| |
| |
| |
Staatkundig overzicht.
Frankrijk verkeert wederom in eene erge crisis. De nationale Vergadering, gekozen te midden der omstandigheden, die men kent, bezield met eenen conservatieven geest gelijk er zelden in eene Kamer gevonden werd, dwaalt voort in den politieken doolhof, waar zij geenen uitgang vinden kan. Thiers, steunende op de meerderheid der centrums, was onbekwaam om de republiek te stichten. Op 24 Mei 1873 werd hij vervangen door Maarschalk Mac-Mahon, die den hertog de Broglie tot zijnen eersten minister benoemde. Deze steunt op de macht der rechterzijde alleen, en heeft tot hiertoe de zeer uiteenloopende denkwijzen, die de rechterzijde uitmaken, weten bijeen te houden. Maar nu staat hij tegenover de ware moeilijkheid, die waarvoor Thiers viel: de definitieve inrichting van het land.
Zal de Fransche staat een koningdom zijn of eene republiek? De republiek bestaat, of ten minste iets, dat uitwendig aan de republiek nog al gelijkt; maar velen beschouwen haar slechts als een voorloopig bewind, dat, op een meer of min verwijderd tijdstip, plaats zal moeten maken voor een koningdom, zoo hopen de Koningsgezinden; voor eene definitieve republiek, zoo hopen de Republikeinen. Maar het voorloopige verontrust het volk; in geen land is de openbare orde zoo innig verknocht met de stevigheid
| |
| |
van het bewind als in Frankrijk, en op dat bewind kan en mag men niet rekenen; zoo dat de geesten standvastig weifelend blijven, en de openbare zaken, handel en nijverheid, er sterk bij lijden.
De Hertog de Broglie meende een juste-milieu te hebben gevonden door het zevenjarig bewind te doen aannemen, dat noch de monarchie, noch de republiek zou wezen, maar het begin van het laatste, de kiezing van den voorzitter, zou vereenigen met het beginsel van het eerste, namelijk de vastheid der gedane keus. Maar tegenover de Ultramonarchisten der rechterzijde mocht hij het zevenjarig bestuur niet als definitief voorstellen, zonder gevaar te loopen hunne stemmen te verliezen; deze beletten hem aan het zevenjarig bestuur de vastheid te geven, die bekwaam zou wezen om aan de woelingen der partijen een einde te maken en dienvolgens de hoop der ultra's te verijdelen. Hij zou dus bij het linker centrum de hulp moeten zoeken, die hem daar ontvalt. Maar deze fractie wil van geene verzoening hooren, tenzij op het terrein der republiek.
Er blijft dus maar een middel over, dat reeds, onder het bestuur van Thiers, door Gambetta en de zijnen werd voorgesteld, en dat Thiers nu ook in plechtige omstandigheden heeft verklaard aan te nemen. Dat middel gelijkt aan het zwaard van Alexander. Het zal de knoopen doorhakken, die men anders niet kan los krijgen. Wij bedoelen de ontbinding der Kamer. Doch de toepassing van het middel hangt van de meerderheid der vergadering af. Mag men hopen, dat zij het zal willen gebruiken? Men weet, hoe moeilijk het valt iemand te doen bekennen, dat hij dwalingen heeft begaan; hoeveel bezwaarlijker is het niet om 700 personen te gelijk van die waarheid te overtuigen, vooral wanneer die 700 personen deel maken
| |
| |
van de regeering en voor een 700ste deel koningen of voorzitters der Fransche republiek zijn! Men moet, wel is waar, slechts de meerderheid overtuigen; maar dat zelfs levert bijna onoverkomelijke moeilijkheden op. De kiezingen, die beurtelings plaats hebben, vullen grootendeels de zich voordoende leemten met republikeinsche afgevaardigden aan; maar hoeveel jaren zal het duren, aleer de Republikeinen op die wijze de meerderheid verkrijgen? Inmiddels blijft het land heen en weer geslingerd. In plaats van vooruit te gaan, en zijne eenigszins uitgeputte krachten terug te winnen, ziet het overal zijne bewegingen gestremd en zijne ontwikkeling gestuit.
Finis Galliae! zeide de Paus na de overwinningen der Duitschers. Zou men dit niet met nog meer recht kunnen herhalen, wanneer men de Nationale Vergadering eenen voor Frankrijk meer dan ooit kostelijken tijd ziet verspillen in beuzelarijen, onwaardig van eenen ernstigen geest?
***
Een ander Latijnsch ras, dat vóór twee maanden geheel verloren scheen, heeft in het uiterste kwaad misschien zijne redding gevonden. De Carlisten belegerden Bilbao, dat hen, door zijnen val, meester moest maken van tenminste een vierde van het Spaansche Schiereiland. Dit dreigend gevaar heeft tijdelijk een einde gesteld aan de twisten der partijen. Allen zijn het hieromtrent eens geworden, dat het hoog tijd was de Carlistische beweging als iets ernstigs te beschouwen; Maarschalk Serrano nam zelf de leiding van het leger op zich.
Nu staan beide legers tegenover elkander, maar op Spaansche wijze: zij beloeren elkander standvastig, maar doen elkander eigenlijk weinig kwaad. Eene eerste scher- | |
| |
mutseling bleef zonder gevolg, en alles bepaalde zich nagenoeg bij wederzijdsche bedreigingen.
Men zegde, dat Serrano het er op gemunt had de Carlisten door politieke middelen uiteen te slaan. Deze poging mislukte, zoodat men in de macht der wapens zijne redding moest zoeken. Er blijft nu slechts af te wachten, wat de God der heerscharen zal beslissen.
Wij zijn in den Pruisischen oorlog gewoon geweest bijna alle dagen van eenen nieuwen slag te hooren spreken, en wij verstaan niet, dat deze oorlog - want het is een oorlog in den vollen zin des woords - zoo lang duurt, zonderdat de stijders handgemeen worden; maar er dient in deze zaak niet te worden vergeten, dat de strijd door de republikeinsche legers geleverd wordt in een bergachtig land, tegenover eenen vijand, die volop tijd gehad heeft om zich in eene door de natuur sterke stelling nog door kunstwerken te verschansen, en dat Napoleon I, toen hij het toppunt zijner grootheid had bereikt zijne beste soldaten nutteloos zag vallen door de hardnekkigheid der dweepzuchtige en vaderlandlievende Spanjaarden. In 1808 was een zijner beste generalen, Dupont, gedwongen met 25,000 man Fransche troepen de wapenen neer te leggen en de beruchte capitulatie van Baylen te teekenen. Serrano moet dus voorzichtig wezen; want het geldt hier voor de Spaansche regeering te overwinnen of te sterven. Hij mag dus het spel niet roekeloos wagen, en elke stap dient met de meeste omzichtigheid te worden gezet.
***
Terwijl beide Latijnsche rassen op de pijnbank uitgestrekt blijven, zetten de Germaansche rassen hunnen strijd tegen de Clericalen voort. De Paus zelf is de hoofdman dezer laatsten. Van uit zijne gevangenis van het Vatikaan
| |
| |
beweegt hij zijne legers; tot in het kamp zijner tegenstanders bezit hij bondgenooten, en die grijsaard zonder soldaten, zonder anderen steun dan vrijwillige giften, biedt weerstand aan twee keizerrijken, geeft hun vermaningen, scheldt ze uit en wordt, niettemin, door een van beiden ten minste, bejegend met denzelfden eerbied en dezelfde hoffelijkheid, alsof hij niets dan zegeningen uitsprak.
Na Duitschland is Oostenrijk genoodzaakt geweest wetten te maken om de aanmatigingen der Roomsche priesters tegen te werken. En ondanks den tegenstand der Roomsche bisschoppen en hunne kudden zullen de wetsontwerpen tot wetten worden.
***
In Duitschland hebben nu in den laatsten tijd de militaire wetten in den strijd der partijen de voornaamste rol vervuld. Het gouvernement van Willem, met Veldmaarschalk Moltke aan het hoofd, begeerde de almacht in militaire zaken te verkrijgen en verzocht het Parlement afstand te doen van zijn recht om jaarlijks het getal der onder de wapenen te roepen manschappen vast te stellen. Tot zulken afstand van souvereiniteit konden de Nationaalliberalen, die de meerderheid van het Parlement uitmaken, niet besluiten.
De Katholieken meenden uit dien toestand, waarvan de verwikkeling door de tijdelijke verwijdering van Bismarck nog werd vermeerderd, voordeel te kunnen halen. Zij spanden alle hunne krachten in om het door het Gouvernement voorgedragen ontwerp te doen mislukken. Dan zouden zij bij den Keizer hebben aangeklopt en, onder voorwaarde van het intrekken der wetten in kerkelijke zaken, hunne hulp hebben aangeboden, om gezamenlijk met de Conservatieven de militaire wetsvoorstellen aan het
| |
| |
land op te dringen; gelukkiglijk heeft men eenen uitweg gevonden, die aan de Nationaal-liberalen toegelaten heeft, mits eene door het gouvernement aangenomene wijziging, de wet te stemmen.
Het getal manschappen werd voor zeven jaar vastgesteld, zoodat Duitschland, ten minste gedurende het zevenjarig bestuur van Maarschalk Mac-Mahon in Frankrijk, verzekerd is een leger te bezitten, dat sterk en talrijk genoeg zal wezen om alle droombeelden van Fransche revanche onmogelijk te maken.
Het is niet aannemelijk, dat jaarlijks, op eene quaestie van leger-contingent, geheel de militaire inrichting van een land ter sprake gebracht worde, en in dien zin is de zegepraal der militaristen niet bijzonder gewichtig; maar stellig hebben de Nationaal-liberalen hier afgezien van een recht, dat in constitutioneele landen hoog wordt geschat en te rechte als het kenteeken der volkssouvereiniteit wordt beschouwd.
Hebben zij gelijk gehad toe te geven? Het belangrijkste, dat in de laatste jaren werd verricht, werd hier wederom op het spel gezet. De laatste kiesworstelingen werden gevoerd op het terrein der katholieke quaestiën, zoo dat de Nationaal-liberalen stellig werden gekozen met de bepaalde zending om die wetten in stand te houden en te doen uitvoeren. Nu deze nog niet voleindigde taak werd bedreigd, beslisten zij tijdelijk van hunne beginselen afstand te doen en eene toegeving vanwege het Gouvernement, door eene toegeving van hunnent wege te bekomen.
De baan is gevaarlijk en de Nationaal-liberalen moeten op hunne hoede zijn. En nochtans wanneer men denkt, dat Duitschland aan het constitutionalisme nog niet gewend is, hoe weinig wortels de gedachten van volkssouvereiniteit
| |
| |
in het Duitsche rijk kunnen geschoten hebben, is het onder dit oogpunt misschien eene behendigheid geweest zich niet te stijfhoofdig te toonen. Men kent de bedreigingen, die te dier gelegenheid in zekere hooge kringen uitgebracht werden, als vervanging van Bismarck door Manteuffel, ontbinding der Kamers, enz. Te veel strengheid hadde wellicht het geheele stelsel in verwarring kunnen brengen: terzelfdertijd als de Nationaal-liberalen dus de hoop der Clericalen verijdelden, hebben zij een argument te meer bijgebracht ten voordeele van het stelsel der grondwettelijke machten.
F.E.
22 April, 1874.
|
|