft dezer dagen eene vrede-motie aangenomen door de heeren Van Eck en Bredius voorgesteld, strek- | |
| |
kende om de scheidsrechterlijke beslissing van geschillen als regel te bedingen in de verdragen van de Nederlandsche Regeering met vreemde Staten.
Het voorbeeld werd haar alreeds gegeven door de Parlementen van Groot-Britanje, Italië, de Vereenigde Staten en Zweden, zooals wij het in vroegere overzichten vermeldden. Wij moeten de Tweede Kamer geluk wenschen over die stemming die, evenals de wet van S. Van Houten over den arbeid der kinderen, toont, dat onze Noorderbroeders zich op de hoogte blijven houden der beschaafde volken.
Het spijt ons grootelijks dien zelfden lof aan ons eigen land en bestuur niet te mogen toekennen.
9 December 1874.
F.E.
|
|