| |
| |
| |
Staatkundig overzicht.
Onze tijd zou wel mogen de tijd der congressen genoemd worden. Ieder jaar zien wij inderdaad, gedurende de zomer- en herfstmaanden, een steeds klimmend getal dier groote vergaderingen houden, waar eene rechtstreeksche en mondelingsche gedachtenwisseling plaats grijpt onder personen, verbonden door dezelfde belangen, dezelfde studiën of dezelfde wenschen en vooruitzichten.
Vooral de internationale congressen vermenigvuldigen zich; ook nemen zij gedurig een grooter getal onderwerpen in hun gebied op, en mogen zich verheugen in de medewerking en deelneming van een immer grooter wordend getal volkeren. Een natuurlijk gevolg, zal men zeggen, van de uitbreiding en verbetering der gemeenschapsmiddelen. Ja; maar niettemin toch waardig van opgemerkt te worden, zooveel te meer daar de groote internationale tentoonstellingen, een andere vorm, waaronder zich voor eenige jaren, op periodieke tijdstippen, het gevoelen der intellectueele en stoffelijke solidariteit onder de volkeren uitte, zichtbaar in verval geraakt zijn.
Van de congressen echter mag men zeggen hetgeen van andere zaken eveneens eene waarheid is, dat niet zij, die zich onder de schoonste kleuren aanbieden, altijd de degelijkste vruchten afwerpen. De deelneming van een groot getal belangstellenden, en de welsprekendheid, waarmede het opgegeven onderwerp behandeld wordt, zijn niet altijd waarborgen voor het onmiddellijk, practisch en
| |
| |
waarneembaar nut, dat uit de vergadering spruiten moet.
Onder de congressen, die in deze laatste tijden, in meerdere of mindere maat, de aandacht tot zich geroepen hebben, noemen wij hier enkel: het Internationaal Congres van Brussel, waar wij ons reeds in de vorige aflevering van dit tijdschrift mede bezighielden; het Congres der Internationale Arbeidersvereniging, insgelijks te Brussel gehouden; de vergadering van het Instituut voor volkerenrecht, te Geneve; het Congres der sociale wetenschappen, vóór eenige dagen geopend te Glascow; het Congres der Oud-katholieken, te Bonn; dat der Kathedersocialisten, dat zijne zittingen houdt te Eisenach, waarbij wij dan nog niet eens spreken van de congressen, die een zuiver wetenschappelijk doel hadden, zooals dat van Stockholm, waar de beoefenaars der voorhistorische aarden oudheidkunde, en dat van Weenen, waar de beoefenaars der taalkunde bijeenkwamen, noch van de congressen, die zich meer op het gebied van nijverheid, handel of persoonlijk stoffelijk belang bewegen, en waaronder het Internationaal Congres van het Postwezen, te Bern, het Internationaal Congres der geweefsels, te Brussel, dat der Belgische gemeente-secretarissen, insgelijks in onze hoofdstad gehouden, en dat onzer onderwijzers, waarbij zich eenigen hunner collega's uit Frankrijk en Noord-Nederland gevoegd hadden, en dat te Namen plaats greep, enz., kunnen genoemd worden.
Jammer dat wij bij deze lange lijst het Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres niet mogen voegen, dat dit jaar zijne zittingen te Leiden moest houden, en waar menig taal- en volksvriend uit Zuid en Noord reeds met gretige oogen naar uit zag!
Het zal wel onnoodig zijn te doen opmerken, dat wij
| |
| |
zelfs geene vluchtige schets kunnen geven van het doel, de werkingen of den uitslag der verschillige congressen, die wij opgesomd hebben, zelfs niet van al die welke eenig staatkundig belang opleveren, de eenige, waar het hier de plaats is om over te spreken.
Wij zullen ons derhalve bepalen tot een paar der voornaamste. Wat betreft het Internationaal Congres van Brussel, zoo achten wij het gevoeglijk onze opmerkingen over de werkingen der commissie dezer vergadering uit te stellen, tot wanneer de uitgave der verslagen der zittingen, door den Moniteur dezer dagen begonnen, volledig zijn zal. Het zij ons toch toegelaten hier reeds te doen uitschijnen, dat de resultaten, die men van het Congres verwachtte waarschijnlijk min talrijk en min belangrijk zullen zijn dan velen het zich bij den beginne voorgesteld hebben, maar dat integendeel andere gevolgen, waar zeker weinigen aan dachten, er zouden kunnen uit voortvloeien. De eerste kan men nog niet goed voorzien; want zij zullen afhangen van de beraadslagingen, die zullen plaats grijpen in de Wetgevende Lichamen en in de diplomatische kabinetten der landen, die aan het congres deelgenomen hebben. Maar ons dunkt, dat de gedachtenwisseling der zittingen der commissie, waar sommige der plannen en wenschen eeniger groote mogendheden aan het licht gebracht zijn, wel, al ware het dan ook maar in eene meer verwijderde toekomst, invloed zouden kunnen hebben op de inwendige staatsregeling van kleinere landen, van het onze, bij voorbeeld.
Onze lezers kennen ongetwijfeld door de dagbladen de opmerkingen, in den schoot der commissie voorgedragen door eenen der Belgische afgevaardigden, den heer Baron de Lambermont, en waar de vertegenwoordigers van andere kleine mogendheden: Zwitserland, Portugal, Holland, enz.
| |
| |
zich bij aangesloten hebben. Tijdens de bespreking der voorwaarden, onder welke eene gewapende massa als oorlogvoerend leger kan beschouwd worden, en aanspraak maken op de voorrechten, die, volgens de wetten van den oorlog, aan die hoedanigheid verbonden zijn, kwam genoemde heer de Lambermont, in eene opwelling van vaderlandsliefde - eene vreemdsoortige vaderlandsliefde, waarvan wij ons den aard niet goed verklaren - protesteeren tegen het plan van sommige andere afgevaardigden, om alleen het karakter van oorlogvoerder toe te kennen aan het regelmatige leger, en dit, onder meer andere redenen, omdat in België het leger bij middel van loting aangeworven wordt, en dus een groot gedeelte der bevolking ongewapend en ongeoefend blijft, dat nochtans in oorlogstijd ook eenen plicht zou te vervullen hebben, met mede te werken aan de verdediging des lands. Vergissen wij ons wanneer wij in de verwachting leven, dat die verhandeling van dit onderwerp door de internationale commissie, - alhoewel de afgevaardigden van Rusland zich verhaast hebben te verzekeren, dat het inzicht hunner regering niet was de kleinere mogendheden in het aanwenden hunner defensiemiddelen te belemmeren, - wel zouden kunnen eenen weerklank hebben in ons land en vroeg of laat, krachtige argumenten leveren aan degenen die willen onze legerinrichting gewijzigd en het stelsel van den algemeenen dienstplicht in onze wetgeving zien ingevoerd? Wij gelooven het niet; maar verwonderen ons integendeel er over, dat onze dagbladen, behoudens weinige uitzonderingen, het vraagstuk onder dit opzicht, hoe belangrijk en treffend het ook zij, niet beschouwd hebben.
Zooals wij het reeds zegden, zullen wij later eene natuurlijke gelegenheid vinden om meer breedvoerig op deze quaestie terug te keeren.
| |
| |
Wij vermeldden ook reeds met een enkel woord het Congres der Internationale. Er hier niet verder over uit te weiden ware echter geen groot kwaad; want deze vergadering is er slechts in zeer geringe maat in gelukt de onverschilligheid te overwinnen, waarmede sinds eenigen tijd de handelingen der eens al te beruchte Associatie door het gezond verstand onzer bevolking bejegend worden. Men heeft bemerkt, dat de Internationale weinig aanhangers telt in ons land, dat zij geenen enkelen man van talent tot haar overgehaald heeft, dat zij er niet in gelukt is tegenover hare aanranders eenige persoonlijkheid te stellen, die iedereen dwingt met hare redeneeringen af te rekenen, - in een woord, dat zij slechts eenen zeer geringen, niet noemenswaarden invloed oefent; en zoohaast dit voor iedereen bewezen was, heeft niemand er zich veel meer om bekreund wat de heethoofden dier onaanzienlijke meening bedrijven mogen; ja, de Internationale zou reeds vergeten zijn, indien men zich de treurige en misdadige rol niet herinnerde, die zij in een naburig land vóór weinige jaren vervuld heeft, en indien de vervolgingen, waaraan zij nog gedurig blootgesteld is vanwege de regeeringen van andere landen, niet kwamen bewijzen, dat zij niet overal eenen zoo weerbarstigen grond tot voortplanting harer denkbeelden vindt als in België, en dat zij elders nog aan de maatschappij gevaren kan berokkenen, die wij hier nauwelijks te duchten hebben.
Het schijnt overigens, dat de leiders zelven dier partij het bewustzijn hunner onmacht hebben. Zoo zouden, volgens men bericht, de afgevaardigden van België, Spanje, Zwitserland, enz., op het Congres van Brussel, zich bitter beklaagd hebben over de weinige ondersteuning, die zij bij de werkende klas aantreffen en over den slechten toestand der zaken van de Associatie. De vertegenwoordiger der
| |
| |
Zwitsersche afdeeling moet zelfs eene bekentenis afgelegd hebben, die verdiend aangeteekend te worden. In Zwitserland, zegde hij, kan men er niet ingelukken eene vijandschap te doen ontstaan tusschen de groote kapitaalbezitters en de proletariërs, aangezien de meerderheid der bevolking bestaat uit burgers, die terzelfder tijd tot de beide klassen der eigenaars en der werklieden behooren. Ook meende hij, dat het wenschelijk was het kleine eigendom te zien verdwijnen, indien men wilde den strijd tusschen de verschillige sociale lagen aanvuren.
Die woorden bevatten een zeer helder inzicht van de werkelijke voorwaarden, waarin de Internationale kan bloeien en gedijen. Het ontbreekt onzen laagsten klassen van werklieden aan de noodige intellectueele en zedelijke kracht om, wanneer zij niets bezitten dan hunnen arbeid, zich te verheffen tot het collectieve eigendom en dit te stellen tegenover de groote geconcentreerde kapitalen. Daarom vallen zij gemakkelijk tot verkeerde daden uit en geraken licht op eenen doolweg, wanneer eenige uitzonderlijke staatkundige of andere verwikkeling hen van hunne eenige bron van broodwinning berooft. Onder die voorwaarden, zijn zij eene gemakkelijke prooi voor alle verspreiders van utopiën, ook voor de Internationale.
Reeds in 1869, toen op het Congres van Basel, de partij van Karl Marx, Bakunin, Blanqui e.a., de zegepraal behaalde op de meer gematigde partij, die zich tot dan nog min of meer had weten te doen gelden, kon men voorspellen, dat de gansche beweging moest uitloopen, indien zij eenig gevolg had, op eenige geweldige omwenteling, waar de gansche maatschappij en de werkende klassen wel in de eerste reeks zouden bij verloren hebben. Gelukkig echter dat die maatschappij sterk ge- | |
| |
noeg is om aan eenige schokken te wederstaan, en dat de werkersbevolking beter begint hare belangen te begrijpen dan de dwepende omwentelaars, die haar zouden willen leiden naar eene toekomst, waarvan zij zelven geen klaar begrip hebben.
Toen de Internationale, twee jaar daarna, deelnam aan de beweging der Commune, alhoewel - dit moet ter harer eer gezegd worden - zij de minst geweldige en de ernstigste rol speelde in die bloedige klucht, kon men voorzeggen, dat hare loopbaan niet ver meer zou strekken; want wie zich buiten den grooten weg der wettelijkheid stelt, loopt ras verloren. Toen zij vooral later, in plaats van zich van de Commune af te scheiden, zooals het eenige oprechte mannen deden, die eerst in de beweging niets gezien hadden dan eene wedereisching der gemeentelijke autonomie, toen zij zich gansch solidair maakte van al het slechtste, wat de Parijsche heetkoppen bedreven hadden, en de schelmstukken, die gepleegd waren, ging ophemelen, verloor zij alle aanspraak, niet alleenlijk op de sympathie, maar zelfs op de achting der ernstige democraten.
De toenemende verdeeldheden in den schoot der Internationale kwamen aan den dag te Londen en in den Haag, en bevorderden mede den val der beruchte vereeniging, die voor niemand een geheim kon zijn, noch betwijfeld worden sedert het Congres van Brussel.
Niet echter dat zij reeds van heden volkomen machteloos of argeloos geworden zij. In landen waar de politieke toestand nog onzeker is, waar vooral geen voldoende evenwicht onder de verschillige klassen der bevolking bestaat, kan zij nog opschuddingen teweegbrengen en kwaad veroorzaken. En men begrijpt derhalve, dat sommige regeeringen nog meenen te moeten
| |
| |
maatregelen nemen om haar te beteugelen. Maar in ons land kunnen wij haar gerust haren natuurlijken dood laten sterven, en ons vergenoegen met dien door onze vrije redevoeringen wat te bespoedigen.
En eens dat de Internationale verdwenen is, wat zal er van haar in de gedachtenis der menschen overblijven? Eenige bladzijden met bloed bevlekt in de geschiedenis der volkeren, en eene verkeerde theorie te meer in de geschiedenis der wetenschap..... voor zoover de aanhangers der arbeidersvereeniging zich lieten leiden door gedachten, en niet voortgestuwd waren door wilde driften en lage bijbedoelingen. Deze theorie, waaraan men eene treffende en opmerkenswaardige gelijkenis met de staathuishoudkundige beginselen der kerkvaders en conciliën niet ontzeggen kon, is ontwikkeld in Karl Marx' werken en vooral in zijn boek das Capital.
Zij is de stelselmatige overdrijving van deze gedachte, die zeer verspreid is onder de Engelsche economisten, (voor welke men echter aannemen kan, dat zij de socialistische gevolgtrekkingen hunner theorie niet voorzien hadden en ook niet zouden billijken), en volgens welke alle voortbrenging slechts rust op twee factoren: arbeid en natuurlijke krachten, zoodat de rol van het kapitaal, en vooral zijne productiviteit gansch over het hoofd gezien wordt. Ricardo, J. Stuart Mill en anderen hebben door slecht afgemeten uitdrukkingen dit onvolledig begrip gesterkt, en de Internationale, dezelfde orde van gedachten verder volgende, heeft het recht op het kapitaal uitgeroepen, waardoor zij verstaat de loochening der rechtmatigheid en wettelijkheid van het cijnsnemen, en het recht aan den werkman toekent om, in ruiling van zijnen arbeid, kapitaal te verkrijgen, ja, zelfs hem den titel geeft van schuldeischer tegenover de gezamenlijke maatschap- | |
| |
pij, die schuldenares is voor al de opgehoopte voortbrengselen harer besparing.
Dit is het eenige in alles wat uitgaat van de mannen der Internationale, waar men eenige redeneering, eenige aaneenschakeling der gedachte in aantreft. Al het overige is duisternis en onzin: op eene andere plaats hebben wij reeds gelegenheid gehad te doen zien, dat er, in de uitgaven dezer vereeniging, in ons land namelijk, niets te vinden is dan onvolledige, onsamenhangende, verwarde begrippen en opstokingen tot ruw geweld en onrechtvaardigheid.
Terwijl de Internationale zich dus schuldig maakte aan onwettigheid in hare handelingen en waarheidverdraaiing in hare gedachten, zagen wij van eenen anderen kant, de ware democratie zich zeer langzaam, wel is waar, maar toch onafgebroken verheffen onder eenen min aanmatigenden, zedigeren en eerbiedwaardigeren vorm, onder den vorm van inrichtingen van onderwijs, volksbanken, samenwerkende genootschappen, en andere coöperatieve vereenigingen tot verbruiking of voortbrenging, of tot verleening van crediet, waarvan wij de opkomst en de gedeeltelijke ontwikkeling begroeten als den dageraad van betere tijden, als een voorteeken van eenen beteren economischen toestand, als een onderpand van staatkundigen vooruitgang, als eenen waarborg van hooger beschaving.
Benevens de Congressen, waarmede wij ons hierboven bezig hielden, vond de openbare opinie nog stof tot overdenking in eenige andere gebeurtenissen, waar wij in korte woorden zullen van gewagen, aangezien ons geene ruimte genoeg overblijft, om er lang stil bij te staan.
| |
| |
Een gedeelte van het jonge koninkrijk Italië verkeerde bij voortduring in eenen anormalen toestand, treurig overblijfsel der vroegere verbrokkeling, waar de macht van het wettelijk gezag tegenover de toomelooze pogingen der onruststokers was in verloren gegaan. De Clericalen van alle landen juichten bij de storingen der orde in Sicilië, waarin zij meenden ‘het gekraak te hooren, dat de ineenstorting van het gebouw der Italjaansche eenheid voorspelt’, in de hoop van wederom op de puinen van dit gebouw een bolwerk voor hunne macht te kunnen doen verrijzen.
Die gebeurtenissen deden de quaestie bespreken der mogelijkheid en wenschelijkheid eener opschorsing der grondwettelijke vrijheden in de gedeelten van het rijk waar het gezag der wet niet erkend wordt. Landen aan meer vrijheid gewend en die beter de voordeelen van de vrijheid weten op prijs te stellen, hebben in dergelijke omstandigheden soortgelijke maatregelen genomen; Engeland bij voorbeeld, toen de Fenians in het voorjaar van 1866, de rust van het land bedreigden, aarzelde niet de habeas-corpus-akte op te schorsen, zonderdat die tijdelijke afwijking der constitutioneele beginselen de noodlottige gevolgen van eenen staatsaanslag na zich sleepte.
Eene andere gebeurtenis van vrij meer algemeen belang was de erkenning der regeering van maarschalk Serrano in Spanje door de Europeesche mogendheden. De wensch, dien wij in ons laatste nommer daaromtrent uitspraken, werd kort daarna volbracht. Groote opschudding bracht echter de weigering van Rusland teweeg, om zich bij de andere gouvernementen aan te sluiten in de erkenning van het gezag, dat feitelijk in het grootste ge- | |
| |
deelte van Spanje heerscht en het eenige is, dat kan gepaard gaan met eene vreedzame verhouding tusschen dit land en de overige landen van Europa. Dat Rusland zich hierin reeds afscheidde van Duitschland, met welke mogendheid en Oostenrijk het pas vóór een paar jaren een driedubbel verbond had gesloten, was eene omstandigheid, die voor velen onheilspellend scheen.
Ons echter bevreemdde die houding van het groote rijk, dat het oostelijk gedeelte van ons werelddeel beslaat, niet. Wij wisten wel, dat Rusland steeds getrouw blijft aan de politiek der legitimiteit, die haar vroeger aanspoorde om de Belgische Revolutie van 1830, door gansch Europa reeds erkend, en inderdaad hare tegenstrevers sinds lang overwinnend, slechts in 1853 als een wettig gouvernement te beschouwen; wij wisten, dat er ginder nog iets van den geest der Heilige Alliantie der Vorsten is overgebleven, die eens onverdeeld overal heerschte, en slechts door den vooruitgang der vrijzinnige gedachten allengs is uitgeroeid geworden.
Nog grooter opzien dan deze houding van het kabinet van Petersburg, baarde eene reeks behendig rondgestrooide telegrammen, volgens welke de quaestie der Sleswijksche provincien de oorzaak geweest was dezer scheiding tusschen de beginselen, die de buitenlandsche staatkunde van Rusland en Duitschland beheerschten. Volgens het zeggen der Duitsche bladen zou de gansche zaak slechts een louter verzinsel wezen; hopen wij, dat dit waar zij, en dat de vrijheid der Oostzee geen voorwendsel worde voor eenen oorlog tusschen de twee machtigste rijken van Europa. Wij kunnen daarmede ons hier niet verder ophouden; want wij willen in dit overzicht enkel de feiten bespreken, die tot het gebied der hedendaagsche
| |
| |
geschiedenis behooren, terwijl de zaak, die wij hier bedoelen, nog niet opgeklaard is, en wij dus de gevolgen moeten afwachten, die zij later kon hebben, of de ophelderingen die haar in het licht zullen komen stellen.
Aan de handelingen van andere regeeringen, zooals de Fransche - die zoo juist afpast wat zij aan de Republikeinen, (de eenigen die zich aan de bestaande wetten en inrichtingen onderwerpen), kan toekennen zonder Bonapartisten en Legitimisten te misnoegen, zoo scherp afmeet wat zij voor het door haar erkende Spaansche gouvernement doen kan, zonder te veel kwaad te veroorzaken aan de Carlisten, en zoo behendig uitrekent, hoe zij aan de eischen der Italjaansche Regeering kan voldoen, zonder den Paus en zijne aanhangers te kwetsen, - en ons eigen Belgisch ministerie - dat zoo weinig teekenen van leven geeft, alsof het vreesde zijné leefbaarheid te verliezen, zoohaast het ze bevestigt, - hebben wij geenen lust onzen tijd te wijden.
De aanstaande heropening der Kamers in ons land en bij onze naburen zal ons welhaast eene stof geven, denken wij, waardiger om behandeld te worden, waardiger ook de openbare aandacht te vestigen dan de ontsnapping van Bazaine en de inhechtenisneming van graaf von Arnim, die haar tot nu toe zoo bijzonder gaande maakten.
18 October.
A.C.
|
|